Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 385]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetensciiappen betrekkelyk.Gamaliels raad overwoogen.(Vervolg en Slot van bl. 338.)
Eenige omstandigheden, die den Christlyken Godsdienst, in de eerste Opkomst en Voortplanting van alle Godsdiensten, tot nog verkondigd, onderscheidden, overwoogen hebbende, ga ik nu voort, om, in de II plaats, na te gaan; hoe verre de tegenwoordige Gesteldheid der Wereld, en de zigtbaare schikkingen der Voorzienigheid, de Voortplanting, en Volduuring van dien Godsdienst schynen te belooven. Wanneer onze Godsdienst eerst verkondigd werd, onder de ongunstigste omstandigheden, die deeze Verkondiging vergezelden, mogten de Menschen, natuurlyk, besluiten, dat niets anders, dan de Zegen van god, en de kragtdaadige medewerking zyner Voorzienigheid, de vaststelling daar van in de Wereld kon te wege brengen. Maar nu dezelve zo verre verspreid, zo veele gevaaren ontkomen is; nu dezelve zulke magtige vyanden te leur gesteld, en de grootste Ryken aan zynen invloed onderworpen heeft, zou de Vernietiging daar van zo verbaazend zyn als de eerste Invoering en Opgang. Een ongeregeld gedrag, of eene ongelukkige denkwyze, moge deeze Instelling wansmaaklyk doen worden voor zommigen: doch het openbaar gezag daar van zal stand houden en zich uitbreiden, of de almagtige moest 'er tusschen beide komen om 't zelve te vernietigen, eene gebeurtenis, waar voor geen Christen vreest, en waar op ik niet veronderstel, dat een Ongeloovige staat maakt. Zommige opmerkenswaardige omstandigheden, in de tegenwoordige gesteltenis der wereld, geeven redelyken grond van hoope, dat onze Godsdienst welhaast tot verafgelegene Volken zal uitgebreid, en, onder hun, op een | |
[pagina 386]
| |
vaster voet gevestigd worden, dan in eenig voorgaand tydperk. Gelyk zodanig eene gebeurtenis een bykomend bewys zou opleveren voor de Godlyke begunstiging der Christenheid, zo zou dezelve teffens eene natuurlyke verzekering schenken aan derzelver duur, niet tegenstaande 'er uit byzondere oorzaaken, op eenige plaatzen, voor eenen tyd, eenig verval in kwame. De tegenwoordige loop der Regeeringe en des Handels opent een aangenaam vooruitzigt aan elk aandagtig opmerker. Dewyl deeze hervoortkomt van Volken, verlicht door den waaren Godsdienst, en beschaafd door hoogschatbaare geleerdheid, en zich verspreidt door de Landen der Heidenen en Mahomethaanen, worden deeze afgelegene Gewesten vervuld met eerbied voor eene Instelling, omhelsd door lieden, die boven hun uitsteeken en gepaard met zo veele voordeelen. Persoonen, die, in zommige opzigten, onverschillig zyn omtrent onzen Godsdienst, krygen belang in de voortplanting van denzelven, en zullen niet verwaarloozen 't geen zy weeten dat de heiligste band van Eenigheid onder de Menschen, en bevorderlyk is aan het voortzetten hunner tydlyke oogmerken. Wanneer wy, derhalven, de geheele Christen Wereld, als door inblaazing, overtuigd zien, dat een uitgestrekte handel met afgelegene Volken, den eenigen zekeren grondslag uitmaakt van Rykdom en Heerschappye, en alles aanwenden om dien schat te verkrygen, 't geen niet geschieden kan zonder teffens het Euangelie uit te breiden, bespeuren wy dan niet dat de Alwyze god zich bedient van het Belang en de Eerzugt der Menschen, de algemeenste en vermogendste dryfveeren huns handels, als werktuigen ter bevorderinge zyner Eere? Hoe bekrompen zyn de oogmerken der Menschenkinderen; en hoe onfaalbaar de raadslagen des Allerhoogsten! Hoe onuitputlyk de middelen van god om zyne gunstryke bedoelingen te bereiken: daar hy niet alleen de Deugden en Bekwaamheden zyner Dienaaren, maar ook de ondengden en tydlyke inzigten der Menschen, die den Godsdienst, waar dezelve geplant was, onteerden, gebruikt, om dien te verbreiden in onbekende Gewesten, en den Naam des Verlossers heerlyk te maaken over geheel de Aarde! O diepte des rykdoms beide der Wysheid en der Kennisse van god! Hoe ondoorzoeklyk zyn zyne oordeelen en onnaspeurelyk zyne wegen!Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 387]
