Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTableau de l'Histoire generale des Provincies-Unies. A Utrecht chez J. v. Schoonhoven en Comp. &c. 1777. Sans le Discours preliminaire et les Tables des Matieres. Tom. I. 442. pp. et T. II. 623. pp. in 8vo.Hoe menigwerf, en op hoe onderscheiden wyzen, onze Nederlandsche Geschiedenissen ook voorgedraagen mogen zyn, ze blyven egter, uit hoofde van derzelver aanmerkelykheid, nog steeds het onderwerp van verdere naspooring. Dit getuigt ons in deezen wederom het Geschrift, dat wy thans onder 't oog hebben, | |
[pagina 171]
| |
geschikt tot een Tasereel der algemeene Historie van de Vereenigde Nederlanden, welks Opsteller zig bevlytigd heeft om het beloop deezer Historie op nieuw na te gaan en te ontvouwen. Niet om dat hy de reeds uitgegeeven Geschriften des aangaande, en wel inzonderheid de by de Natie met regt zo hoog geschatte Vaderlandsche Historie, met een oog van minagting beschouwt: ver van daar! hy erkent integendeel de waarde dier Schriften in 't algemeen, en van 't Werk van den onvergelyklyken Wagenaar in 't byzonder; dien hy ten hoogste eert, zelfs in zo verre, dat hy betuige, hem, als zynen veiligsten Leidsman, steeds in 't oog gehouden te hebben, en niet dan om gewigtige reden, of daar zyn plan zulks vorderde, van hem afgeweeken te zyn. Dan met dit alles heeft hy 't der moeite waardig geagt, dit Stuk op nieuw te behandelen, en wel in diervoege, dat hy de gewigtigste gebeurtenissen, zo in de eene als andere onzer Vereenigde Provincien, in eene regelmaatige orde aaneenschakele. Onze Hollandsche Geschiedschryvers naamlyk hebben, 's Lands Historie ontvouwende, inzonderheid het oog geslaagen op Hollands lotgevallen, vooral staande het tydperk onzer oude Geschiedenissen, en zo hebben ook anderen wel byzonder de Geschiedenissen van hunne Gewesten beschreeven: de Heer Wagenaar zelf bepaalde zig, in zyne Vaderlandsche Historie, ‘ten opzigte der Geschiedenissen vóór de vereeniging der zeven Landschappen, om byzonderlyk de Geschiedenissen van Holland te ontvouwen, en die der andere Landschappen alleen maar, voor zo ver zy gemeenschap met, of invloed op de Hollandsche Geschiedenissen hebben; oordeelende dat zyn werk, zo hy dien voet niet volgde, bezwaarlyk buiten verwarring te houden zou zyn’Ga naar voetnoot(*). Ten deezen aanzien nu heeft de Schryver van dit Geschrift zig een ander Plan voorgesteld, te weeten dat eener algemeene Historie van ons Land, waar in de Geschiedenissen onzer zeven Gewesten zig onderling vereenigen: een Plan, dat, schoon het de uiterste oplettendheid blyve vorderen, egter beter uit te voeren is in zulk een kort bestek, als dat, waartoe de Autheur van dit Tafe- | |
[pagina 172]
| |
reel zig bepaald heeft, dan in zodanig een Werk als dat van den Historieschryver Wagenaar, 't welk eene uitvoeriger behandeling eischte. - Agtervolgens dit gemelde Plan bedoelt dan onze Autheur de Nederlandsche Geschiedenissen, ten opzigte van alle de zeven Provinciën, in derzelver verband voor te draagen; 't welk hy in deeze twee eerste Deelen gebragt heeft, tot op den afstand van Keizer Karel van 't Bewind over deeze Landen; met oogmerk om de laatere Geschiedenissen, tot op het midden der tegenwoordige Eeuwe, in nog vier volgende Deelen af te handelen. Uit het thans in 't licht gebragte kan men duidelyk bemerken, dat de Autheur niet ongeschikt is voor de taak, welke hy op zich genomen heeft. Eene oplettende en oordeelkundige leezing van vroege en laatere Schriften, waar onder ook verscheiden, die na het opstellen der Vaderlandsche Historie eerst gemeen gemaakt