Azariaza over den inlandsche Tabak. Te Nimegen by J. v. Campen. In groot octavo 16 bladz.
Azariaza klaagt in dit Rymstukje over de Landbouwers, in de Landen tusschen Maas en Waal, van wegen hunne verwaarloozing van de Graanen en Groente-teelt, door zig bykans geheelen- al op het Tabakplanten toe te leggen. De bronwel hier van is, zynes oordeels, eene al te verregaande Winzugt, die ten nadeele der Armen loopt, als welken hierdoor hun gewoone dagelyksche voedzel in prys zien steigeren. Azariaza komt voorals een welmeenend mensch; maar of zyne sterke klagte volkomen gegrond zy, en of het raadzaam zou weezen naar middelen van redres om te zien, en den Landbouwer te bepaalen, in de manier van zyn Land aldaar te gebruiken, is een stuk waarover men in dat Gewest zelve best kan oordeelen. Wyders is dit over 't geheel, in hoe verre zulk eene soort van bepaaling van Handel, in een vry Handeldryvend Gewest, gevoegelyk al of niet geschieden kunne, te teder point, om 'er oppervlakkig over te rymen, gelyk in deezen door onzen Autheur geschiedt.