Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve, over de verscheide middelen, aangewend om de denkbeelden aan 't gemeen mede te deelen. - De overlevering - de schryfkunst - en de drukkunst - met een verslag van de voordeelen der laatstgemelde - en aanmerkingen over de vryheid der drukperse.(Naar het Engelsch gevolgd.)
Dat de begeerte tot kundigheden, om den wil der kundigheden zelve, of, gelyk men dit, in een gevorderden staat der Maatschappy, gewoon is te noemen Liefde tot de Letteren, een bykomende zugt zou weezen, onbekend aan de Natuur, dat men dezelve zou moeten tellen onder de verfraijingen, door de Beschaafdheid aangebragt, is een gevoelen door de ondervinding niet geschraagd, en tot schande strekkende voor de aangeboore waardigheid eens redelyken Schepzels. Verbeelding en Aandoening, de kragt des Verstands en de Gevoelens van het Hart zyn, misschien, van natuure even sterk en vatbaar in den ruwen Indiaan, als in het beschaafde Lid eens gevestigden Burgerstaats. Mogelyk zouden deeze gelyksoortige vermogens, even geschikt tot werkzaamheid, en deeze neigingen even zeer op voldoening gesteld weezen, indien de Wilde niet steeds moest slaaven, om de noodwendigheden deezes leevens te verkrygen; noodwendigheden, die de Wysgeer doorgaans ten deele vallen, zonder de tusschenkomst van zyner handen arbeid. De Kweekeling der Natuure gevoelt, te midden van alle deeze ongunstige omstandigheden, de aandrift van zekere begeerte tot kundigheid, en zoekt voldoening. Hy bezit geheugen; hy moet | |
[pagina 603]
| |
zich, derhalven, zonder dat zyn wil hier toe mede werke, veele der indrukken, op zyne zinnen gemaakt, herinneren; hy bezit een vermogen van denken, 't geen hem leert redekavelen over, en gevolgen te trekken, uit de voorwerpen zyner ondervindinge en waarneeminge, zonder dat hy zulks beöoge. Hy voelt in zich eene verbeeldingskragt, bekwaam om voorlede denkbeelden van vermaak en sinerte te herroepen, en vatbaar om gestreeld te worden, door het schoone, het nieuwe, en het groote. Ieder natuurlyke werkzaamheid van natuurlyke bekwaamheden gaat met voldoening gepaard. Hy wordt dit ontwaar uit de onvoorbedagte verrigtingen zyner zielsvermogens; hy erkent, stilzwygende, dat het overeenkomstig is met zynen aart, en tragt, diensvolgens, dit te herhaalen, uit te strekken, en duurzaamer te maaken. Maar de voorwerpen, die onder de kennisneeming zyner zinnen vallen, en zyne persoonlyke ondervinding, voldoen noch in aantal, noch in gewigt, aan zyne vatbaarheid. Hy wordt opgeleid om te onderzoeken, wat omgegaan is onder zyne Voorvaderen; en, op zyne beurt, door zyne Naakomelingschap verzogt, om zyne eigene aanmerkingen te voegen by de berigtgeevingen zyner Voorvaderen. Waarschynlyk is dit de oorsprong der overleveringe: eene wyze om kundigheden mede te deelen, eertyds algemeen, en mogelyk nog in weezen op de nieuw ontdekte Eilanden van den Stillen Oceaan, op de oevers van de Rivier Senegal, en aan den voet der Andes. De Indiaansche Patriarch zit nog onder den lommer van een boom, en haalt den Godlyken oorsprong op van zyn' Stam of Geslacht, of vermeldt de krygsbedryven zyns Voorzaats, of zyne eigene kloekmoedigheid. De luisterende menigte draagt het verhaal mede, en vult het gebrek van 't geheugen aan, door behulp der verbeelding. De geschiedenis verspreidt zich, de tyd hangt 'er het zegel aan, en men heeft hier eindelyk de egtste geschiedenis, hoe duister en fabelagtig ook, van een Volk, naa dat het uit de barbaarschheid verreezen, en een zetel van kunsten en weetenschappen geworden is. In den vroegsten en ruwsten staat der Letterkunde, indien wy deeze benaaming mogen geeven aan de poogingen der verstands bekwaamheden, toen men geene Letteren kende, zyn menigmaal de kragtigste, en misschien volmaaktste, schoon kunstloosste, Dichtstukken voortgebragt. Weinig agts sloeg men op Geschiedkundige waarheid: dewyl deeze zich meer by de Rede dan by de Verbeelding vervoegt: doch de dichterlyke opstellen kwamen te voorschyn met merktekens van Vernuft, aan die van Inblaazing grenzende. Men hoort den Wilden, of uit zyn geheugen, of door eigenvinding, een Oorlogszang aanheffen, en de zagte toonen der Liefde slaan, bezield met de aandoeningen van een gevoelig hart, en het mangel van geregeldheid en bevalligheid aanvullende, door de kragt en de leevendigheid van natuurlyke uitdrukkingen. | |
[pagina 604]
| |
