dekken van de oorzaaken der ziekten en gebreken van 't menschelyk lighaam, wanneer ze hunne ontdekte Waarneemingen gemeen maaken. De Hooggeleerde Heer sandifort, die de post van Hoogleeraar in de Ontleed- en Heelkunde, metroem, waarneemt, geeft hiervan een overtuigend bewys, door 't mededeelen van zyne Ontleeden Ziektekundige Waarneemingen, waarvan nu reeds twee Deelen 't ligt zien. 't Eerste Deel bevat X Hoofddeelen; ieder behelst een byzondere Waarneeming, waaronder veele zeldzaame. In 't eerste Hoofddeel deelt de Schryver ons mede, een zeer zonderling gebrek van 't Hart, waargenomen in een kind. 't Zelve was van gezonde Ouders gebooren, en, in 't eerste jaar, zeer gezond; vervolgens ontdekte men, in 't zelve, eene buitengewoone paarsheid in de vingers en nagels, zonder eenige andere tekenen van ongesteldheid, zo dat 't zelve, eer nog 't tweede jaar om was, alleen konde gaan. Van deezen tyd klaagde 't kind over eene zwaare vermoeidheid, zo dra als 't zich beweegde, waarby kwam een hardnekkige benauwde hoest. Deeze twee toevallen namen, van tyd tot tyd, toe, zo dat, op de geringste vermoeijing, 't aangezichte, de handen en beenen zeer paarsch van kleur wierden. De tong en lippen werden, somtyds, byna zwart. Door rust kwam de natuurlyke kleur allengskens weder. 't Kind nam wel in lengte toe, en had een natuurlyke eetenslust, doch bleef klaagen over vermoeidheid, tevens met een drukkende pyn in 't bovenste gedeelte van 't hoofd, en benauwdheid, voornaamlyk in den Winter. Hierby kwam 't gevoel van eene uit- en inwendige koude, die noch door 't vuur, in den Winter, noch door de hette der zon, in den Zomer, konde verdreeven worden. In zyn vierde jaar heeft 't Kind de kinderziekte, de mazelen, en de valsche pokjes doorgestaan, zonder eenige merklyke verergering in de opgenoemde toevallen. De benauwdheid nam, vervolgens, toe, met
zulkehevige hartkloppingen, dat dezelve door de tegenwoordig zynde konden gezien en gehoord worden. Deeze droevige toevallen hebben 't gemelde Kind, dan meer, dan min, geplaagd tot zyn tiende jaar: wanneer de hartkloppingen de voorgaanden in hevigheid verre overtroffen; hier by kwamen flauwtens, zwelling, en klopping der kropsäderen. De benaauwdheden waren nu zo zwaar en hevig geworden,