Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEerste Beginselen van de Historie der Wysbegeerte. Uitgegeeven door den Heer J. Brucker. In 't Nederduitsch vertaelt en met Aanmerkingen vermeerdert door wylen A.D. Stoppelaer, in zyn leven Euangeliedienaer in den Ouden-Bosch, en uitgegeven door J. de Vos, Dienaer des Woords te Abkoude. Derde stuk. Te Utrecht by G.T. en A. v. Paddenburg 1778. Behalven het Voorwerk en de algemeene Registers 284 bladz. In gr. octavo.Zy, die de twee voorige Stukken van dit leerzaame Werk met oplettendheid doorbladerden, hebben ongetwyfeld kunnen ondervinden, dat wy het niet te sterk aanpreezen, noch boven zyne waarde verhieven; toen wy het aanmerkten, als eene zeer nuttige hand- | |
[pagina 585]
| |
leiding voor jonge lieden van oefening, als een geschrift waarvan ook meer gevorderden zig met vrugt kunnen bedienen, en waarvan zelfs dezulken, die zig anders op geen gezette oefening toeleggen, maar, by voorkomende gelegenheden, iets van deeze of geene Filosofische Sekte of Leerstelling begeeren te weeten, als een leerzaam handboek, gebruik kunnen maakenGa naar voetnoot(*). De Geschiedkundige Wysgeer Brucker, nu in dit derde Stuk, waar mede deeze zyne Historie der Wysbegeerte voltooid wordt, op denzelfden voet voortgaande, komt daarmede in het derde of laatste Tydperk, dat hy zig ter ontvouwinge voorgesteld had; te weeten dat van de verbetering der Filosofie, zints derzelver jammerlyk verval, omtrent het begin der veertiende Eeuwe tot op onzen tyd, of wel tot het begin deezer achttiende Eeuwe. Ter behandelinge van dit onderwerp schift hy dit Stuk in twee voornaame Hoofddeelen. Het eerste gaat over de aanvanglyke onderneemingen tot het verbeteren der Filosofie, met het herstellen der fraaie Weetenschappen: de daar op volgende poogingen der Filosofen, die zig by de Sekten hielden, om de oude Grieksche Sekten voor den dag te brengen; mitsgaders de onderneemingen van anderen, die de by de Sekten zig houdende Filosofie hebbende willen vermyden, en van den weg afgedwaald zyn; waaronder behooren de Sceptischen, de Mozaïsche en Christelyke Filosofen, de Theosophischen en de Synkretisten; by welke gelegenheid de Autheur ten laatste ook nog met een kort woord gewag maakt van de vyanden der Filosofie, of het voorgevallene met Daniel Hofman en de zynen te Helmstad, omtrent het Jaar 1600. Onze Autheur dus in dat gedeelte gehandeld hebbende van de by de Sekten zig houdende verbetering der Filosofie, en het geen daaromtrent in aanmerking komt, bepaalt zig verder, met den aanvang van het tweede gedeelte, tot het voordraagen van de Eklektische verbetering der Filofofie, die met het afloopen der zestiende Eeuwe begon stand te grypen, en de Eklektische Filosofie vervolgens trapswyze deed toencemen. Onder deeze benaaming van de Eklektische, zo veel als Uitkiezende Filosofie, oogt de Heer Brucker, gelyk hy zig uit- | |
[pagina 586]
| |
drukt, ‘op die redelyke en vrye wyze van filosofeeren, van dewelke alle de stigters der Sekten zig bedient hebben, en naar welke men de waarheit en haar verbant, naar haare natuur en eigenschappen, en de gronden van eene niet door vooroordeelen aan den bant gelegen zynde Reden, nagaat, wettige grontstellingen en sluitredenen maakt, en uit de gedagten en t'samenstellen der Filosofen niet aanneemt, dan het geene, waarvan men overtuigd is, dat het met zulk een onderzoek der waarheit overeenstemt’. Nopens deeze verbetering der Filosofie meldt hy, wat 'er aanleiding toe gegeeven heeft, en hoe dezelve, ten opzigte der geheele Filosofie in 't gemeen, voortgezet is geworden, van Jordanus Brunus af, die met het afloopen van de zestiende Eeuw bloeide, tot op Christianus Thomasius; welke in 't Jaar 1728 stierf. Dit leidt hem om voorts na te gaan, hoe men, door deeze wyze van filosofeeren, zeer merkwaardige verbeteringen heeft te wege gebragt, in de byzondere Filosofische Weetenschappen, naamlyk de Redeleer, de Natuurleer, de leer der Geesten, de Zedenleer