| |
Recherches sur le Commerce. Ou Idées relatives aux intérêts des differens Peuples d'Europe. Tome I. a Amsterdam chez M.M. Rey, 1778. Sans la Preface &c. de 427 pp. in 8vo gr. p.
Buiten alle tegenspraak heeft de uitbreiding van den Koophandel, vooral zedert de ontdekking van Amerika, het Goud en Zilver, onder de handeldryvende Natien, in Europa vermenigvuldigd. Dit is eene handtastelyke waarheid; en 't is niet minder zeker, dat zulks die Natien bekwaam maakt om den Handel nog verder uit te breiden; als mede dat die verdere uitbreiding geschikt is, om deeze vermenigvnldiging van het Goud en Zilver tot nog hooger trap te brengen. Edoch de vraag is, zyn die Handeldryvende Natien hierdoor weezenlyk ryker en gelukkiger geworden? staan ze dit door een nog uitgebreider Handel nog meer te worden? en is 't haar raadzaam, met dat oogmerk dien Handel nog verder uit te breiden? By veelen is dit een streelend denkbeeld; dan de Opsteller van het hier bovengenoemde Geschrift, een Man niet minder ervaaren in den Koophandel dan in de Staatkunde, en die als een Vriend van 't Menschdom schryft, is van geheel andere gedagten. Zyne Onderzoekingen nopens den Koophandel, of Gedagten over de belangen der Handeldryvende Natien van Europa, hebben hem, naar uitwyzen van dit Geschrift geleid, om deeze voorstellingen ontkennende te beantwoorden; en te beweeren, dat eene Natie juist niet ryker noch gelukkiger is, om dat ze meer Muntspecien in haare Beurzen en Kisten heeft; dat het meer aankomt, op eene volmaakte evenredigheid tusschen die tekens van Rykdom, en tusschen de zaaken, welken door die tekens verbeeld worden; en dat men, alles nagaande, zyns oordeels, geen rede zal vinden, om de Natien sterk aan te spooren, tot eene
| |
| |
verdere uitbreiding van den Koophandel; als die, gelyk alle andere zaaken, zyne paalen hebbende, veelligt reeds al te uitge breid, en daardoor nadeelig geworden is, voor de weezenlyke belangen van 't Menschdom. - Het geen onze Schryver desaangaande, in dit Eerste Deel van zyn Werk, te berde brengt, toont, dat hy bekwaam is ter behandelinge van dit onderwerp; dat hy geene moeite ontzien heeft, om alles, wat onder zyn bereik viel, hier toe betrekkelyk by een te verzamelen, en in eene geschikte orde indiervoege voor te draagen, dat hy den Leezer oordeelkundig van de gegrondheid zyner gevoelens tragte te overtuigen. Dit dus ver uitgevoerde gedeelte verleent des een gunstig vooruitzigt op het geen men verder van die hand heeft te verwagten; wanneer de Leezers, het gansche beslag nagaande, beter zullen kunnen oordeelen over de mindere of meerdere gegrondheid van 't geen de Autheur beweert. Terwyl men dit verwagt, kan men het in dit Deel aangevoerde in overweeging neemen; dat verscheiden byzonderheden nopens de veranderingen der waarde van het Goud, het Zilver, en de Muntspecien, mitsgaders de gevolgen hier van, inzonderheid zedert de ontdekking van Amerika, behelst; waarvan men zig, op het doorbladeren van dit Geschrift, een regelmaatig denkbeeld kan vormen.
Nadien 'er, over den oorsprong en voortgang van den Koophandel, in 't algemeen, zeer veele wel uitgevoerde Schriften in aller handen zyn, zo heeft onze Schryver het niet noodig geoordeeld daar op staan te blyven. Uit dien hoofde geeft hy 'er slegts ter loops een algemeen berigt van, met eene nevensgaande bepaaling van den Koophandel. Dezelve bestaat eigenlyk, zegt hy, in niets anders, dan in eene wisseling, waar in twee menschen en twee waardyen of behoeften voorkomen. Twee menschen, een Verkooper en Kooper of Gebruiker; en twee waardyen, van welker eene de Verkooper afstand doet aan den Kooper, terwyl de Kooper, in verwisseling van dezelve, aan den Verkooper afitand doet van eene daaraan evenredige waardye. Hier onder zyn alle de bedryven van den Koophandel te betrekken; en zo dezelven geschieden kunnen, zonder eenig tusschenkomend middel, is het voor beide de handeldryvende voordeeligst. Dan dit heeft tegenwoordig zeldzaam plaats; bykans altoos komt het Goud en Zilver, het zy in massa of in specie, tusschen beiden. In dit geval nu behoorde het Goud en Zilver, na dat het de ziel van den Koophandel geworden is, bestendig de evenredige maat van alle onze bedryven in den Handel te zyn; doch 't is ver van daar. Men handelt niet meer op de eerste maat; en uit dien hoofde verdient dit onderwerp, ter oorzaake van deszelfs gewigt, wel eene uitvoerige en onderscheiden behandeling, ten einde na te spooren, of de veranderingen, welken omtrent de Muntspecien stand gegreepen hebben, niet veel eer ten nadeele dan ten voordeele der Europische Maatschappyen loopen.
