Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen over de schadelykheid van het koper voor de gezondheid.
| |
[pagina 402]
| |
onder de handen is geeft het een onaangenamen reuk van zig; en 't verwekt op den tong een wrangen, scherpen, walgagtigen smaak. Het word zo wel door 't Water als de Olien met den tyd opgelost, en van alle Zouten opgegeten. Het opgeloste Koper verkrygt van de zuure en vaste Alkalische Zouten eene groene, maar van de Pisagtige eene zeer schoone blaauwe, koleur. Men rekent dit Metaal, en voornaamlyk het Spaansch Groen, onder de vergiften: want de Spys, of ook wel het Water, dat lang in Koper gestaan heeft, word daardoor zeer schadelyk. Het veroorzaakt in de Maag en Ingewanden pynen en hevig braken; dikwils eene vergeefsche aandoening tot ontlasting; ook wel verzweering in de Darmen; by wylen bezwaarlyk ademhalen, krampagtige zamentrekkingen der Leden, en een treurigen dood, naarmate der mindere of meerdere hoeveelheid van dit vergift. Tegen dit zeer algemeen aangenomen gevoelen hebben zig egter, voor weinige jaren, twee voorname Mannen te Berlyn, de Heeren Eller en Formey, aangekant, bewerende, dat 'er geen nadeel te wagten is van 't gebruik van Koperen Vaatwerk. Dan tegen den Brief, welken die Heeren deswegens gemeen gemaakt hebben, heeft de Heer Amy, Advocaat by het Parlement van Frankryk, eene opzetlyke Wederlegging geschreven; die der lezinge waardig is. Ze behelst eene zeer duidelyke ontvouwing van de nadeelige gevolgen, die het algemene gebruik van Koperen Vaatwerk met zig sleept; en toont ten allerklaarste de nietigheid der bewyzen, welken, ten voorspraak van 't Koperen Vaatwerk, bygebragt worden. Op de lezing van dat Geschrift vind men zig, met den Heer Amy, als genoopt om te gelooven, dat een Stuk zo ongegrond nooit uit de handen dier Heeren gekomen is; maar dat de een of andere gemeene Schryver dien Brief opgesteld, en slegts gebruik gemaakt heeft van deze beroemde en geagte Namen, om het Publiek te misleiden, en zulk een nadeelig vooroordeel in ligtgeloovigen te sterker te vestigen; waertoe men zelfs gebruik maakt van misleidende redeneringen. - Zo zegt men, (om hier van nog een voorbeeld te berde te brengen,) ‘dat de Geneesheeren, door behulp der Scheikunde, nooit iets schadelyks in het nauwkeurig gereinigd Koper hebben kunnen ontdekken; en dat men 'er zelfs in | |
[pagina 403]
| |
tegendeel heilzame geneesmiddels uit vervaardigd heeft’. - Dit is, mag men wel zeggen, den onoplettenden Lezer misleiden; want de vraag is niet, of het nauwkeurig gereinigd Koper geen kwade uitwerking doen kan? maar of het niet een waar vergift worden kan, wanneer het zig in zodanig eene gesteldheid bevind, in welke men het gewoonlyk in onze Keukens en Apotheken gebruikt? En dit laaste zal niemand kunnen tegenspreken, daar de veelvuldige ongelukken, die dagelyks uit het gebruiken van 't Koper ontstaan, zulks ten sterkste bevestigen. Wat wyders het gemelde nopens het geneeskundig gebruik aangaat, 't is zeker dat zulks plaats heeft; en men weet, dat de beroemde Boerhave van oordeel was, dat eene ontbinding van Koper, met het vlugge Olieagtige zout bereid, boven alle Pisdryvende, en tegen de Waterzugt gebruikt wordende, middelen, den voorrang verdiende: maar wie weet ook niet, dat men doodlyke Vergiften, door behulp der Scheikunde, in heilzame Geneesmiddelen veranderen kan? - Voor 't overige leert ons dit Geschrift, ter bevestiginge van 't algemene gevoelen van voorzigtige Geneesheeren en ervaren Scheikundigen, dat het Koper door zeer veele Scheivogten ontbonden word, en, in één derzelven ontbonden zynde, eene kragt verkrygt, die aan de gezondheid ten hoogsten nadeelig is, en hevige toevallen kan voortbrengen. En zulks toont ons, wat men ook beweren moge van de schadeloosheid van nauwkeurig gereinigd Koper, dat het gebruik van Koper Vatenwerk in de Keukens en Apotheken min veilig is, dan dat van Yzeren en Aarden of Glazen Vaten; daar 't vast staat, dat het gebruik der Koperen Vaten van groot nadeel kan zyn, wanneer ze maar eenigzins onvoorzigtig behandeld worden. - Dit is nog onlangs, met het afloopen van 't jaar 1770, aan ongeveer tweehonderd Weeskinderen, in het Diaconiehuis dezer Stad gebleken. Volgens het verhaal van den Heer Willmet, Apotheker van dat Huis, was dit deerniswaardig ongeval ontstaan, door 't nuttigen van Spyzen, waarvan het Vet gezouten, en nog daarenboven met eenig Salpeter aangezet was, en dat in Koper gestaan had. Het Metaal was hierdoor zodanig aangetast, dat het Vet, 't welk aan 't Koper raakte, te eenemaal eene groene koleur had aangenomen. De ongesteldheden, op het gebruiken dier Spyzen, als zware benau wdheden, | |