| |
Terwyl de glans der Euangelie waarheid allengskens de duistere streeken der Aarde verlicht, is het eene smertlyke en bedroevende waarheid, dat Volken, die langen tyd in dit aangenaam schynzel gezeten, en den koesterenden invloed daar van genooten hebben, ongevoelig worden voor hun geluk. Van deezen kant, nogthans, denkt men, dat de Christenen regtmaatigen grond van vreeze hebben. De Menschen worden veeltyds maar al te schielyk groote zegeningen moede, en versmaaden, door eene zugt tot nieuwigheid gedreeven, of door de dwaaze begeerte, om uit te steeken, aangezet, of ook zomwylen door verkeerdheid des harten en zondelyken lust geprikkeld, den Godsdienst hunner Voorvaderen: zy omhelzen greetig de twyfelingen ten opzigte van de waarheid; en slaan, in 't einde, over tot volslaagen Ongeloof, of blyven geheel onverschillig of dezelve waar dan valsch zy. - Wanneer wy veronderstellen dat de Snoodaarts, de Onverschilligen en de Ongeloovigen zich allen tegen ons heilig Geloof vereenigden, en bekleed waren met zulke voordeelen als klem byzetten aan hunne begrippen en voorbeeld, vertoont zich de Christlyke Kerk in den hachlyksten en bykans hooploossten toestand; doch een rypberaadener overweeging van deeze schynbaarheden zal onze vrees verminderen, en ons toonen, dat, schoon lieden van de gemelde Characters voor zichzelve verstooken zyn van allen Godsdienstigen troost, hun invloed, nogthans, niet verderflyk kan weezen voor de Openbaare Godsdienstbelydenis, of eenige vaststelling, die dezelve onderschraagt, in gevaar brengen. Het lust my dit wat byzonderer te ontvouwen. Menschen, van een openbaar ondeugend en zedeloos Character, kunnen aan geen Stelzel van begrippen of handelingen gezag by zetten, maar strekken tot schandvlekken van alle Aanhangen onder welke zy zich vervoegen. Zy worden zeldzaam geraadpleegd in het oprigten van eene Kerk, of het beraamen van instellingen, het Burgerlyk Bestuur raakende. Hun Character maakt hun onbevoegd tot dat werk; en wordenzy, door de onnaspeurlyke schikkingen der Voorzienigheid, aan 't roer der Menschlyke zaaken geplaatst, gelyk dikwyls gebeurt, kunnen zy hunne oogmerken niet volvoeren zonder den bystand van anderen, die waarschynlyk van eene andere geaartheid zyn, en hunne Godlooze oogmerken verydelen. - Daarenboven worden de driften van snoode Menschen zelden | |
[pagina 388]
| |
gestreeld, door den Godsdienst huns Lands te veranderen. Byzondere vergunningen zyn het eenig voorwerp van zyn wenschen, en die verkrygt hy gemeenlyk door min haatlyke middelen. De Godsdienst wordt zelfs door de Boozen met een eerbiedig oog beschouwd: zy zyn dikwyls geneegen de smette hunner misdryven af te wisschen, door de yverigste aanmoediging van openbaare Godsdienstigheid; en de heilige Instellingen werden altoos het laatst aangetast door de doldriftigste en wreedste Dwinglandy. In de omwentelingen, op deeze wisselzieke wereld, zag men doorgaans de Godsdienststelzels van de Onderdaanen tot de Oppermagten opklimmen; en, in die weinige gevallen, waar in wy mogen denken, dat de Throon eer den Godsdienst voorgeschreeven dan ontvangen heeft, werd dezelve noit bekleed door een snood VorstGa naar voetnoot(*). Menschen van dat Character blyven of by hunne oude Godsdienstbelydenis, of even ongeschikt zynde voor alle soorten van Godsdienst, steeken zy alleen uit door hunne Godloosheid. De Onverschilligen zyn vyanden, van welken wy nog minder te vreezen hebben. Zy zyn, 't is waar, voor de Christlyke Kerk verlooren; doch zy voeren geen ander Stelzel in, en laaten het vastgesteld Geloof ongemoeid. De tegenkanting der Ongeloovigen, die de grootste vrees schynt te verwekken, is min te dugten, dan men doorgaans denkt. Geen anderen Godsdienst hebbende | |
