Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1779
(1779)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMengeldichten van 't Genootschap, Volmaakter door den tyd. Tweede Deel. Te Utrecht by S. de Waal, 1779. Behalven het Voorbericht 199 bladz.Het Genootschap, Volmaakter door den tyd, beantwoordt, in dit tweede Deel, zeer wel aan de verwagting, die wy 'er mot de uitgave van het eerste Deel van opgevat hebbenGa naar voetnoot(*); des het toen gezegde ook hier stand houde. Tot eene proeve hier van | |
[pagina 216]
| |
strekke in deezen het volgende Dichtstukje, getyteld, de Geloovige by zyn Graf.
Dit graf zal my ter rustplaats strekken.
Hier woont eerlang myn zielloos lyf,
Als in een vreedzaam slaap verblyf,
Tot God het weder op zal wekken,
In dien gewenschten morgenstond,
Wanneer het gantsche weereldrond,
Voor zyn geduchten stoel, ten oordeel zal verschynen;
Daar hem myn oog zal zien omringt van Cherubynen.
Ontzachlyk denkbeeld! stervelingen,
Die nog op de ydelheden bouwt,
Hoe moet, wanneer ge uw graf beschouwt,
De schrik en vrees uw ziel bespringen!
't Voorspelt u niets dan ach! en wee!
Gy landt nooit aan een zaalge ree!
Zoo God uw leevenskiel niet nog in tyds doet wenden,
Zinkt ge in een jammerzee van eindelooze ellenden.
Voor my 'k heb graf noch dood te schroomen:
Hy, die en dood en hel verwon,
Myn Jezus is myn leevens bron,
Hy heeft den prikkel hen benomen.
Zou ik dit doodsdal dan ontvliên!
Neen, 't doet me in 't zoetst vooruitzigt zien,
Hoe hy, die over 't stof, dit nietig slyk, zal waaken,
Eens in een beter oord myn heilstaat zal volmaaken.
'k Wil dan gerust myn graf bezoeken,
Dan wordt de Dood my tot een vrind,
Schoon 't veeg gewormt dit vleesch verslindt,
De heldraak my bedreigt met vloeken,
Geen nood: 'k stap echter rustig voort,
'k Verlaat my op 't onfeilbaar woord.
'k Bie willig 't lyf aan 't graf, de ziel verbeidt het boven,
Om daar, op nieuw veréénd, oneindig God te loven.
|
|