Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1778
(1778)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen.Historie van de Nederlandsche Overzettinge des Bybels, door N. Hinlopen; voorgedragen in een Brief aen den Hoog - Eerw. N. Hoogvliet. Prof. der H. Godgel. en Predikant te Leyden, verzeld van Bylagen hier toe betreklyk. Te Leyden by J. le Mair, 1777. In groot octavo 412 bladz.Het geen de Heer A. Verwer, in den jaare 1707, op eene aangenomen overlevering, als eene waare geschiedenis verhaald heeft, en nu ruim eene halve eeuw, zeer algemeen, voor eene echte gebeurtenis gehouden is, heeft aanleiding gegeeven tot het opstellen van dit Geschrift. 'Er zou naamlyk, volgens dat verhaal, ten dienste der Overzetteren des Bybels, ‘kort voor het jaar 1624, door de Staten, eene Letterkunstige Vergadering te Amsterdam belegd zyn, in welke, onder het hoog opzigt van den Staat, de gantsche zake van de letterkunste, zo als die van de regelmatige eeuw af plaetse gehad heeft, bepaeld zou zyn, op dat die tot eenen regel en wet voor de vertalers strekken zoude.’ Dit berigt heeft veelen, en onder anderen ook den Heer Hinlopen, opgewekt, om deeze Letterkunst, of ze ook nog ergens te vinden mogt zyn, na te spooren; dan alle aangewende moeite hier omtrent is volstrekt vrugtloos geweest: en 't geen den Heer Hinlopen, onder alle zyne poogingen daar toe betrekkelyk, ter hand is gekomen, heeft veeleer gediend, om hem dat gansche verhaal verdagt te maaken, ja te verzekeren, dat 'er niets waar aan zy. - By gelegenheid van dit onderzoek, heeft hy alles nagevorscht, wat betrekking had tot het voorgevallene wegens deeze Overzetting; en hier uit is dit Geschrift ontstaan; waar in hy zig voorstelt, de geschiedenis onzer Overzetting te verhaalen; de reden uit te leggen, waarom die Overzetting den Staaten-Bybel heet; en eindelyk te staaven, dat de geheele zaak der Overzetting, zelfs ook ten op- | |
[pagina 98]
| |
zigte der Nederduitsche taale, zo door de Hooge Overheid, als door de Kerk gelaaten is, aan die Godgeleerden, welken zo tot Vertaalers als Overzieners benoemd waren. Uit al het hier bygebragte blykt, (om van 't laatstgenoemde eerst te gewaagen) dat het verhaal van den Heer Verwer niet alleen geen den minsten grond van geloofwaardigheid heeft, maar dat het, door het beloop der geschiedenisse, duidelyk wedersproken wordt. Te weeten; Alles, wat de Heer Verwer desaangaande meldt, steunt, gelyk hy zig uitdrukt, op eene overlevering, zonder eenig bewys voor derzelver gegrondheid; en in alle de papieren, welken de Heer Hinlopen heeft mogen nagaan, is 'er geen het minse gewag van iets van die natuur: ‘geen één besluit van hunne H. Mog., geen één lid van een Synodale handeling, geen één papier van de overzetters of overzieners, dat een schaduw van zulk eene order aenduidt, is hem voorgekomen.’ Dan dit niet alleen; men vindt, gelyk de Heer Hinlopen ons onder 't oog brengt, dat de Overzetters en Overzieners zelven taalregels ontworpen, daar over met elkanderen geraadpleegd, en die beschaafd hebben, of daaromtrent elkanderen te gemoet gekomen zyn; men vindt nog de taalkundige waarneemingen, welke by die gelegenheid op het papier gesteld zyn, die men tot een rigtsnoer gebruikt heeft, mitsgaders de stukken en bewyzen, welken daar toe behooren; en in dit alles is geen zweem van eenig voorval of schikkingen van die natuur, welken, volgens het opgemelde berigt, omtrent dit point plaats gehad zouden hebben. - Deeze volstrekte stilzwygendheid nopens zodanig eene