[pagina 404]
| |
allersterkste opspanningen, yselyke Stuiptrekkingen enz. ontstaan, zyn allernaarst geweest. Gelukkig is 'er niemand van gestorven; dan 'er verliep evenwel min of meer een jaar, eer deeze ongemakken geheel hersteld waren; ook zyn de Binnen-Vader en Moeder, van wegens hunne onvoorzigtigheid, afgezet. - Wyders heeft my een later ongeval genoopt, om bepaaldlyk eenige waarnemingen te doen op de werking van den Most op het Koper; waarvan ik den uitslag, als oordelende zulks niet ondienstig, nog wat byzonderer zal melden. In de maand January dezes Jaars, werd de Binnen- of Keuken-Vader, van dit Aalmoesseniers Weeshuis, onder het drinken van witten nieuwen Most, min of meer een Koperachtigen smaak gewaar; en na het gebruik van 3 a 4 kelken des avonds, gevoelde hy walging, krimping, zwelling en verstyving des Buiks; welke ongemakken hy anders nooit bespeurd had. Gelukkig ontlastte hy met den morgenstond die stoffe, maar de krimpingen bleven egter nog wel drie dagen aanhouden. Op zyne vraag, of 'er ook door de Konst ontdekt kon worden, wanneer nieuwe Most met Koper gemengd mogt zyn, die ik met Ja beantwoordde, heb ik, om van de verdagtelyke stoffe verzekerd te zyn, den Most getoetst; en ziet, de vlugge geest van Ammoniakzout toonde het Kopergroen zeer duidelyk aan; de Most werd terstond blaauwachtig, tot een bewys, dat 'er Spaansch Groen in schuilde: soortgelyke gevallen, welken onmiddelyk op het gebruik van dien drank gevolgd waren, vernam ik meer in deze Stad, 't welk te wege bragt, dat de Most, door de ondervinding van de zodanigen, verdagt gehouden werd. Om nu myn evenmensch niet aan voorkomelyke onheilen bloot te stellen, vond ik my verpligt, deze gevallen publiek te maken; 't welk my bewoog, om, den 10 Febr. dezes Jaars, een Bericht hiervan in de Amsterdamsche Courant te geven. Deze Gebeurtenissen hebben my doen besluiten, om de ontbinding van het Koper met witten Most na te sporen. Om dit gemakkelyk te kunnen verrigten, werden my, door een beëedigd Makelaar in Wynen, verscheiden proefjes witten Most van verschillende Merken, regelregt van vlotschuiten des tyds bezorgd; welken ik vooraf met den geest van Ammoniak zout toetste, en allen zuiver bevond. Hieruit heb ik afgeleid, | |
[pagina 405]
| |
dat het Koper-groen, 't welk ik in den Most, voorheen in deze Stad gebragt, ontdekt had; misschien toevalliger wyze, in dezen en genen Most gekomen was; die wyders, by ongeluk, aan zommigen ten deel viel; waar door dan de gemelde onheilen ontstaan kunnen zyn. Om dit nader te beproeven, nam ik, voor eerst, een rood Koperen bekkentje, in 't welk men de vlakte des bodems alleenlyk met Most bedekte; waar toe een half mutsje noodig was. Ik liet dezen Most 18 uuren koud daar in staan, en, op de toetzing, bevond ik, dat het Koper sterk aangegrepen, en de Most veel Koper-groen in zig bevatte. Dezelfde proeven heb ik, vervolgens, in twee bekkentjes van rood en geel Koper, etlyke malen, te weten met 12. 