[pagina 389]
| |
om in stede van den Christlyken te stellen, wordt hun yver kragtloos, by mangel aan een bepaald voorwerp. Zy zullen noit de Bygeloovigheden des Heidendoms weder ter baane brengen. Zy hebben geen agting voor de Leer van mahometh, als die zelve op Godlyke herkomst stoft, en deeze eer aan de Christenheid toekent: zulk een Leer kan geen Aanhangers vinden onder lieden, die alle eischen op Openbaaring en Inblaazing verwerpen. Zal onze Godsdienst dan vervallen, zonder dat 'er een ander in plaats gesteld worde? Of zal de Natuurlyke Godsdienst, in 't einde, genoegzaam gekeurd worden om ten leevensregel en tot troost te strekken, voor het Menschdom? Zullen alle de byvoegzels, zo ten opzigte van de zaaken, daar in begreepen, als met betrekking tot de baarblyklykheid, waar op dezelve gegrond is, overtollig gekeurd worden. - Deeze veronderstelling kan alleen voortkomen van de zodanigen, in wier stelzel het Geloof eener byzondere Voorzienigheid, en van een Toekomenden staat van vergelding, leerstukken uitmaaken: omtrent welke aangelegene Leerstellingen de Verwerpers van het Euangelie nog niet overeenstemmen. - En mogen wy, zelfs naa deeze veronderstelling, niet nog vraagen, in welk eene Eeuw, in wat Land, deeze Godsdienst immer de overhand hadt, zonder het behulp van bykomende instellingen? Zullen deeze aan den Natuurlyken Godsdienst worden toegevoegd, door het hoogste Gezag op Aarde, om de Menschen in eene openbaare Belydenisse te veréénigen: hoe ongelyk zou de zamenvoeging weezen van een werkstuk der Menschlyke Staatkunde, 't geen van gisteren is, en een ontwerp van voorschriften, eerwaardig door derzelver oudheid, en geheiligd door het geloof van derzelver Godlyke herkomst? Dan, hoe kunnen wy, op eenigerlei wyze, eene strydigheid vinden tusschen den Natuurlyken Godsdienst, en het Euangelie van jesus christus. Is niet elk Leerstuk van den eerstgemelden in het laatste ingelyfd? En wat is 'er in 't geheele bevang des Christendoms dus voltooid, dat onaanneemelyk kan weezen by de Kinderen der Menschen? Kan het hun mishaagen de Voorschriften der Natuure bekragtigd te zien, door het getuigenis van god zelven? Kunnen zy het euvel duiden, dat de Leerstellingen, god, de Godlyke Voorzienigheid, en de vrolykste hoope oit den Stervelingen geschonken, betreffende, opgeklaard en versterkt zyn? Kan de Mensch iets hebben | |
[pagina 390]
| |
tegen die uitstraaling van Godlyk licht, en die gunstryke aanbiedingen van genade, welke zo wel voegen aan de behoeften van zynen duisteren en zondigen staat? Verzet zich de Onkundige tegen Onderwys? de Misdaadige tegen Genabetooning? de Slaaf der zonde tegen de Vryheid der Kinderen gods? of hy die gebukt gaat onder de natuurlyke Vreeze des Doods tegen de Hoope der Opstandinge ten Eeuwigen Leeven? Hoe zyn deeze mogelyk? 