en de Staatsleer. En eindelyk hegt hy aan dit alles nog een beknopt verslag van de Uitheemsche Filosofie; te weeten, die der Asiatische Volken in 't gemeen, mitsgaders die der Malabaaren, Chineezen en Japonneezeren in 't byzonder. Al het merkwaardige ter verbetering der Filosofie, geduurende dat tydperk van 't begin der veertiende tot op het begin der achttiende Eeuwe aangewend, (in des Autheurs groote Werk breedvoerig voorgedraagen,) wordt hier op eene kortbondige wyze ontvouwd; met melding van de voornaame lotgevallen der Filosofie, de beroemde Mannen, die de hand ter verbeteringe aan 't werk geslaagen, en de gevoelens welke zy voorgestaan hebben; met aanwyzinge van den verschillenden uitslag die veeler Filosofische onderzoekingen hadden. - De Eerwaarde de Vos het voetspoor van wylen den Eerwaarden Stoppelaar, (in 't Eerste Tydperk,) houdende, heeft het Tweede, en zo ook dit Derde of laatste Tydperk, met oordeelkundige aanmerkingen verrykt; welken of ter ophelderinge van den Autheur dienen, of den Lezer behulpzaam zyn, met hem tot het groote werk van den Heer Brucker te wyzen, en verder zodanige Schryvers aan de hand te geeven, by welken | |
[pagina 587]
| |
hy, des begeerig zynde, een uitvoeriger berigt van het voorgestelde kan vinden. - Men ziet in dit Stuk hoe de Filosofie, door de Scholastyken tot den elendigsten staat gebragt zynde, in dit Tydperk van trap tot trap eene nieuwe en verbeterde gedaante verkreegen heeft; en daar wy, in ons berigt, nopens de twee voorige Stukken, gemeld hebben, hoe de Scholastyken de Filosofie verbasterden, komt het ons gevallig voor thans te melden, hoe men derzelver hervorming, volgens onzen Autheur, aangevangen heeft, en hoe de grondslag der Eklektische Filosofie, ten laatste, met het afloopen der zestiende Eeuwe, geleid is geworden. ‘Men maakte, zegt de Heer Brucker, een begin met de fraaije Wetenschappen, en inzonderheid met de Latynsche en Grieksche talen. welke de sleutel zyn tot de Filosofie der Ouden. Want dewyl de eerste in eene volkome barbaarsheid vervallen, en de andere by de allermeesten gantsch in vergetenheit geraakt was, en de oude Geleertheit geheel en al onbekent geworden was, zo maakten in 't allereerste Dantes Aligetius en Franciscus Petrarcha hun werk van de Latynsche, en Manuel Chrysolaras van de Grieksche tale, om die in hare zuiverheit en de daartoe behorende Literatuur weder te herstellen’. - Dit gaf voorts aanleiding tot het overzetten en verklaaren der Grieksche Filosofen; en men begon dus derzelver echte gevoelens bekend te maaken; waardoor de Grieksche Filosofie eerlang begon te herleeven. Hier toe bragten, gelyk onze Autheur meldt, de bovengemelde Latynsche Dichters en hunne Discipelen mede niet weinig toe; maar dewyl Chrysolaras, door zyne onderwyzingen in de Grieksche taal, hiertoe boven al den grondslag leide, zullen wy ons tot zyne pooging en 't gevolg daar van bepaalen. ‘Deze ChrysolarasGa naar voetnoot(1) was, zo als onze Autheur ver- | |
[pagina 588]
| |
volgt, van den Griekschen Keizer in 't jaar 1337, wegens Staatszaaken, gezonden naar de Westersche landen. Maar hy bleef, wegens den bedroefden toestant van syn Vaderlant, in Italie, en hy begon op verscheide plaatzen, de gantsch onbekende Grieksche taal te onderwyzen, waartoe hy veele Discipelen bekwamGa naar voetnoot(2). Deze verspreidden zig door gantsch Italie, trokken de Grieksche boeken uit het stof der vergetenheit voor den dag, en geraakten ook op de Schriften van de Grieksche Filosofen en byzonderlyk op die van Aristoteles. Omtrent het midden van de vyftiende eeuw viel daarop de ongelukkige verovering van de Stad Konstantinopole voor, welke de geleerde Grieken dwong naar Italie te vlugten. Deze werden nu van de groote en magtige Huizen, onder welke zig, in 't byzonder, het meeste hebben laaten zien, dat van de Medicis, en dat van Florenze, met vreugde ontfangen, hun onderhout en vryheit gegeven, om de | |
[pagina 589]
| |