| |
| |
Ter ontdekkinge hier van verledigt zig de Autheur aanvanglyk, na eene- algemeene aanmerking, nopens het Geld als de maat der Handelwaaren, ter beschouwinge van de Romeinsche Munten, derzelver waarde, en de nadeelige gevolgen van de veranderlykheid dier waarde, by mangel van derzelver mindere evenredigheid, met die der Handelwaaren. Na deeze beschouwing schikt zyn Ed. zig bepaaldlyk, ter overweeginge van 't geen hieromtrent plaat; gehad heeft, onder de Handeldryvende Natien van Europa, voor en na de ontdekking van Amerika; wel inzonderheid in Frankryk en Holland. Gaarne had hy 't ook gedaan, met betrekking tot Engeland; doch der Engelsche Taale niet zo kundig zynde, als een onderzoek van die natuur wel vereischte, heeft hy zulks ter zyde moeten steelen: veelligt wordt 'er een ander door opgewekt, om dit ter hand te neemen, en den uitslag van zodanig eene navorsching, met betrekking tot dat Ryk, te beproeven. - Naar uitwyzen van 's Mans onderzoek, nopens Frankryk en Holland, die hy afzonderlyk ten deezen opzigte nagaat, is 't blykbaar, dat ook hier de veranderingen van de waarde der Muntspecien over 't geheel nadeelig geweest zyn, en nog zyn; by mangel van derzelver evenredigheid met die der Handelwaaren; en dat zulks bovenal kragtig toegenomen is, zedert den ontzaglyken toevoer van Goad en Zilver uit Amerika. Oaze Autheur behande't dit Stuk op zodanig eene manier, dat hy den trapswyzen voortgang hiervan ortvouwe, zo ten opzigte der waarde van de Muntspecien als die der Handelwaaren; met invlegtinge van geschiedkundige aanmerkingen over het voorgevallene dat 'er aanleiding toe gegeeven heeft, en andere byzonderheden, die 'er min of meer eenige betrekking toe hebben; of zulken, tot welker in agtneeming het overweegen van zyn onderwerp hem natuurlyk uitlokt. - Deeze schryswyze geeft eene zekere gevalligheid aan de behandeling van dit onderwerp; dat anders op zigzelve droog is, als eischende eene geduurige melding van de mindere en meerdere waarde zo der
Muntspecien als der Handelwaaren: 't welk de Autheur, terwyl hy zyn hoofdoognerk bestendig geleidlyk in 't oog houdt, verleevendigt, door zodanige ingevlogten aanmerkingen, die de oplettendheid der Geschiedkundigen niet onwaardig zyn; vooral met betrekking tot ons Vaderland.
Des ontmoet men, (om ons hier toe wat nader te bepaalen,) aan 't hoofd zyner beschouwinge van dit onderwerp, ten aanzien van ons Vaderland, eene opzetlyke Verhandeling over den oorsprong der Munten onder onze Batavieren, en derzelver vaststelling onder de Frankische Koningen en Hellandsche Graaven, tot aan de opregting van ons vry Gemeenebest. Vervolgens gaat hy na, de waardeering van het Goud en Zilver, hier te Lande, geduurende de XIV en XV Eeuw, tot op de bekende Munt-ordonnantie van Maximiliaan in den jaare 1489; en van daar tot op den tegenwoordigen tyd. Hier door de verandering der waarde
| |
| |
van 't Geld, in dat tydsverloop, nagespeurd hebbende; slaat hy verder het oog op de verandering, welke de prys der leevensmiddelen, arbeidsloonen, enz., in dien tyd, ondergaan heeft; om daar uit af te leiden, welken de gevolgen hier van voor 's Lands byzondere Inwoonderen geweest zyn. By die gelegenheid deelt hy ons eerst, even gelyk hy te vooren, ten aanzien der waardeeringe van 't Goud en Zilver, gedaan had, eenige aanmerkingen mede over de Muntspecien, van welken gewag gemaakt wordt in de oude Friesche Wetten. Hier door heldert hy het voorheen deswegens gezegde nader op; en 't bygebragte dient om voorts aan deeze en geene byzonderheden dier Wetten, zo nopens derzelver oogmerk, als den tyd van derzelver vaststelling, eenig licht by te draagen. Daarmede is wyders verknogt eene doorloopende beschouwing van 't merkwaardigste omtrent het Muntweezen in de X en XI Eeuw; en eene byzondere naspooring van den prys der leevensmiddelen