zyn, heeft hem in staat gesteld, om zyn ontwerp met alle naauwkeurigheid uit te voeren. In 't voordraagen der Geschiedenissen, in 't mededeelen van aanmerkingen over dezelven, daar ze te passe komen, en in 't gewag maaken van deeze en geene byzonderheden, raakende het Staatsbewind, de Stedelyke Voorregten, de zeden der Natie, derzelver beroemde Mannen, en wat meer van die natuur zy, houdt hy alleszins eene regelmaatige schikking, geeft blyken van een welwikkend oordeel, en toont ten klaarste, dat hy 't 'er op toolegt om steeds onpartydig te schryven. - Wy hebben dit alles onder het doorbladeren deezer twee Deelen zo duidelyk bemerkt, dat het ons noope, om de leezing deezer ontvouwinge van 's Lands Geschiedenissen aan te pryzen; zo om het verband van de Geschiedenissen onzer onderscheidene Gewesten beter na te gaan, als om nopens etlyke byzonderheden van dezelven nog nadere onderrigting of meer verzekering te erlangen. Men zal, 't zy min of meer geoefend in 's Lands Historie, dit Geschrift met te meer genoegen kunnen leezen, om dat de Schryver vry juist een middelweg gehouden heeft, tusschen een Kort Begrip en eene uitvoerige Historie. Ervaaren Leezers zien dus terstond de algemeene kundigheden, die ze met een vlugtig oog kunnen overloopen, en vinden hier en daar byzonderheden en aanmerkingen, die hun oplettend gezigt bepaalen. Min kundigen zullen zig niet stooren | |
[pagina 173]
| |
aan een droog verhaal, noch verveeld worden door eene uitvoerigheid, welke niet voor hun geschikt is; maar met vermaak een beknopt leerzaam voorstel van 's Lands Geschiedenissen, met gepaste aanmerkingen doorvlogten, hun medegedeeld vinden. Zy, die een Kort Begrip geleezen hebben, zullen hierdoor hunne kundigheden gemaklyk uitbreiden; en zy die breedvoeriger Werken beoefend hebben, zullen, het beloop van dit Geschrift nagaande, hunne denkbeelden niet alleen verlevendigen, maar ook nu en dan ophelderen of versterken. Het is dus, gelyk de Autheur het niet oneigen noemt, un Tableau, of Tafereel, dat ons 's Lands Geschiedenissen, in een maatig bestek, met leevendige koleuren maalt, en de gewigtige byzonderheden in zodanig een gezigtspunt plaatst, dat ze de oogen van min en meer ervaaren op eene bevallige wyze kunnen treffen. - Zie hier het algemeene Tafereel onzer oude Geschiedenissen, zo als de Autheur het in zyne Voorreden geschetst heeft. De Germaanen komen aanvanglyk voor als verscheiden Volkplantingen, welken ieder op zigzelve staan, en half in 't wilde leeven; die geene andere Wetten dan de gewoonten hebben, in de bosschen omzwerven, of zig in moerassige landen verschuilen; deezen zyn Landlieden, die zig met de melk en 't vleesch hunner beesten geneeren; geenen zyn Visschers, dien de Zee en de Rivieren in overvloed voedzel verleenen; en anderen zyn Jaagers, die van den gewonden buit leeven. Door hunne eenvoudige zeden, dapperheid en zugt voor de vryheid, zyn ze het tegenovergestelde van de verwyfde en door ondeugden ontaarte Romeinen. Die Romeinen, welken, door hunne beter geschikte Krygstugt, en niet door hunne meerdere dapperheid, zo veele onafhanglyke Volken de vlugt hunner Adelaaren deeden eerbiedigen, scheenen ontzag te hebben voor de zuivere vryheid van den Batavier. Onder de schoonschynende titels van Broeder en Vriend zogten zy het vernederende van dat juk, 't welk zy den Batavier op den nek wilden leggen, voor hem te verbergen. Den Vriezen schryven zy harder voorwaarden voor: hunne heerschappy verandert in dwingelandy; en weldra ruien zy een moedig Volk op, dat ze niet kunnen beteugelen, dan door hun beschaafde Wetten en Instellingen te gee- | |
