Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778

De aart en de voortreffelykheid van den Christelyken Godsdienst, enz. Oorspronkelyk in het Engelsch geschreeven. Te Utrecht by J. v. Driel, 1778. Behalven het Voorwerk 192 bladz. in gr. octavo.

On de uitvoerigheid van den tytel hebben wy denzelven niet geheel geplaetst, daer wy toch de byzondere stukken, onder denzelven aengeboden, dienden op te noemen. Men vind hier ene verzameling van Godsdienstige overdenkingen, welker oplettende lezing alleszins geschikt is, om het gemoed met hoogachting voor den Christelyken Godsdienst te vervullen, en ene gelovige gehoorzaemheid te bevorderen. - Een drietal van aeneengeknochte Verhandelingen, briefswyze geschreven, ontvouwt ons den aert van den Christelyken Godsdienst, mitsgaders deszelfs voortreffelykheid, en brengt ons onder het oog etlyke betrachtingen, om het Geluk, dat de Christelyke Godsdienst voorstelt, te verkrygen. Van deze Verhandelingen, met ene Voorreden van den Eerwaerden G. Burnet, hebben wy reeds in den jare 1762 verslag gegeven, toen ze het lichtzagen, onder den ty-

[p. 553]

tel: Het Leeven Gods in des Menschen Ziele^(*). Dit Tractaet, van welks inhoud wy toen met lof gewag maekten, heeft men op nieuw uit het Engelsch vertolkt; en wy pryzen het zelve dus den Lezer weder aen. - Diestyds was 'er bygevoegd ene Verhandeling over den aenvang en voortgang van het Geestelyke Leeven; dan deze word 'er thans niet by gevonden; maer men heeft 'er achter geplaetst een Brief van den Aartsbisschop Tillotson, aan een zyner Vrienden, die met een ongeneeslyke ziekte bezocht was. Een Brief, waerin de Aertsbisschop het 'er ernstig op toelegt, om zynen Vriend in deszelfs ongeval te troosten, en hem gemoedlyk op te wekken, tot ene stille gelatenheid onder de hand des Heren; in het aenmoedigend vooruitzicht op de toekomende zaligheid, door Gods Genade in Jezus Christus. By dien Brief, welke in drukkende omstandigheden van ene algemene nuttigheid is, komen in dezen bundel, ten laetste, nog, Christelyke Gedachten voor alle dagen van de Maand, door R. Lucas, Dr. Theol. waar agter een Gebed van denzelven Autheur, welke den toestand, in welken eene geloovige ziele, (haar op den oever des doods bevindende,) zyn moet, behelst. In dit bygevoegde Stukje geeft de Eerwaerde Schryver den Lezer ene reeks van gemoedlyke overdenkingen, nopens enige voorname Godsdienstige waerheden, en derzelver invloed op de betrachting; waervan men zich, gelyk ook van het opgegeven indrukbaer Gebed, ter opwekkinge in een Godzaligen wandel, met stichting kan bedienen.

(*) Zie Vaderl. Letter-Oef. II. D. bl. 71. De tegenwoordige Vertaeler heeft zich derhalve vergist, toen hy, naer uitwyzen zyner Voorrede, vaststelde, dat deze Verhandelingen den Nederduitschen Lezer nog niet in handen gegeven waren. En 't verdere onderscheid, met opzicht tot de bygevoegde Stukken, ontstaet daeruit, dat men in dit laetste geval ene Fransche verzameling gevolgd heeft, waerin dezelve dus by elkander gedrukt zyn.