Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De beide ezels en het paard. Twee ezels, ongemeen op hunnen smaak gesteld, By zomertyd de stal ontweken, En wandlend, van elkaâr verzeld, Door gras- en klaverryke streken, Vermaakten zich met dus elkandren toe te spreken: ‘Heer broeder! wat is bloem, en gras, En Klaver laf van smaak om te eten! Dit voedsel mogen paarden vreten; Hen smake eene spyz' die steeds ons haatlyk was. Voor ons, wy kunnen ons op kiescher' smaak beroemen, En dus ons, boven hen, zeer hoog bevoorrecht noemen: Wy minnen niet dan spyz' die brandend is en byt: Wy minnen doorn- en distelstruiken!’ ‘Ha!’ sprak zyn kameraad; ‘ha! wat ben ik verblyd, Dat gy altyd met my van één gevoelen zyt! Geen klaver, bloem, of gras, is waard' dat wy 't beruiken. [pagina 191] [p. 191] Hier, broeder! hier; gaan wy naar dezen kant: Hier kryg ik iets in 't oog, iets, recht van onzen trant: Hier zie ik doorn en distel groeijen: Hier kunnen we eens ter dege in snoeijen!’ Zy spraken; en terstond daar dravend heengespoed, Vertrapten zy het gras verachtlyk met den voet. Intusschen was een ros hen zagtjes nagetreden; Hy had hun gantsch gesprek verstaan, En voelde zich met hen begaan; Hy grinnikte, en riep uit: ‘Wat smaak!...wat spoorloosheden!’ ‘Goed!’ zeide een langoor toen; ‘berisp, beschimp ons vry! Wy minnen le haut goût: dit is eerst lekkerny. Wees met uwe laffe kost te vreden, Tot gy zo keurig zyt als wy.’ Het moedig paard, getergd door deze zwetsery, Sprak: ‘Nooit word u door hem, die zich aan gras, en klaver, En voedselryke haver, Verzaden mag, uw keus benyd: Gy durft, verwaand, uw smaak meer kiesch dan d'onzen heeten! 't Is zigtbaar dat gy ezels zyt: Want wie zou anders doorn-en distelstruiken vreten!’ p.j. 1778. Vorige Volgende