6. en 3 uuren herhaald; en zy gaven allen, door den proefgeest, het teken van meer of min met Koper bezwangerd te zyn. - De Most naamlyk, schoon dezelve zeer zoet van smaak zy, bevat egter een zuur; en om dit met het oog gewaar te worden, mengde ik, by eene drachma Syroop van vioolen, eene once Most; en terstond werd de Most rosagtig; een bewys van het zuur, 't welk het Koper te gretiger ontbindt. Een druppel Most, op een strookje wit glas geplaatst, en met een sterk vergrotend glas beschouwd hebbende, ontdekte ik ontelbare, verschillende, en ondoorschynende bolletjes, als mede enkelde pluisagtige deeltjes, welken my toeschenen overblyfzelen van vliesjes te zyn; waar in 't zap der Druiven zig onthouden had; dog druppels van andere Most verschilden weder hiervan, zo in meerder en minder bolletjes als pluisjes. - Ik stelde daarbenevens een anderen druppel Most aan de Lugt bloot, om te verwaassemen, na denzelven alvorens bezigtigd te hebben: maar toen ik haar andermaal ter vergroting bragt, vertoonde die druppel zig slegts smeerig; de bolletjes daarentegen waren zigtbaarder en verhevener geworden. - Voorts liet ik, onder het bezigtigen van een druppel Most, door een ander, enkelde fyne vylzeltjes rood Koper, zeer omzigtig, op denzelven, onder het Mikroscoop geplaatst, strooijen; waar op de stofjes schielyk in eene sterke beweging geraakten, elkanderen wederzyds aan- en afstootten; enkelde andere punten schooten zeer vlug voort; en vervolgens geraakten zy tot stilte. - Deze eigenste proef | |
[pagina 406]
| |
stelde ik ook met geel Koper in het werk, en de aangryping was overeenkomstig met de voorgaande. Deze niet onaartige Liefhebbery is veelmalen, met onderscheiden soorten van rood en geel Koper, met denzelfden uitslag, herhaald: uitgezonderd in twee proeven van geel Koper, welken hier in verschilden; dat, naamlyk, uit eenige punten, geelgroene wolkjes ten voorschyn kwamen; 't welk fraai om te zien was: 't is niet onwaarschynlyk, dat dit een allerweekst soort van Koper geweest zal zyn. Om nu, benevens dit alles, ook te ontdekken, hoe groot het verschil in de ontbinding van Spaansch groen, tusschen den Most, en het Regenwater, mogt zyn, zo trok ik een schrupel Spaansch groen, met 40 deelen Most, geduurende eenen Nagt, koud in een flesje; en eene gelyke hoeveelheid met even zo veel water. Dit alles nauwkeurig behandeld hebbende, vond ik tot myne verwondering, dat de Most 8. en het water daarentegen 10 greinen ontbonden had. Dit strydig verschil egter ontdekte zig voorts: want het heldere aftrekzel van den Most was veel groender van koleur, dan dat met water: en het overblyfzel verschilde niet minder; gelykende dat van den Most naar klei-aarde, en dat van het water nog naar Spaansch groen: zo dat dit overblyfzel, door het troebele van den Most, vermeerderd ware. Dat intusschen de Most, door het by zig hebbend zuur, meer Koper-groen dan het water ontbindt, blykt ten klaarste uit de volgende proef. Ik vulde twee Kelken, elk, met 2 oncen schoon regenwater; in den eenen deed ik 30 druppels van 't aftrekzel van den Most; en in den anderen insgelyks 30 druppels van het aftrekzel met water. Ik toetste die beiden met eenige druppels van den Geest van het Ammoniak zout: en weldra werd het, met Most getrokken, aanmerkelyk blauwer; ten teken van het meer inhebbend Kopergroen. Dit alles toont ons, zo ik agte, ten duidelykste, dat de witte Most mede behoort, onder die Vogten, welken het Koper kunnen ontbinden. En zulks kan ter wederlegginge van de gedagten der zodanigen strekken, die getwyffeld hebben, of de uitwerkzels, door my in de Courant bekend gemaakt, wel weezenlyk aan den Most toe te schryven waren; om dat de Most, zo zy meen- | |
[pagina 407]
| |
den, geen ontbind vogt van het Koper was; het welk een ieder, die de moeite gelieft te neemen van myne proeven te herhalen, anders zal bevinden. - Daarbenevens kan het hier bygebragte dienen, om te toonen, dat men verkeerdlyk, uit myn bericht in de Amsterdamsche Courant van 10 February, afgeleid heeft, dat de Most op zig zelve schadelyk zou zyn. 'Er is niets in myn bericht, dat daar toe wezenlyk aanleiding geeft; en de thans gemelde Proeven versterken het bericht, dat, door de Maatschappy der Verdiensten, in de Amsterdamsche Courant van den 17 Maart, gegeven is. ‘Het schadelyke’, (gelyk het aldaar zeer wel word uitgedrukt,) ‘bevond zig niet in den Most, maar was, door zeker toeval, door Koper, veroorzaakt’: dat de Wynhandelaars, en dezulken die Most gebruiken, moet aanspooren, om hieromtrent met de noodige voorzigtigheid te werk te gaan. |
|