Mogen wy op de verhaalen van eenige Schryvers afgaan, dan heeft men Zangstukken, gelyk in langte met de beroemdste Heldendichten van Griekenland en Rome, zonder behulp van Letteren, van de vroegste oudheid af, tot den tegenwoordigen tyd, overgeleverd; en in ons eigen Land, in onze eigene eeuwe, weeten wy, dat overgeleverde vertellingen, zo in rym als in onrym, in menigte rondloopen by lieden van den laagsten rang, onkundig van de eerste beginzelen der Geleerdheid. De Bewoonder van een elendige hut, hoe dom en onweetgierig hy moge schynen in 't oog van den beschaafden Waarneemer, heeft zyn voorraad van onderhoudende gesprekken; en weet den bangen winterschen avond te korten met toververtellingen, met sprookjes van reuzen en spooken, welke hy gelooft op 't woord zyner Voorouderen, en welke zyne toehoorders, met even veel vermaak en lichtgeloovigheid, ontvangen; ten oogmerk hebbende, dezelve aan het opkomend geslacht mede te deelen. Het vroegtydig verschynen, en de algemeenheid van kundigheden, door Overlevering bekomen, schynt het denkbeeld te staaven, dat de zugt tot Letteren onder de eerste en sterkste begeerten behoort, in 't menschlyk gemoed huisvestende. Wy zien hoe dezelve ongerymdheid gelooft, zich over wartaal verwondert: wy zien hoe deeze een der sterkste kenmerken draagt van natuurlyke neiging, te weeten, eene gereedheid om de Rede te verwaarloozen en voldoening na te jaagen. Deeze brandende begeerte tot kennis, waar uit de overlevering den oorsprong ontleende, was schielyk bedagt op het uitvinden van verbeteringen, die de algemeene noodzaakelykheid daar van wegnamen. Men ontdekte welhaast dat de Overlevering vergezeld ging met groote ongelegenheden, en, in den volkomensten staat, gebrekkig moest weezen. Duizend gewigtige omstandigheden ontsnapten onvermydelyk de sterkste geheugenis, en behalven de miskwaamen, uit de zwakheid van dat vermogen herkomstig, en ontstaande uit de algemeene neiging om te vergrooten, en de eenvoudige waarheid op te cieren, gaf het gebrek aan geschreevene gedenkstukken, om 'er zich op te beroepen, geduurig gelegenheid tot bedrog. Oprechtheid van oogmerk, en sterkte van geheugen gingen niet altoos gepaard by hun, die het op zich namen, de Gebeurtenissen te vermelden. Naauwkeurigheid en juistheid van afbeelding waren zeldzaam, en de Burgerlyke Geschiedenis van elk Volk, geen uitgezonderd, is, in de eerste tydperken, duister, afgebrooken, en zodanig als men natuurlyk te wagten hebbe van mondlyke Overlevering. De uitvinder van middelen, om 't gebrek van 't geheugen te vergoeden, en de gelegenheid tot bedriegery weg te neemen, zal men ligt voorzien, dat als een groot Weldoender des Menschdoms zou aangemerkt, en, door de uitbundige dankbaarheid der onbeschaafde Eeuwen, boven den rang der Menschlykheid verheeven | |
[pagina 605]
| |
worden. Dus heeft men aan theuth, den Uitvinder der Letteren, onder de Egyptenaaren, en aan den zelfden Persoon, met den naam van hermes, onder de Grieken, bestempeld, Godlyke eere beweezen; eene Vergoding zeker, op de beginzelen der rede, ruim zo verdeedigbaar als die van bacchus, den Kweeker des Wynstoks, of van hercules, die den stal van augias zuiverde. Om deeze hunne ontdekking mede te deelen, vonden de uitvinders der Letter-tekenen het noodig, dezelve te merken op eenige zelfstandigheid, geschikt om ingedrukt of doordrongen te worden. Welke deeze zelfstandigheid was, is een voorwerp van weetgierig, doch onaangelegen, onderzoek. De oorspronglyke wyze, om de nieuw ontdekte characters op te schryven, was, hoe ook aangelegd, waarschynlyk zeer onvolkomen. Doch, gelyk het toegaat met alle ontdekkingen van weezenlyk gewigt, werd het denkbeeld, daar van ééns opgevat, voortgezet, met dat algemeene vuur, en die opmerking, welke zelden mist groote verbetering mede te brengen. De steen, het blad van den palmboom, de biblos of bast van den lindenboom, het looden schryftaseltje, de toebereide papyrus, het pergament, en het met wasch bestreeke schrystafeltje, diende, naar gelange de vordering toenam, of de zaak vereischte, om den geschreeven arbeid des ouden Dichters, Wysgeers, Wetgeevers, en Geschied-boekers, te ontvangen. Dat veele der edelste poogingen van de oude Vernusten, schoon geschreeven op zelfstandigheden, zo broos als de papyrus, of dermaate aan uitvryving onderworpen, als het met wasch bestreeken schryftafeltje, den tegenwoordigen tyd bereikt hebben, kan alleen toegeschreeven worden aan de veronderstelling, dat derzelver in 't oog loopende schoonheden meer dan gemeene waakzaamheid en zorge, om ze te