en arbeidsloonen, in de XII en XIII Eeuw; welke met nog meer naauwkeurigheid en zekerheid in de XIV Eeuw voortgezet wordt, ter oorzaake dat de daartoebehoorende kundigheden zints dien tyd meer toereikend worden. Zulks doet onzen Autheur, met betrekking tot de XIV Eeuw, onderscheidenlyk spreeken van den prys der leevensmiddelen, imposten enz.; inkomsten der Eerampten, bezoldingen enz.; waardeering der Landen, en verder de bekostiging van deeze en geene byzondere merkwaardige Artykelen. Even zo gaat hy vervolgens deeze Stukken na in de XV Eeuw, en brengt zyne naspooringen vorder, door de XVI en XVII Eeuw, tot op den tegenwoordigen tyd. - Eene menigte van aanmerkenswaardige byzonderheden nopens dit Stuk, met nevensgaande bedenkingen over verscheiden omstandigheden daar toe betrekkelyk, draagen getuigenis van des Schryvers oplettendheid; en verleenen den Leezer, terwyl ze zyner nieuwsgierigheid voedzel geeven, in de vergelyking der tyden, herhaalde bewyzen voor de gegrondheid van des Autheurs besluit, 't welk hy uit dit alles opmaakt,
en in een afzonderlyk Hoofdstuk aandringt. Te weeten: ‘dat 's Lands byzondere Inwoonders, schoon ze thans ryker mogen schynen, dan voor de ontdekking van Amerika, om dat ze een grooter aantal van Muntstukken hebben, of eene grootere somme Gelds kunnen tellen, egter inderdaad minder ryk, en verarmd zyn, met betrekking tot den prys der leevensmiddelen, arbeidsloonen enz., en ten opzigte van hunne behoesten’.
Men ziet dit uit eene menigte van byzonderheden, en kan zulks zelf opmaaken uit de Lysten, welken onze Schryver in dit zyn Geschrift byëen verzameld heeft; die, buiten het hoofdbedoelde in deezen, ook strekken, om ons een duidelyker denkbeeld te geeven van de mogelykheid, hoe men in vroegere dagen met eene kleine somme gelds zo veel doen konde, als de geschiedenissen melden; dat in den eersten opslag bykans ongeloovelyk voorkomt.
| |
| |
Ons hier met byzondere staaltjes op te houden, zou te veel plaats beslaan, en te veel berekening vorderen; liever willen wy den Leezer 'er een algemeen denkbeeld van voordraagen, door de vergelyking van de toenmaalige en tegenwoordige gesteldheid van zaaken in dit opzigt; het welk tevens de wettigheid van het opgemelde besluit onder 't oog zal brengen.
De telswaarde van 't geld is, zedert de ontdekking van America, in Holland toegenomen, van 1 tot omtrent 3¼. Een Mark fyn Zilver was in den jaare 1488 de waarde van 8 Guldens, en in onze dagen ongeveer die van 26 Guldens. Gevolglyk zou iemand, die in 't jaar 1488 een inkomen had van 1000 Guldens, naar deeze toeneeming der telswaarde, tegenwoordig een inkomen bezitten van 3250 Guldens, dan hy zou met die 3250 Guldens op verre na niet kunnen doen, 't geen in die dagen met de 1000 Guldens gedaan kon worden; dewyl de prys zyner behoeften, geduurende dien tyd, is toegenomen, van 1 tot 12 en meer. - Een Ambagtsman, welke diestyds 4 Stuivers daags won, wint thans 21 Stuyvers; dat is, hy had, volgens de bovengemelde vergelyking, toen 4, en nu nog geen 7 Engels Zilver; hy wint des het dubbel nog niet van 't geen hy voorheen bezat, en zyne behoeften zyn geklommen van 1 tot 12 en meer. In de vyftiende Eeuw was de middelprys der Tarwe 13½, en die der Rogge 9 Guldens het Last; in de tegenwoordige Eeuw rekent men den middelprys der Tarwe op 168 en die der Rogge op 112 Guldens het Last. Volgens die waardeering kon een toenmaalige Arbeidsman voor zyn arbeid nagenoeg een halven zak Tarwe koopen, daar de tegenwoordige niet meer dan een derde van een zak Rogge kan verkrygen; het Last gerekend zynde tegen 36 Zakken. Men brenge zelfs het loon van zodanig een Ambagtsman tot 30 Stuivers daags, en nog zal hy tot geen halven Zak Rogge komen, of een derde van een Zak Tarwe kunne koopen. - Zo bezit men meer Muntstukken, telt men meer Gelds, maar men is niet ryker.
