Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 427]
| |
Op waarheid en gerechtigheid
Is zyn geduchte troon gevestigd in den hoogen.
Een duisternis, alom verspreid,
Bedekt zyn aangezigt voor alle sterflyke oogen.
Het alvernielend bliksemvuur
Vliegt, schittrend', nu en dan, rondom den troon des Heeren:
Komt, ziet, somtyds op 't eigenste uur,
Zyn hat'ren, door den gloed van 't stralend vuur, verteeren!
Onze aarde, eerbiedig en vol schrik,
Schudt vreeslyk overal op haar vernielde gronden:
In dit ontzaglyk oogenblik,
Word berg by berg, hoe hoog! door 't Zeegeweld verslonden.
Het hemelsche bazuingeschal
Doet ons de nadering van 't vreeslyk oordeel hooren;
Terwyl de Koning van 't heeläl,
Dus, door de wolken, spreekt, uit zyne hemelkooren:
‘Weest schaamrood tot in eeuwigheid,
Onreine dienaars van vervloekenswaarde goden!
Die 't maaksel, door uw hand bereid,
Een Godlyke eer beweest, in spyt van myn geboden!
Komt, dienaars van myn wil en wenk,
ô Englen! dient myn wraak op deez' weêrspannelingen!
En gy wien ik den hemel schenk,
Gy, voor myn bloed gekocht! 't voegt u triomf te zingen!
Ik ben 't, die, uit myn' hoogen troon,
Het lot der waereld schik, door my uit Niet getoogen;
Ik ben het; die de valsche Goôn
Geheel verbryzel, of tot stof maak, voor elks oogen.
Niets bare u vrees: uw Schutsheer leeft.
Veracht der boozen haat; hun list zal u niet deeren:
De hater van uw hat'ren heeft
De pylen van hunn' boog zelf tegen hen doen keeren.
Gy, door myn zuiver licht geleid,
Volbragt, zo veel gy kost, myn heilige geboden:
Geniet nu ook de zaligheid,
Die ik voor u verwierf, toen my myn haters doodden.
Treedt toe, gezegenden! welaan,
Munt uit, op myne komst, in eedle dankbetooning:
Treedt toe, als vriend en onderdaan,
En heiligt uwe vreugd in my, uw Vriend en Koning’.
|
|