bewaaren, veroorzaakte. In een veel laater tydperk vondt men eene zelfstandigheid, vervaardigd uit gescheurd linnen, schooner, gereeder, duurzaamer, en beter tot de oogmerken van schryven geschikt, dan alle de voorgaande stoffen, daar toe uitgedagt. Dezelve ontving den naam van zeker gewas, aan de oevers van den Nyl groeijende, 't geen, schoon eenigermaate daar na gelykende, verre daar voor moest wyken. Van een poreus, schoon vast, weefzel, ontving het de characters zeer gemaklyk, en behieldt ze duurzaam. De gemaklyke wyze, waar op men het Papier verkreeg, en beschreef, behoedde de oude Schryvers voor de mogelykheid, om in de vergetelnisse te geraaken, en, het mag, strikt gesprooken, gezegd worden, dat gedenkteken, duurzaamer dan Koper, opgerigt te hebben, 't welk een beroemd Dichter zichzelven voorspelde, met een vertrouwen, eindelyk geregtvaardigd door deletterlyke vervulling zyner voorzeggingen. De bezigheid, om de overblyfzels der Grieksche en Romeinsche Letterkunde over te schryven, werd eene nutte, eene onschuldige en aangenaame bezigheid voor veelen, die, in de donkere | |
[pagina 606]
| |
eeuwen der onkunde, lustloos zouden gekwynd hebben binnen de muuren van 't eenzaam klooster. Ontslaagen van de beslommeringen des burgerlyken leevens, onbekwaam tot Letteroefeningen, door gebrek aan Boeken, en gelegenheden tot vordering, schikten zy den tyd, die hun van de Godsdienstige verrigtingen overschoot, tot het overschryven van Werken, die zy menigmaal weinig verstonden. De slaafsche bezigheid van overschryven werd niet versmaad door de zodanigen, die zelve niets wisten uit te vinden; en de uitschryvers vonden zich aangemoedigd door nayver, om elkander te overtreffen in de schoonheid en verscheidenheid hunner cieraaden, de getrouwheid van naschryven, en de menigte van het werk door hun verrigt. Doch, daar ieder letter van elk Afschrift, onderscheiden met de hand gevormd moest worden, kon het volstandigste aanhouden maar weinig werks afleggen. Men schreef die Boeken niet met de vaardigheid eens hedendaagschen uitschryvers; maar met eene staatlyke stysheid, of eene naauwkeurige fraaiheid, beide even ongeschikt om spoedig voort te gaan. De Werken waren, overzulks, zeldzaam, gevolglyk zeer hoog geagt, en werden, by verkoop, ten duuren pryze betaald. Weinigen, in de daad, uitgenomen gekroonde of gemyterde Hoofden, en Genootschappen, konden zich een zo groot aantal verzorgen, dat het den naam eener Boekery verdiende, en zelfs de hooggeroemde Boekeryen van Vorsten en Kerkvoogden waren zodanig, dat de Verzamelingen van veele Amptlooze persoonen tegenwoordig ze verre overtreffen. Arm te zyn was, ten dien tyde, hoe groot iemands leerzugt of lettermin mogt weezen, een onoverkomelyke hinderpaal, om in Geleerdheid te vorderen: misschien maaken wy ons aan eene onredelyke bitsheid schuldig, wanneer wy de Monniken in 't algemeen luiheid en onkunde ten laste leggen; niet overweegende, dat een onwillige misslag ophoudt berispenswaardig te weezen; dat onkunde onvermydelyk is, waar de middelen, om kundigheden te verkrygen, schaars zyn; en dat de luiheid niet wel vermyd kan worden, wanneer de vereischten tot geschikte bezigheid niet te verkrygen zyn, dan met groote kosten, of oneindige moeite. Het was mogelyk min met oogmerk, om deeze ongelegenheden voor te komen, dan het baatzugtig inzigt om grooter winst te doen, door den gewoonen prys te vorderen voor afschriften, gemaklyker en vaardiger vermenigvuldigd, dat men eene nieuwe wyze ter hand nam, het boekdrukken naamlyk: - eene Kunst, die, van alle Kunsten, in de Geschiedenissen gemeld, de gewigtigste is, en de aangelegenste gevolgen hadt. Dat men de eerste voortbrengzels der Drukpersse voor het Handschrift wilde doen doorgaan, mogen wy besluiten uit de gelykheid van de Drukletters met die men schreef, uit het overslaan der groote Letteren en Cieraaden, die 'er met de pen by ge- | |
[pagina 607]
| |
