Een Koper-bekken, met een Kaars
'Er in, zal fluks 't geheim ontbinden
Waar 's drenkelings lichaam is te vinden.
Wat is 't gezond verstand nog schaars!
Deez' kunst gaat vast. - Fops zaalgen Oomen
En Jaspers oude Peetemui,
Met nog een aantal braave lui,
Die allen hebben 't waargenomen:
't Zal drijven daar het lichaam leid,
Dan boven 't Lijk in 't ronde draaijen
En 't licht der Kaars als uit doen waaijen,
Ten teeken haarer sterflijkheid.
Het is beproeft - en afgeloopen
Zo als men ligtlijk kan vermoên:
Het werktuig wist niet op te doen,
In spijt van 't bijgeloovig hoopen.
't Dreef steeds, aan wind en stroom verknogt,
Of daar 't al stil hield, door het missen
Van een dier beide, baatte 't visschen
Als of men 'er naar stofgoud zogt.
Zulks geeft den opsteller van dit Stukje aanleiding, om met deeze en andere bygeloovigheden den spot te dryven; waartoe hy een gegrond regt heeft; dan 't verwondert ons, dat hy hier onder ook schynt te betrekken, het gebruik van de bekende Duikelaars Klok; 't welk, zo zynde, toont, dat hy, hoewel een Vyand van 't Bygeloof, egter geen ervaaren Natuurkundige is. Voor 't overige mag hy dezulken, die 't Bygeloof nog willen doen gelden, wel naar andere Landen verzenden, zeggende; Gy moogt u
Naar al die landen vrij begeven,
Daar Droes, en Spook en Nikkers zweeven,
En 't Reedenlicht is uit gevlugt.
Maar zijt voorzigtig, dat ge uw zotheid
Niet in een land of stad vertoond,
Daar schranderheid en oordeel woond;
Gy diendt een al te zwakke Godheid!
Uw dwaalgodes vondt in die landen
Veelligt wel een onthaal gereed,
Als zij de reden smaaken deedt,
Toen ze al wat denken dorst verbranden.
Hier lagt men eens met uw bedrijf;
Men laat de gekken vreugde smaaken,
Mits dat zij 't niet te bordig maaken,
Dan geeft men hun een vast verblijf.