Verdeediging voor het Menschdom, of Verhandeling over de Gastvryheid van C.C.L. Hirschfeld. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Utrecht by G.T.v. Paddenburg, 1778. In octavo 144 bladz.
In deeze Verhandeling over de Gastvryheid, beschouwd als eene deugd, niet slegts van byzondere persoonen, maar van een gansch Volk, in zig sluitende elk menschnevend onthaal, elke heusche, dienstvaardige en weldoende bejegening van een Volk omtrent de leden van een ander Volk, stelt de Schryver zig voor, het Menschdom te verdeedigen, tegen de haatlyke beschuldiging van den Heer Home. Die Wysgeer naamlyk beweert, ‘dat 'er geen neiging in de menschlyke natuure algemeener is, dan de haat tegen vreemden.’ En die stelling, zo afzigtig voor 't Menschdom, wordt hier ten kragtigste wedersproken, door 't nasporen der oudheid, uitgebreidheid en instandhouding der Gastvryheid ook tot op den tegenwoordigen dag, onder alle Volken, zo beschaafden als onbeschaafden; by welken die gulhartige neiging niet uitgebluscht is, door onheusche of slegte behandelingen van vreemden; of ongevoelig afgenomen, door schikkingen die men, byzonder in Europa, gemaakt heeft, waardoor de uitoefening dier deugd minder te stade komt, en haare werkzaamheid dus zeldzaamer plaats heeft. De Heer Hirschfeld beroept zig hieromtrent zo op de oude als laatere geschiedenissen, en de berigten der Reizigeren door alle gewesten; die eenpaarig zamenloopen, om de ongegrondheid deezer beschuldiginge van 't Menschdom ten kragtigste te toonen.