schreeven werden, om de bedriegery gemaklyker te maaken, en uit de geheimhouding der eerste vinderen, welke zo verre ging, dat ze in verdenking van tovery verviele; aan deeze schreef men, in den beginne, de buitengewoone vermenigvuldiging der Afschriften toe. Maar het bedrog werd schielyk ontdekt. De volkomene gelykheid van de gedaante der Letteren, van de plaats en 't getal der woorden, op elke bladzyde, de byzondere netheid, en bovenal de veelvuldige Afschriften van denzelfden Schryver, bragten de waarheid onvermydelyk aan 't licht. Men begeerde dezelve niet langer te bedekken, wanneer men de voordeelen overwoog, en bedagt, hoe, door de nieuw gevonden Kunst, de Boeken in 't oneindige vermeerderd konden worden. Het bleek welhaast, schoon het in 't eerst niet bespeurd wierd, dat deeze nieuwe wyze aangenaamer voor den Leezer, en gemaklyker voor den Uitschryver, zou weezen; en dat de gedrukte Boeken, in 't algemeen, het gebruik der Handschriften zou doen ophouden, door eene voorkeuze, op oordeel gegrond. De Boekdrukkunst werd eerlang een handwerk, en de bezigheid van uitschryven, die voorheen alleen handgebaar en winst verschaft hadt, aan den Weetgierigen en den Ledigen, werd het bestendig bedryf en 't leevensonderhoud eener menigte van Kunstenaaren, als mede een ryke bron van winstryken handel. In 't algemeen verleent de Geschiedenis van eene Handwerklyke Kunst een schraal onthaal aan lieden, die smaak vinden in de Wysbegeerte, en de fraaiheden der Letterkunde. Dezelve vertoont menigmaal Kunstbedreevenheid veréénigd met laagheid van aart en slegtheid van zeden, waar door wederzin zich met verwondering vermengt: doch de gedenkschriften der Boekdrukkunst maaken eene uitzondering op deeze algemeene aanmerking. Veelen hebben zich op de Boekdrukkunst toegelegd, wier Letterkundige bekwaamheden een Hoogleeraarsstoel eere zouden aangedaan hebben. Door hunne Aantekeningen helderden zy den zin en meening op der Schryveren, den Letter van wier Werken zy verfraaiden, door schoone en naauwkeurige Drukken. De naamen van aldus, van robert en hendrik stephanus, van turnebus, en veele anderen, die de schoone Drukkunst met diepe Geleerdheid paarden, zullen altoos met eerbied en dankbaarheid vermeld worden, door den Liefhebber van Oude Letterkunde. 't Was een groot geluk voor de Geleerdheid, dat, op een tyd, als de dierbaarste Werken der Ouden alleen voor handen waren in Handschriften, zomtyds onleesbaar geschreeven, en dikwils verminkt of bedorven, 'er eenige Mannen opstonden, wier kunde en schranderheid hun in staat stelde, om, door de nieuwlings ontdekte Kunst, de waare leezing te bepaalen, en op te leveren. Deeze Mannen waren grooter Weldoenders van het Menschdom, dan veelen, die zich beroemder gemaakt hebben. 't Is | |
[pagina 608]
| |
geene ydele eere die Italie van de manutii, Duitschland van de forkas, Frankryk van de stepani, de Nederlanden van eenen plantinus, en Engeland van caxton, ontleent. Elk Letterminnaar ziet, met smert, te rugge op die tyden wanneer een erasmus de proeven nazag, van 't geen aldus drukteGa naar voetnoot(*); wanneer een Drukker, even als een Schilder der Oudheid, zyne Werken aan den Voorbyganger vertoonde, en aanwyzing van de Drukfeilen verzogt; wanneer de Wetgeevende magt van een groot Volk, door een Bevelschrift, zorge droeg voor de netheid der uitkomende Werken. Alle de vroegere voortbrengzels der Kunste, met eene ingewikkelde hoogagting, boven de laateren te stellen, is niets anders dan zich door den engbepaalden geest van een Liefhebber der Drukkunst te laaten bestuuren. 't Is nogthans, met die zaak weezenlyk dus gelegen, dat zy, in nauwkeurigheid, die natuurlyk verwagt mogt worden van de grootere geleerdheid der Drukkeren, de prachtiger uitgaven van laateren tyde overtreffen. Ik stem toe, dat de schielyk voortkomende pennevrugten van den hedendaagschen Schryver in 't licht verschynen op schooner papier, met een netter letter, dan de Vyftiende Eeuw vertoonde; en ook, als het Werk in de Moedertaale geschreeven is, vry naauwkeurig. Men moet desgelyks erkennen, dat, de vaardigheid des Drukkers in aanmerking genomen zynde, de maate van nauwkeurigheid, waar mede de dagelyksche nieuwspapieren voor den dag komen, in de daad te verwonderen is, en een doorslaand blyk oplevert, hoeveel vlyt kan doen, wanneer dezelve tot werkzaamheid gedreeven wordt, door de hoope op de overvloedige winst, welke onze meer dan Atheniensische nieuwsgierigheid geduurig verschaft. Een plantinus zou, misschien, de mogelykheid van zulk spoeden ontkend hebben. Boeken van Geleerdheid, egter, inzonderheid wanneer ze in doode taalen geschreeven zyn, komen traager van de pers; doch bezwaarlyk met dezelfde nauwkeurigheid. De verkeerde gierigheid, de groote onkunde van den hedendaagschen Uitgeever, verydelt dikwyls al den gedaanen arbeid van vroegere Drukkers, Overzienders en Uitleggers, die met een nauwziend oog de Proefbladen lazen, en de Handschriften vergeleeken. De Letter-voordeelen, ontstaande uit de Drukkunste, loopen dermaate in 't oog, dat wy, met dezelve breedvoerig van stuk tot stuk aan te wyzen, even dwaas zouden handelen, als hy, die, op den vollen middag, der zonne eene kaars ontstak, om te beter te kunnen zien. Maar de Zedekundige heeft niet min dan de Geleerde belang by | |
