Aanspraak door den Wel Ed. Gestr. Heer Mr. H.H. v.d. Heuvel, Griffier van 't Hof van Justitie te Utrecht; Directeur van de Holl. Maatschappy der Weetenschappen, gedaan aan de Classis van den Oeconomischen Tak binnen Utrecht. Te Utrecht by A. v. Paddenburg en J. v. Schoonhoven en Comp. 1778. Behalven het Voorberigt van een Medelid 25 bladz. in gr. octavo.
In beantwoording aan de gelegenheid, by welke, en 't oogmerk waarmede, de bekende inrigting van den Oeconomischen Tak gemaakt is, heeft de Heer en Mr. v.d. Heuvel zig in deeze Aanspraak, by 't openen der Vergaderinge der Classis van dien Tak, den 4den February 1778, een tweeledig einde voorgesteld. Zyn Ed. bedoelt in de eerste plaats te betoogen, ‘hoe zeer de vervallen staat van zaaken in ons eertyds bloeijend Vaderland ons allen noodzaakt, zoo veel mogelyk, op middelen van herstel bedacht te zyn’; en verder te toonen, ‘in wat voege het oprechten van dezen Oeconomischen Tak, ter bereikinge van een zoo heerlyk doeleinde, mede zal kunnen dienen’. Beide deeze pointen worden hier oordeelkundig met nadruk aangedrongen; van waar ook deeze uitmuntende Aanspraak, me regt, den Leden der Vergaderinge dermaate behaagd heest, dat zy den Heer en Mr. v.d. Heuvel overgehaald hebben, om toe te staan, dat dezelve door den druk algemeen gemaakt mogt worden. By die gelegenheid komt ze te voorschyn, met een Voorberigt van een Medelid des Oeconomischen Taks; die, onder het aanpryzen der bovengemelde Redenvoeringe, 't 'er inzonderheid op toelegt, om de handeldryvende Zeesteden te noopen ter deelneeminge in den Oeconomischen Tak, en mede te werken tot het in stand houden der handwerken en fabrieken, tot den bloei der Landsteden, waar van ook haar lieder bloei grootlyks afhangt; gelyk hier beknoptlyk getoond wordt.