bloote deugd is echter niet toereikende genoeg, om den mensch gelukkig te maaken. Zy moet, ten minsten, met eenen maatigen voorraad van allerlei behoeften des levens vergezelschapt, en door geene ligchaamelyke ongemakken of smarten ontrust noch belast weezen. Een toeval van het graveel was sterk genoeg om den Stoicyn te doen uitroepen; dat hy door Zeno, zynen leermeester, misleid was, toen hy hem geleerd had, dat pyn of smart geen kwaal zy.
Maar, behalven dit, zo ontbreekt 'er nog zo veel aan, dat de deugd op zichzelve iemand gelukkig zou kunnen maaken, dat de hoogste trap dezelve in zekere gevallen, wanneer zy met een teder gemoed, met een gevoelig hart gepaard gaat, ons veeltyds de diepste wonden veroorzaaken, en ons inzonderheid verdrietig maaken kan. Tot voorbeelden hier van geef ik het medelyden, de vriendschap en de liefde op. Is het met de twee laatstgenoemde hartstochten niet veeltyds zo gelegen, dat wy ons hart zo geheel aan zeker voorwerp hangen, dat al ons geluk enkel en alleen van eenen anderen persoon afhangt? Iets in der daad, waar van ons geen aardsch verstand, hoe doorzichtig ook, eene voldoende reden geeven kan!
De mensch derhalven, die wezenlyk gelukkig zyn wil, moet buiten eene geneigdheid tot de deugd, ook tot eene zodanige sterkte van geest geraaken, dat hy zyn geluk in zichzelven bepaale, maar het niet op anderen laate aankomen. Een zodanig mensch zal alle de welmeenende dienstbewyzen betoonen, die men immer van het inwendigst mededoogen zou hebben kunnen verwachten; zonder dat de gewoone rampen en wederwaardigheden des menschelyken levens hem zo sterk treffen, dat ze zyne eigene rust verstooren. Ja zyne handelwyzen van dien aart zyn verdienstelyker dan die van andere menschen, om dat ze enkel uit eene drift van de deugd en de overtuiging zyner pligten voortspruiten, daar in tegendeel een mensch van eenen weekhartigen inborst juist dan, wanneer hy een ander bystaat, eenigermaaten kan worden aangezien, voor iemand die zichzelf goed doet. - Een mensch, welke die sterkte van geest bezit, van welke ik thans redeneere, die laat het wel aan zyne vrienden en beminnaars over, om hem gelukkig te maaken: maar hy zorgt ook, dat geen van beiden de magt in handen kryge, om hem ongelukkig te kunnen maaken.
Men kan uit dat geene, wat ik reeds gezegd hebbe, ook nog zien, dat 'er niets zwakker zyn kan', dan dat men zyn geluk in de goedkeuring van andere menschen zoeke; dewyl wy hetzelve op deeze wyze van onszelven geheel onafhangklyk maaken. Menschen, die dus gezind zyn, die hun voornaamste geluk in den lof en de toejuiching van andere zoeken, die zyn ook voor den nyd, deeze hartstocht, die niet alleen de verdrietigste, maar ook de ongerymdste onder allen is, blootgesteld.
De veiligste weg om sterk van geest te worden, en tot ee-