[pagina 609]
| |
de gevolgen, uit de werktuigelyke vermenigvuldiging der Boeken ontstaande. Aan deeze oorzaak schryft hy toe, die verandering in Zeden en Gevoelens, welke, binnen het verloop van twee Eeuwen, stand gegreepen heeft, en het oog van den oppervlakkigsten heschouwer niet kan ontgaan. De Wysbegeerte, eertyds bepaald tot eenige weinige uitgekoore Mannen, met de zelfzoekenheid van eenen alexander, die aristoteles berispte over het gemeenmaaken van de geheimen der Geleerdheid, heeft nu haaren invloed verspreid op de Geringen zo wel als op de Grooten, op den vrolyken en lustigen zo wel als den ernsthaftigen en blokkenden, op den Koopman en Handwerker zo wel als op den bespiegelenden Letterminnaar. De noeste Boekhandelaar geeft Korte Begrippen en Handleidingen uit, over allerlei onderwerpen van Menschlyke kunde; zy worden, voor een' kleinen prys, onder de geringste leden der Maatschappye, verspreid; de meesten hebben hen leezen geleerd. Eene zekere maate van Geleerdheid, die eertyds zeldzaam was, en iemand een in 't oogsteekend character byzette, heeft zich onder het Volk verspreid, en, in een vry land, als het onze, waar geene staatkundige banden het vry onderzoek belemmeren, zeer groote veranderingen te wege gebragt in 't algemeen stelzel van Zedekunde. Veel goeds is daar uit gebooren; gelukkig, indien het niet vergezeld ging met dat onvermydelyk inmengzel van veel kwaads, het lot des Menschdoms. De Geleerdheid, in deezer voege aan 't gemeen medegedeeld, heeft ons de woestste wildheid der ruwe onkunde doen verwisselen voor beleefdheid en heufchen ommegang; doch tevens eene algemeene werkloosheid en valsche kieschheid ingevoerd. De Geleerdheid strekte ten middel om het beeld der Deugd, ten meesten voordeele, in deszelfs natuurlyke schoonheid te vertoonen; maar heeft ook het hoeren optooizel der Ondeugd toegevoegd, door de bycieraaden eener bedorvene verbeeldingskragt. Zy diende tot een bestendige fakkel, om den Mensch, op 't pad der waarheid, voor te lichten; doch is tevens een dwaallicht geweest, om hem op 't spoor der dwaaling te brengen, en, eindelyk, in den jammerpoel der elenden te dompelen. Worden wy dikwyls in bekooringe gebragt, om te roemen, dat wy eene verlichte eeuwe beleeven; wy voelen ons niet zeldzaamer gedrongen, om de oude tyden van onkundige, dan tevens onschuldige, eenvoudigheid weder te wenschen. Indien wy zomtyds, met eene vermengde aandoening van smaad en medelyden, te rugge zien op de voorgaande ongeletterde Eeuwen, betuigen wy ook, nu en dan, gereed te zyn, om den trots op meerdere kunde af te staan voor 't weezenlyk geluk van Volks braasheid, die, schoon ze niet te eenemaal verdweenen zy, geen gelykmaatige vordering gemaakt heeft met onzen voortgang in Weetenschappen. - Hier, nogthans, geldt de oude grondregel, die elk weet, dat het misbruik eens dings geene genoegzaame rede is | |
[pagina 610]
| |
om het gebruik te wraaken. Men hebbe, daarenboven, te bedenken, dat de tegenwoordige tyden altoos gezien worden door de bedriegende middenstoffen van vooroordeel en drift, en dat de berispende oordeelvellingen des hekelschryvers niet steunen op weezenlyke verbastering; maar op de algemeene neiging, die, door alle eeuwen heen, de Menschen aanporde, om tegen de heerschende zeden uit te vaaren. Indien het waarheid zy, dat vordering in kennis een natuurlyk en pryzenswaardig voorwerp is van 's Menschen begeerte; moet ook de menschlyke natuur, hoe algemeener die vordering is, des te gelukkiger en volmaakter worden, en ook die Kunst, waaraan men dezelve grootendeels heeft dank te weeten, des te meerder hoogagting wegdraagen. Maar hoe twyfelagtig de uitwerkzels van de algemeene verspreiding der Geleerdheid ook mogen weezen op de Zeden der zodanigen, die, met het zelfde gemak, waar mede zy Boeken verkrygen, niet kunnen kiezen en oordeelen, valt 'er geen twyfel aan, of zy zyn heilzaam voor anderen, wier oordeel bestuurd wordt door eene verstandige opvoeding, en wier gevoelens niet verbasterd zyn door de bedorvenheid der tyden. Vóór dat de Drukkunst stand greep, hadt de Letterminnaar, die, met wederzin, het denkbeeld van te kwynen in het lui en vadzig kloosterleeven, beschouwde, nauwlyks eenig uitzigt om zynen vlyt en