't Is waar de verborgenheden van onzen Godsdienst, die noit, zonder eene Godlyke Openbaaring, zouden hebben kunnen ontdekt worden, en de Wonderdaaden, op welke dezelve gebouwd is, mogen wansmaak en kwaade vermoedens doen gebooren worden by eenige weinigen, die met luttel zedigheids de wegen van god beschouwen; doch, by verre het grootste gedeelte der Christenen, strekken deeze tot het hoofdcieraad onzes Geloofs, en tot het voornaamste beginzel van hunne sterke verknogtheid aan 't zelve. - Neemt den Natuurlyken Godsdienst afgescheiden van den Christlyken, zonder de Instellingen, Leerstukken, en Beloften van het Euangelie; en neemt dien zelfden Godsdienst, onderschraagd door verbaazende Wonderwerken, vercierd met de eerwaardige Plegtigheden, en bezield door de heerlyke uitzigten van het Euangelie; biedt deeze beiden het Menschdom aan: de eene als ontdekt door de kragt van menschlyke schranderheid; de ander als geopenbaard door god zelven; vraagt, welke stelzels zy zouden kiezen om hun gedrag naar te regelen, en hunne hoope op te bouwen? Wy behoeven, over het antwoord, geen oogenblik in twyfel te hangen. De Proef is genomen, wy weeten den uitslag. Want het dwaaze Gods is wyzer dan de Menschen, en het zwakke Gods sterker dan de MenschenGa naar voetnoot(*). Terwyl een gedeelte der Ongeloovigen onbekwaam is om het Euangelie van christus eenigen tegenstand te bieden, zal het andere, en dat meer verdient geteld te worden, ongenegen zyn om dit te doen. Indien gy in der zodanigen getal stelt allen, die de groote Leerstukken van een Natuurlyken Godsdienst omhelzen, in een god, in eene Voorzienigheid, en een Toekomenden Staat van vergelding gelooven; die hunne Medemenschen beminnen, de vaststellingen van het Land hunner inwooninge eerbie- | |
[pagina 391]
| |
den, en een afschrik hebben van alle nieuwigheden strekkende om de openbaare rust te stooren; van zulke Characters zal onze heilige Godsdienst weinig gevaars loopen. Zy zullen zich noit opwerpen om den Godsdienst huns Lands te veranderen, of eene overtuiging van deszelfs schadelykheid, en een blykbaar verval van geloof daar aan onder het Volk, moet daar toe den weg baanen. - Voor het ontstaan van zulk een tydsgewricht behoeven de Christenen niet te vreezen. Het Euangelie heeft, tot hiertoe, gezegepraald over elken mededinger, indien de stryd op gelyken voet gevoerd wierd; en men zal geen voorbeeld in 't midden brengen van een Volk, by 't welke deeze Godsdienst, eens gevestigd zynde, naderhand uitgerooid werd, dan door geweld van wapenen. In elk Land, waar de Christlyke Godsdienst is vastgesteld, behoudt het gros des Volks, hoe verzuimend en agtloos in 't waarneemen der Euangelie wetten, het Geloof in de Godlyke herkomst van denzelven, en stelt de beloften, daar in begreepen, ten grondslag hunner hoope. Tot dat dit verandere, kunnen eenige weinige uitzonderingen geen grond tot bekommernis geeven. 'Er is geene rede om ongerust te weezen over eenige enkele bespiegelende Menschen, die, op nieuwigheid gesteld, en greetig haakende na gelegenheden om zich van de rest des Menschdoms te onderscheiden, denkbeelden verspreiden boven het begrip van, of strydig met, het gezond Verstand hunner Medemenschen, die dit doen zonder de betaamelykheid in agt te neemen, en meestal zonder gelukkig te slaagen. Welke bekwaamheden of vermogens lieden van dit Character mogen bezitten, het is in geenen deele te denken, dat zy den Godsdienst huns Lands het onderst boven zullen keeren. Indien wy, Christgeloovigen, eenen Godsdienst belyden zo overeenkomstig met de Rede, en de algemeene begrippen der Menschlyke natuure, dat geen Stelzel, tot nog aan den dag gebragt, het daar tegen kan uithouden, wanneer voor 't overige de omstandigheden gelyk waren. Indien wy geene vreeze hebben voor de magt van eenen Overwinnaar, of voor het gelukkig slaagen eens nieuwen Bedriegers. - Indien de Natuurlyke Godsdienst een gedeelte geworden is van den Christlyken, elk leerstuk van denzelven daar ingelyfd zynde. - Indien, noch de Snoodaards, noch de Onverschilligen, noch zelfs de Ongeloovigen, die eenig | |