[pagina 174]
| |
ven. Eerlang zyn de Batavieren niet anders dan een hoop Gelukzoekers, die 't zig eene eer rekenen de Lyfwagten des Keizers te zyn, en de Romeinen de behulpzaame hand te bieden, om zig Meesters van de geheele Waereld te maaken. Hun roem verspreidt zig alomme met de zegepraal der legioenen; zy maaken Keizers; zy zetten dezelven af; zy staan hun onderdrukte Vaderland by; verzetten zig tegen de Romeinen, om het zelve te verdeedigen, en wederstaan, met de Vriezen vereenigd zynde, een geheelen tyd lang, de gansche Romeinsche Magt. Tacitus, de met zo veel nadruk schryvende Tacitus, schynt, om hunnen wil, van zyne gewoone naauwgezette schryfmanier af te wyken; een groot gedeelte van zyn werk is geschikt, om den lof en de Krygsverrigtingen dier Volkeren te vermelden. Zy geeven zig niet over; zy sluiten een Verbond. By de daarop gevolgde invallen der Barbaaren, is 't twyfelagtig, of Vriesland en Batavie niet zo veele Overheerschers voortgebragt hebben, als zy van die Volken ontvingen: dit althans staat vast, hun Gewest was een dier groote Oefenschoolen, waar uit de Overheerschers van Gallie en Brittannie voortgekomen zyn. Wat laater moesten zy, gelyk dit gemeenlyk plaats heeft, bukken voor die Overheerschers, welken zy zelven voortgebragt hadden. De Franken, voorwendende het Ryk van 't waare Geloof uit te breiden, onderwierpen de Vriezen, (een naam, dien alle de inwooners der thans vereenigde Provincien zeer lang gedraagen hebben,) aan hun Gebied. De Noormannen brengen het hunne toe, om het eislyke reuzenbeeld van 't Ryk van Karel den Grooten te doen schudden. Zy misbruiken te gewelddaadig hunne magt, om lang te heerschen; en op de puinhoopen van dat bewind verheft zig met meerder luister de regeering der groote Leenhouders. Het geheele Gewest, verdeeld in vier voornaame Leenen, (Gelderland, Holland, Utrecht en Vriesland,) blyft aan het Duitsche Ryk verknogt. Maar, die haatlyke instellingen, welken de burgerlyke slaaverny bestendig maaken, zelfs dan als het politike juk van den hals geworpen is, met één woord, die wreede leenroerige instellingen, in Holland, Gelderland en Utrecht ingevoerd, konden in Vriesland niet doorgedrongen worden. Zy doen den Keizer hulde, doch tevens waaken zy met geen minder | |
[pagina 175]
| |
toeverzigt voor het handhaaven hunner Vryheid. De Keizer is te zwak en te ver afweezig, dan dat zy hem zouden vreezen; eerzugt van mindere Vorsten mag door zynen invloed gestreeld worden, maar ze betaalen ten duurste 't geen ze tegen hunne Vryheid onderwinden. Van dien tyd af verkrygt ons geschiedkundig Schouwtooneel eene meerdere verscheidenheid, welke inderdaad tressende is. Men ziet elders een Geestelyken, die den Scepter en den Bisschops staf poogt te vereenigenGa naar voetnoot(*); maar, terwyl hy de onderhoorigheid aan den Keizer zoekt te verbreeken, vindt hy zig in de volvoering zyner oogmerken gestuit, door de magt der Edelen en die der Steden. Staande zyn schaduwagtig bestier, dat alleszins zwak was, en slegts by vergunning bestond, vestigt zig hier te Lande eene bykans Republicainsche Regeering. De Hertogen van Gelder zyn over 't geheel niet meer dan Staatsdienaars, ondergeschikt aan de Staaten. De Graaven van Holland kunnen zig van 't Keizerlyke juk niet ontslaan, dan door de hulp der Heeren Edelen. Deezen staan hen op hunne beurt in den weg; en matigen zig eene dreigende gelykheid van gezag toe. Graaf Willem de I is hier aan zyne verheffing verschuldigd. De toestand dier arbeidzaame lieden, welken het Aardryk openen, het zelve met hun zweet besproeien, en