bekwaamheden te koste leggen, dan op de kinderagtige wartaal eener schoolsche Wysbegeerte, zo min geschikt om het hart te verbeteren en deugden te kweeken, als om waare kundigheden in 't verstand te storten: maar, zints dat gewigtig tydperk in de Jaarboeken der Geleerdheid, is elk, zelfs de armste Beminnaar der Zanggodinnen, in staat gesteld, om, zonder veel bezwaars, zich de werken eigen te maaken van de Grieksche en Romeinsche Wysgeeren, de groote Meesters in bespiegelende en daadlyke Zedekunde. Hy wordt onderweezen door dezelfde Leermeesters, die een xenophon en een scipio vormden; hy kan, in zyn afgesloote kamer, verkeeren met de beroemde Wyzen der Oudheid, en bykans dezelfde voordeelen genieten, als of hy daadlyk met socrates onder eenen boom zat, met plato in het Lyceum wandelde, en cicero in zyne eenzaamheid op Tusculum vergezelde. Alles wat strekt om een nieuw licht te verspreiden over 't verstand van een geheel Volk, of eene verandering te wege te brengen, in 't algemeene stelzel der Zeden, brengt schielyk eene gelyke omwenteling in hun Staatkundig Character te wege. Kasteelen in de lugt, die, door den damp der onkunde heen gezien, voor weezenlyke zaaken gehouden worden, verdweenen by het dagen van het licht der Geleerdheid, even als de betovering overgaat op het beleezen des bezweerders. De Zon der Geleerdheid brak door, alles klaarde rondsom op, en zy, die gebeefd hadden vóór de ingebeelde nagtverschynzels, waagden het den | |
[pagina 611]
| |
weg te vervolgen, en elk voorwerp, 't welk hunne aandagt trok, gade te slaan. Om onverbloemd te spreeken, de vooroordeelen, ten opzigte van het Burgerlyk Bestuur, gevormd door onkunde, en gekoesterd door Staatkundige magt, verdweenen schielyk, toen de Drukkunst de Boeken vermenigvuldigd, en den geest des onderzoeks opgewakkerd hadt; zy gaven plaats aan de voorschriften eener wel onderweeze Rede. Men begon de natuurlyke regten des Menschdoms, naar eisch, te begrypen, op het regt der Volken te letten, blinde gehoorzaamheid werd, aan den eenen kant, met dezelfde strengheid niet meer gevorderd, en, aan den anderen kant, met dezelfde slaafschheid niet meer betoond. Wat 'er nog over bleef van de Leenregeering kon niet lang stand houden, toen men, uit de Boeken, vryer denkbeelden kreeg over de Monniken, en een groot deel van waardigheid en gezag kon verkreegen worden, niet alleen door geboorte en rykdom; maar door enkel in letteren uit te munten. Het onderscheid van Leenman en Leenheer hieldt schielyk op het eenige te weezen in de Maatschappye, wanneer de Menschen, door 't gemak, 't geen de Boeken hun verschaften, opgeleid wierden om fraaije kunsten te leeren, zich op de Wysbegeerte, en de Geleerdheid, toe te leggen. Deeze Letteroefeningen boezemden eene edele verhevenheid van geest in, die het versmaadde, nederige hulde te bewyzen aan rykdom, van Letterkunde ontbloot. Rykdom, van kundigheid verstooken, in de daad, kon dien rechtschaapen eerbied, welken men natuurlyk verschuldigd is, en gereedlyk toebrengt, aan weezenlyke verdiensten, niet verwerven, of met geweld afpersen. Door 't leezen werden de Menschen tot denken gebragt, en door denken ontdekten zy, dat zy zich in eene groote dwaaling gestooken hadden, wanneer zy hunne Overheden aanzagen als een hooger rang van Weezens; doch zy leerden, ten zelfden tyde, het geluk kennen, van onder een welgeregeld Staatsbestuur te leeven, en den pligt van gehoorzaamheid in vergelding voor bescherming, als mede de Staatkundige noodzaaklykheid der onderwerping. De Geschiedenis, de verhandelingen over de Staatkunde, verschaften rechtmaatige denkbeelden van de Burgerlyke Maatschappy, en een bezef der nutheid bragt eindelyk die vrywillige berusting voort, die eertyds gevorderd werd door aanmaatigingen van het Godlyk regt, of door de onmiddelyke tusschenkomst van gezag. De zugt tot overheersching, die tot smaad strekte van den yzeren schepter des onkundigen en ongeletterden Dwingelands, werd, in den verlichten Vader zyns volks, gevolgd, door een geest van goedertierenheid en wysgeerige gemaatigdheid. De magt, welke eertyds steunde op den lossen zandgrond van Volksvooroordeel en vreeze, verkreeg, toen die vooroordeelen en die vrees, door vry onderzoek, verdreeven waren, vastigheid op den grondslag der Reden. | |
[pagina 612]
| |