Gemerkt nu deeze naspooringen getoond hebben, dat de opgemelde veranderingen grootlyks toegenomen zyn, zedert de ontdekking van Amerika, zo verledigt zig de Autheur verder tot het waarschynlyk berekenen van de somme der Muntspecien, die, zedert het jaar 1493 tot 1775, uit Amerika in Europa gekomen zyn; welke hy tot de waarde van 6422, 000, 000 Piasters brengt: en waar van, volgens zyne berekening, aan gemunt Goud en Zilver, in Europa gebleeven zou zyn, eene somme van 3550, 000, 000 Piasters, dat is, den Piaster tot omtrent 51⅔ Stuiver gerekend, de somme van ongeveer 9171, 000, 000 Guldens. Bezeffende dat iemand veelligt zou denken, dat 'er zo veel gelds niet in Europa zy, oordeelt onze Schryver het der moeite waardig zig daar over breeder uit te laaten; en 't schadelyke gevolg van die vermeerdering der Muntspecien aan te dringen. - Daarbenevens deelt hy ons hier nog mede zyne opmerlingen wegens de evenredigheid
| |
| |
van het Goud en Zilver, en deszelfs betrekkelyke waarde; mitsgaders nopens de voornaamste Munten in den Handel gebruikelyk, en 't geen men daaromtrent ten algemeenen nutte in agt behoorde te neemen. - Ten laatste alles te zamentrekkende, en kortlyk voorstellende het nadeel dat de vermenigvuldiging der Muntspecien veroorzaakt heeft, besluit hy dit Deel in dezervoege.
Het is althans zeker, dat minder Gelds en een kleiner getal Cyferletters, in de XIV en XV Eeuw, meer Leevensmiddelen enz. verbeeldden, dan die Metaalen in onze XVIII Eeuw doen. Ik heb het reeds meer dan eens doen opmerken; men is niet ryker, om dat men meer te tellen heeft, of, om my nog klaarder uit te drukken, om dat men meer aan Cyferletteren bezit.
De voltaire, spreekende van 't Goud en Zilver uit Amerika in Europa gekomen, zegt, het algemeen won 'er niet by; en 't zou zelfs zeer voordeelig weezen, weinig Metaalen te bezitten, die tot een tusschenkomend middel van wisseling strekken. En ik durf 'er, na 't verslag, dat ik van dit onderwerp gegeeven heb, wel by voegen, dat de daadlyke hoeveelheid van Rykdom van ieder Lid der Burgermaatschappy in 't algemeen in Europa nu minder is, dan ze was, vóór de ontdekking van Amerika. Ik moet ook in dit geval niet zien op den hoop of de massa van myn geld, maar op het geen my het zelve verbeeldt; op het geen ik voor my verkrygen kan, als ik myn geld ter wisselinge overgeeve; op het gebruik, eindelyk, dat ik 'er, ter vervullinge myner behoeften van maaken kan.
'Er is middelerwyl ééne classe van Menschen, welke voordeel getrokken heeft uit deeze omwentelingen, naamlyk die der Kooplieden, welker Fortuin, om zo te spreeken, toegenomen is, naar maate dat de Burgermaatschappyen verarmden. Dit kan men niet wel ontkennen, als men nagaat, welk een verlies de Europische Magten geleden hebben, en nog lyden, in derzelver algemeene massa.
Hoe meer derhalve, in den tegenwoordigen staat der zaaken, de somme der verbeeldende tekenen vermenigvuldigd zal worden, des te meer zullen de verschillende belangen der Burgermaatschappyen 'er by lyden, en des te meer zal het gemeene evenwigt geschokt worden.
Intusschen wordt die overvloed van verbeeldende tekenen, die reeds op zigzelven te groot is, nog, (als ware het kwaad slegts ten halve gepleegd,) vermeerderd door papieren, welken die tekens verbeelden; en evenmaatig het hunne toebrengen, tot het vermeerderen der onevenredigheid tusschen de telswaarde der Muntspecien, en der leevensmiddelen, enz.
Deeze stoffe, die van te meer aanbelang is, om dat de papieren heden ten dage een zeer uitgestrekt voorwerp van circulatie onder de Handeldryvende Natien zyn, zal ik, zegt de Autheur, in 't volgende Deel in 't helderst daglicht stellen. |
|