hunne Broeders voeden, verleent ons, in de onderscheiden Provincien, eene aartig geschakeerde vertooning. In Vriesland en de ommelanden maaken de Boeren eene aanzienlyke figuur op hunne Landdagen, en bestieren zigzelven. In Westvriesland handhaaven zy eenen langen tyd hunne onafhangelykheid, tegen de Hollandsche Graaven; hunne herhaalde opstanden doen duidelyk zien, dat zy de zugt voor de oude Vryheid, die zy zo lang verdeedigd hadden, nog bestendig bewaaren. In Holland, Utrecht en Overyssel zyn ze onderworpen, aan de min of meer beperkte magt der | |
[pagina 176]
| |
Heeren of Bailluwen. In Gelderland eindelyk, daar 't innerlyke bestier der Steden volstrekt geschikt is in den smaak eener Volksregeeringe, ligt het platte Land onder de strengere dienstbaarheid der Leenregeeringe. De persoonelyke slaaverny neemt ongevoelig af. De opgeregte Gemeenschappen hebben de Kruisvaarten aan te merken, als de eerste oorzaaken van haar gezag. Zy verkrygen, van de groote Leenhouders, uitgebreide voorregten, om den hoogmoed der ondergeschikte Heeren te fnuiken. Uit den schoot der vryheid worden Steden gebooren, die weldra in staat zyn, om hunne erkentenis, door kragtdaadige diensten, te toonen: en ze draagen tevens wel zorg, dat ze, in vergelding hier van, ontlastingen en voorregten voor zig verwerven. Haar rykdom wast spoedig aan; zy neemen deel in 't bewind; hun gezag haalt het evenwigt wel dra over; en ze zyn eerlang magtig genoeg om de Vorsten en de Edelen kleiner te maaken. Het Volk, vry en magtig geworden zynde, in een barbaarschen tyd, toen 't aan eene regelmaatige Wetgeeving mangelde, geeft zig, in alle de onderscheiden Provineien, over aan de bloeddorstigste partyschappen; zy leveren ons niets anders dan de tooneelen van een verwarden Staat en Bloedbaden. In Vriesland brengt men elkander om hals, door eene overmaat van vryheid; in 't Sticht is 't in 't algemeen te doen om dezelve te bewaaren; in Gelderland vermoordt men elkander wegens de keuze van een Vorst. Dezelfde uitzinnigheid verwekt een binnenlandschen kryg tusschen de Hollandsche en Zeeuwsche Burgers. Te midden dier dolle woede vallen Holland en Zeeland onder de magt van 't Huis van Bourgondie. Het toeneemende vermogen van dien gebiedvoerenden Stam, benevens de verzwakking van den Adel, grootlyks vernield, in herhaalde burgerkrygen, baant den weg tot de grootheid van Karel van Oostenryk, zo beroemd onder den naam van Karel den Vden. Die bekwaame Vorst, welke, met den aanvang van de thans vereenigde Gewesten, niets anders bezat dan Holland en Zeeland, brengt het trapswyze zo ver, dat ze zig allen aan zyn gebied onderwerpen. Hy was de eerste niet, die het op eene willekeurige regeering toelei, zyne Voorgangers hadden de voorregten der Natie, welker bewind zy in handen hadden, reeds meermaalen, en zelss met een voor | |
[pagina 177]
| |
hun gewenschten aanslag, aangerand. Maar Karel, weetende op zyn pas zig van zyne magt of list te bedienen, en altoos eene zekere gemaatigdheid voorwendende, verwierf zomtyds het geen hy bedoelde; dan in 't algemeen deed hy niets anders, dan dat hy zyne Staatkunde inboezemde aan eene Natie, welke hy, door zyne langduurige afweezigheid, steeds stoutmoediger maakte. Zyn Zoon, het plan eener volstrekte overheersching veel duidelyker en veel drukkender laatende doorstraalen, werd, zyns ondanks, het werktuig van een opstand, die ten gevolge had de Vryheid der vereenigde Nederlanden, welke zyne Opvolgers gehouden zyn te bekragtigen, onder het zegel der openbaare trouw, en voor 't oog der geheele Waereld, die zulks handklappende toejuicht. |
|