Niemand noeme het eene enkel bespiegelende veronderstelling, dat wy deeze heilzaame gevolgen aan de uitvinding der Drukkunste toeschryven: naardemaal hy, die alle de afgelegene, zo wel als nadere, uitwerkzels der Drukkunste overweegt, dezelve tot het voortbrengen daar van genoegzaam zal keuren. Wanneer lieden van allerlei rang schielyk in staat gesteld worden om hunne bekwaamheid tot denken, met kragt, te werk te stellen; eene bekwaamheid, die alleen geslaapen hadt, uit gebrek aan gelegenheid om te ontwaaken, moet het uitwerkzel daar van zo treffend weezen in de Zedelyke en Staatkundige Wereld, als 't geen in de Natuurlyke plaats grypt, by de wisseling van Nagt en Dag, van Winter en Lente. In deezervoege heeft de Drukkunst meer toegebragt tot het geluk der Koningryken, en gewigtiger gebeurtenissen in derzelver geschiedenissen doen ontstaan, dan alle de poogingen der hooggeroemde Vermeesteraaren en Wetgeeveren der Oudheid. Dat dezelfde Kunst, die deeze heilzaame gevolgen hervoortgebragt heeft, ook ongebondenheid voedzel verschaft, oproer gekoesterd, en den vlam des Burgerkrygs ontstooken hebbe, moet toegeschreeven worden aan dien elendigen staat der menschelyke zaaken, waarin al het goede, door zeker gewigt van daar mede vergezeld kwaad, word opgewoogen. Aan de Drukkunst zyn wy de Hervorming, voor geen gering gedeelte, verschuldigd. Te recht wordt opgemerkt, dat, indien de Boeken van luther alleen vermenigvuldigd waren, door het traaglyk uitschryven, ze weinig in aantal zouden geweest, en het gemaklyk gevallen zou hebben, die op te koopen of te verbieden; maar in overvloed van de Drukpers komende, verspreidden zy zich over 't land, met de snelheid eener overstroominge, die te meer kragts krygt door de poogingen, aangewend om den voortgang daar van te stuiten. Hy die het bestondt, de verspreiding der Boeken, ééns van onder de Pers gekomen, te verhinderen, ondernam eene taak, zo bezwaarlyk als het verdelgen van den Hydra. Tegenstand was vrugtloos, de Godsdienst werd hervormd; en wy, die het hoogste belang hebben, in deeze gelukkige omwenteling, behooren ons te herinneren, dat de poogingen van luther veel min zouden betekend, of kragteloos geweest zyn, zonder de bykomende hulp der Drukkunst. Hoe zeer de zaak van den Godsdienst, door deeze Kunst, bevorderd wierd, moet elk blyken, die in aanmerking neemt, dat dit middel de Gewyde Schriften ter hand gesteld heeft aan een ieder: daar zy, behalven dat ze eertyds opgeslooten waren in eene doode taale, niet, dan met veel moeite, konden verkreegen worden. De veelvuldige Verklaaringen des Bybelwoords, van allerlei soort, die strekken om de Godsvrugt te bevorderen, en den Christen Wysgeer te vormen, zouden waarschynlyk noit opgesteld geweest zyn, en zeker haaren heilzaamen invloed zo verre niet | |
[pagina 613]
| |
verspreid hebben, indien de Drukkunst onbekend gebleeven ware. Door dezelve is het licht, geschikt om eene duistere Wereld te verlichten, in een voordeeligen stand geplaatst, om deszelfs straalen te verspreiden. Dan is deeze loflyke Kunst een allerheerlykst middel geweest, om de Leerstellingen van den Godsdient op te helderen, en de Pligten der waare Godzaligheid aan te dringen, dezelve heeft ook, bovenal in de Eeuw die wy beleeven, den wortel van Godsvrugt en Zedelyke Deugd zoeken te knakken, door gevoelens voort te planten, gunstig voor den Materialist, den Twyfelaar, en den Losbandigen. Hedendaagsche Schryvers zyn 'er door in staat gesteld, om, op eene schandelyke wyze, hunne gierigheid, trotsheid en grilligheid voldoening te schenken, door het verspreiden van Stelzels, strekkende om de waardigheid der menschlyke natuure en het geluk der Stervelingen te verwoesten. Maar, schoon het misbruik der Kunste zeer te bejammeren is in de veelvuldige Werken, welke van de Pers zodaniger Boekverkooperen komen, die alles voor winst veil hebben, ontstaat, uit dit kwaad, het voordeel, dat de Waarheid, daar zy groot en overwinnend is, nieuwen luister moet verkrygen, en door de meerderheid haarer sterkte in den stryd met de drogredenaaren te toonen. In deezervoege heeft de Drukkunst, in welk een licht ook beschouwd, de aandagt getrokken en agting verworven. De kunstrykheid der vinding wekte de weetgierigheid der Kunstenaars altoos op; het nauw verband, waar in dezelve stondt met de Geleerdheid, maakte haar een voorwerp der Geschiedkunde; en door haaren uitgestrekten invloed op de Zede- en Staatkunde, als mede op den Godsdienst, is zy nu een zeer aangelegen voorwerp van bespiegeling geworden. Maar hoe zeer wy het Menschdom mogen geluk wenschen met deeze uitvinding, zyn 'er mogelyk, die wenschen, dat ze, even als de