[pagina 392]
| |
belang stellen in 't welzyn der Maatschappye, rechtmaatige vreeze kunnen verwekken, dat de openbaare Belydenis en 't Geloof van onzen Godsdienst, ten einde zal geraaken; zo mogen wy, enkel uit tweede oorzaaken redeneerende, gelyk ik in het tegenwoordige geval gedaan heb, besluiten: het is de Wil van god en de Bestemming zyner Voorzienigheid, dat deeze Godsdienst geenzins zal verbrooken worden; als mede dat, overeenkomstig met het beginzel door gamaliel vastgesteld, deeze Raad, dit Werk, niet uit de Menschen is. Kan het gemoed eens Christens eene aangenaamer bezigheid hebben dan de beschouwing van den volstandigen Duur diens Geestlyken Koningryks, 't welk god heeft opgerigt onder het Menschdom, om daar in zyne Wysheid en Goedheid op 't uitmuntendste te vertoonen, afgeweekene en bedorvene Schepzels te herroepen en te verbeteren, en ter eindlooze Gelukzaligheid op te voeren? Kan een Christen nalaaten, met de grootste blydschap vervuld te worden, op de overweeging, dat het heilig Geloof, 't geen hy van zyne Voorvaderen ontvangen heeft, 't welk hem zo menigmaal den zoetsten troost verschaste, en met de streelendste hoope der heerlykheid vervulde, zyn' invloed steeds wyder en wyder zal uitspreiden, en de zegeningen, daar aan verbonden, tot de verstasgelegene tydperken uitstrekken? - Moet hy zich niet verheugen, om dat de Kerk van god, de bewaardster zyner Wetten en Belosten, die onbeweegelyk bleef onder het raazen van zo veele stormen, daar op aanvallende: welke regenvlagen, welke stormwinden 'er mogen komen, onwrikbaar zal blyven, als de Berg Sion, die van waggelen noch wankelen weet. De Beloste des allerhoogsten is, buiten twyfel, de hegtste grondslag van 't Geloof eens Christens. Wie zich de verklaaring herinnert des Zaligmaakers: Dat zyne Kerk gebouwd is op een rotssteen; dat de poorten der Helle ze niet zullen overweldigenGa naar voetnoot(*); als mede dat hy met zyne Leerlingen zyn zal tot de voleindiging der WereldGa naar voetnoot(†), terwyl zy hunne poogingen aanwenden, om zynen Godsdienst te onderschraagen en voort te planten, kan men niet twyfelen, of deeze verklaaringen van den mond der Waarheid zullen vervuld worden, of door de wonderdaadige | |
[pagina 393]
| |
tusschenkomst van god, of langs den gewoonen weg zyner Voorzienigheid. Dan, desniettegenstaande, levert het een bykomende vertroosting op, wanneer een Christen de byzondere stappen en schikkingen der Voorzienigheid door welke god zyne genaderyke oogmerken volvoert, overweegt. Door deeze overdenkingen wordt ons Geloof versterkt, en wy erlangen de vrolyke verzekering, dat wy, bezig zynde, met het onze toe te brengen aan de uitbreiding van onzen allerheiligsten Godsdienst, ondersteund worden door de Godlyke Voorzienigheid, en Medewerkers met god zynGa naar voetnoot(*). De groote Ontwerpen des almagtigen zullen voltooid worden, De rivieren mogen haar bruissen, de rivieren mogen haare aanstootingen verheffen, de heere in de hoogte is geweldiger dan het bruissen van groote wateren, dan de geweldige baaren der ZeeGa naar voetnoot(†). Het kan den Oppersten Bestuurder des Heelals niet aan Werktuigen ontbreeken om zyne oogmerken te volvoeren. De kleine plans der Stervelingen mogen gelukken of mislukken; de Ryken deezer Wereld mogen beurtlings opkomen en ten gronde gaan: maar, te midden van alle deeze omwentelingen blyft ieder Christen verzekerd, dat de Koningryken der Aarde Koningryken van God en zynen Gezalfden zullen worden. - Dat dit heuchlyk tydstip aanbreeke, dat de Naam van god geheiligd worde; dat zyn Koningryk kome; dat zyn wil op Aarde geschiedde gelyk in den Hemel. Amen. |
|