Grieksche geleertheit in Italie bekent te maken. Kosmus de MedicisGa naar voetnoot(3) zondt Joannes Laskaris naar de Levant, om geschreve Grieksche Boeken op te kopen, welke hy ook zeer veele, zelfs ook Filosofische, mede bragt. PlethoGa naar voetnoot(4) verwekte by denzelven eene liefde voor de Platonische Filosofie, en zette hem aan, om, tot voortplanting van dezelve, alles, wat mogelyk was, by te brengen. Even het zelfde deed Paus Nikolaus de vyfde, met de zuivere Aristotelische Filososie, terwyl hy de Schriften van Aristoteles beter liet overzetten. Andere VorstenGa naar voetnoot(5) volgden dit loffelyk voorbeelt; en door de gunst van deze Patronen, en door den vlyt van de Grieken en van hunne Italiaansche Discipelen, kwam de Platonische, of veel meer de Alexandrynsche, gelyk ook de echte Peripatetische Filosofie in Italie in bloei. Daar nu de Franschen, Engelschen en Duitschers zulks in Italie ge- | |
[pagina 590]
| |
zien en geleert hadden, zo volgden zy het te huis naar, en zogten deze twee Grieksche Sekten 'er weder boven op te brengen’. Op een dergelyke manier kwamen ook vervolgens, naar uitwyzen van dit Geschrift, andere oude Grieksche Sekten weder op de baan. Zommigen, die zig op de Filosofie toeleiden, zagen intusschen wel de ongerymdheid van deeze zig by de Sekten houdende Filosofie, en het daaronder ten grondslag liggende vooroordeel van gezag; dan 'er verliep nog al eenigen tyd, eer men op den rechten weg der Eklektische Filosofie geraakte. Zulks nam eerst een aanvang met het afloopen der zestiende Eeuwe, en ze maakte geen groote vorderingen voor het begin der zeventiende Eeuwe. ‘In den beginne waagde men het alleen, zegt de Heer Brucker, in byzondere Wetenschappen, gelyk als Petrus Ramus in de Rede-leer, maar eenige aanhangers van Telesius in de Natuur-leer gedaan hebben, welke door de daarop zig toeleggende gezelschappen zyn ondersteunt geworden. Dat heeft vervolgens eenige groote Mannen gelegenheit gegeven, om het aan het geheel t'samenstel der Filosofie te wagen; en onder dezen zyn Jordanus Brunus en Hieronymus Kardanus byzonderlyk merkwaardig. Doch, daar het hun aan genoegzaam vermogen ontbrak, zo werdt deze Eklektische Verbetering voor Franciscus Bako de Verulamio gespaart, die het eerste en het gelukkigste tot een model geworden is, om syn eigen verstant regt te gebruiken, en om vry te filosofeeren’. - Van deezen by uitstek grooten Man, gebooren in 't jaar 1560 en overleeden 1626, geeft de Heer Brucker, ten aanzien van zyne lotgevallen, eerst een beknopt verslag, en voorts meldt hy ons het volgende, wegens zyne verbetering der Filosofie. ‘Eerstelyk bestierde hy syne oeffening, op dat geene, het welk in de Wetenschappen, en byzonderlyk in de Filosofie nog ontbrak, en evenwel daarin moest begrepen zyn, en hy ontdekte een zeer groot land van groote waarheden, dat tot hier toe nog onbekend was geweest; waaruit syne onvergelykelyke verhandeling de augmentis scientiarumGa naar voetnoot(1) ontstaan is. Vervolgens was hy | |
[pagina 591]
| |
bezorgt over een regtmatiger wegwyzer tot de Wetenschappen, dan de Scholastyke Rede-leer was; en na een overdenken van veel jaaren wees hy aan, hoe men zonder School-sluitredenen, door redelyke besluiten en ondervindingen tot kennis van de grondwaarheden komen konde, in 't even diepzinnig en fondamenteel Boek, dat hy novum organumGa naar voetnoot(2) genoemt heeft. Maar byzonderlyk is hy in het zelve de eerste geweest die de gewigtige Leer van de vooroordeelen ontdekt, en daardoor de verbetering der Filosofie op eene ongemeene wyze bevordert heeft. Daarop heeft hy de Natuurleer aangetast, maar alleen ondervindingen, en aanmerkingen, maar geen geheel t'samenstel vervaardigt. Eindelyk heeft hy ook de Zedenleer aangegrepen, en de waare gedaante van deugt en ondeugt gantsch scherpzinnig in syne Sermones fideles ontworpen; gelyk hy ook in de Historie van Koning Hendrik den zevenden de ware gronden der Staatkunde heeft laten invloeijenGa naar voetnoot(3)’. |
|