vond van het buskruid, altoos in 't duister en onbekend gebleeven ware. Ten opzigte van de uitwerkzelen der Drukkunste op de Letterkunde, beweeren zy, dat daar door het getal der Boeken derwyze vermeerderd is, dat het veel eer tot verbystering, dan tot verlichting, diene: en, met betrekking tot de slegte uitwerkzelen op de Zeden, klaagen zy, dat 'er eene valsche versraijing is ingevoerd, onbestaanbaar met de eenvoudigheid en oorspronglyke zuiverheid van waare Deugd. Omtrent het eerste mogen wy zegen, dat, hoewel zy een oneindig getal van geheel onwaardige Werken in 't licht brenge, stukken van waar vernuft en keurig opstel altoos hunne waarde zullen behouden: en het zal der rechtschaape Oordeelkunde altoos gemaklyk vallen, deeze te schiften en te scheiden van den nietsbeduidenden hoop: en, schoon, met betrekking tot de zedelyke uitwerkzelen, de waarheid ons de bekentenis afperfe, dat Zedeloosheid on Ongodsdien- | |
[pagina 614]
| |
stigheid daar doer verspreid zyn, en men, op de onbeschoftste wyze, de geheimen des byzonderen leevens verspreid, en schandlyke geschiedenissen algemeen gemaakt heeft, zullen, nogthans, deeze onheilen verdwynen, als de tyd en de waarheid over de valschheid zegevieren. De vryheid der drukpersse is een onderwerp, waar over men niet, dan met de uiterste omzigtigheid, moet spreeken. Elk Letterminnaar schrikt, met rede, op de enkele gedagten, van het aanstellen eener Regtbanke in 't Gemeenebest der Letteren; elk Liefhebber zyns Vaderlands moet, met verontwaardiging, het voorstel verwerpen, om de stem der waarheid, door de bedreigingen des gezags, te doen zwygen: doch tevens zal elk waar Vriend der Geleerdheid en van het Menschdom, die, vry van driftige partyzugt, deszelfs waare belangen verstaat, zich verheugen, op 't aanbreeken van den dag, wanneer de voordeelen van de Vryheid der Drukpersse ontheven worden van de miskwaamen, uit ongebondenheid herkomstig, die, zonder het beraamen van eenig geschikt hulpmiddel, zal aanhouden, zo lang 'er, aan den eenen kant, behoeftige en schraapzugtige Uitgeevers zyn, en, aan den anderen kant, oproerige en beginzellooze Leezers gevonden worden. Maar tegen nieuwigheden in eene byzonderheid, zo nauw verbonden aan Burgerlyke Vryheid, moet men, in een Vry Land, altoos met de grootste zorgvuldigheid waaken. De Menschen zullen dikwyls een tegenwoordig kwaad, welks natuur en uitgestrektheid zy by ondervinding weeten, liever geduldig draagen, dan gevaar loopen van een toekomend onheil, 't welk, misschien, het gelukkig voorgestelde einde ruim zou opweegen. Indien dan het onbeperkte gebruik der Drukpersse het Palladium der Vryheid is, gelyk men 't dikwyls noemt, dat het ons dan nimmer door list of geweld ontnomen worde! en mogelyk zyn de rampen, uit het misbruik van dit voorregt herkomstig, van dien aart, dat ze, eenen vryen loop gelaaten zynde, in 't einde, zichzelve te recht brengen: want het gaat vast, dat 'er een tydperk kan komen, en mogelyk naderen wy thans sterk tot hetzelve, waar in de verwaatene ongebondenheid van spot- en hekelschriften te veragtlyk wordt, om de aandagt te trekken, en dus mist in haare boosaartige oogmerken. Gierigheid zal het uitgeeven staaken, wanneer de Menschen te wys zyn om te koopen: partyschap en trotsheid zullen zwygen, wanneer zy niet langer gehoor krygen: men weet, by ondervinding, dat straf en dwangmiddelen gewigt byzetten aan oproerige Schriften, door de aandagt, die zy anders niet zouden gaande maaken, op te wekken, en dus juist dat geen veroorzaaken, 't welk men zogt te weeren; even gelyk de middelen, om den brand te blussen, dien zomtyds geweldiger doen woeden. Dan dit netelig stuk der Wetgeevende magt aanbevelende, wen- | |
[pagina 615]
| |
schen wy, en hier in zal het verlichte en beste deel des Menschdoms met ons zamenstemmen, dat de tyd niet verre af zy, waar in de hoedanigheden van het Hart, met dezelfde vuurigheid, zullen aangekweekt worden, als de vermogens des Verstands, waar in de zugt om byzonder te weezen, en de geldgierigheid niet langer Werken in 't licht zullen brengen, strekkende om het Volk eene valsche Wysbegeerte, een dwaalend Geloof, of oproerig Gedrag in te boezemen: waar in de Drukkunst niet langer misbruikt zal worden om de Ondeugden te blanketten of de dwaasheid te regtvaardigen; doch, werkende tot bereiking van de gepaste einden, teffens de belangen van Geleerdheid en Deugd bevorderen, belangen, die, zonder onnatuurlyk geweld, niet kunnen gescheiden worden. |
|