Letterkunst, op hooge orde, door eene daar toe geschikte Vergadering opgesteld, en 't gehouden gedrag der Overzetters en Overzieners, loopt van alle zyden te samen, om die overlevering, als ongegrond, volstrekt te wraaken; en toont in tegendeel, dat het gantsche stuk der overzettinge, ook ten opzigte der Nederduitsche taale, aan die Overzetters en Overzieners gelaaten is. Om hier van volkomen overtuigd te worden, leeze men het geschiedkundige verhaal, raakende deeze Overzetting, het welk de Heer Hinlopen met de uiterste naauwkeurigheid zeer oordeelkundig opgesteld heeft; en dat, buiten dit, ook in alle andere opzigten, der leezinge waardig is; nadien het een juister verslag van dee- | |
[pagina 99]
| |
ze gansche gebeurtenis behelst, dan 'er tot nog aan den dag gebragt zy. - Onze Autheur begint zyn verhaal, met een berigt van de vroegere overweegingen, en aangewende poogingen ter verkryginge van eene verbeterde of geheel nieuwe Nederduitsche Overzetting van den Bybel; dat reeds met den jaare 1571 een aanvang neemt. Hy toont ons, wat 'er van dien tyd af ten deezen opzigte in 't werk gesteld zy, tot op het jaar 1608; toen de Kerkelyke onlusten zeer veel toebragten, om deezen arbeid te staaken; des men denzelven genoegzaam geheel liete rusten, tot op het houden van de Nationaale Synode te Dordrecht, in den jaare 1618 en 1619; wanneer dit werk hervat en voorts ten einde gebragt is. Van het voorgevallene hieromtrent op deeze Synode, en de verdere gevolgen daarvan, geeft de Heer Hinlopen een aaneengeschakeld verhaal; dat ons een naauwkeurig berigt levert, van alle de aanmerkelyke byzonderheden, welken daar toe betrekking hebben. Men vindt in 't zelve eene oordeelkundige ontvouwing van de Staats resolutien en Synodaale handelingen deswegens; van de gemaakte schikkingen omtrent den arbeid der Overzetteren en Overzieneren; van den nu spoediger dan traager voortgang van derzelver werk; van de voltrekkinge van alles; van 't drukken en openlyk invoeren deezer Overzettinge, en eindelyk van de voorzorgen, welken men aangewend heeft, om dezelve van drukfouten te zuiveren, en 't verder slordige nadrukken, zo veel mogelyk, te verhoeden; mitsgaders de oorspronglyke stukken deezer Overzettinge ongeschonden te bewaaren. De Heer Hinlopen, die geen moeite ontzien heeft, om alles, zo veel hem doenlyk was, na te vorschen, betoont in dit Stuk eene onvermoeide oplettendheid, die hy met oordeel in 't werk gesteld heeft; waar door hy ook in staat geweest is, de onderscheiden berigten, welken die en deezen, nopens het vervaardigen deezer Overzettinge, gegeeven hebben, te beoordeelen, tegen te spreeken, of te bevestigen en op te helderen. Uit dien hoofde is dit Geschrist, schoon 'er reeds veel raakende dit onderwerp geschreeven zy, ook met betrekkinge tot het geschiedkundige, der nadere overweeginge wel waardig van hun, die zig op de regte kennisse der gewigtige voorvallen in ons Land, waar onder deeze gebeurtenis wel geteld mag | |
[pagina 100]
| |
worden, in ernste toelegeen. Alle de zodanigen, gelyk ook dezulken, die onze Nederduitsche Taal beoefenen, en dus min of meer belang stellen in 't nagaan van de echtheid of ongegrondheid van 't bovengemelde verhaal van den Heer Verwer, zullen deezen arbeid van den Heer Hinlopen te meer danklyk erkennen; om dat hy, ter versterkinge van zyn gezegde, zo in 't eene als andere opzigt, by dit zyn Werk, eenige merkwaardige Stukken, als Bylagen, gevoegd heeft, welken tot nog door den druk niet gemeen gemaakt waren. - Als daar zyn, ‘de Acta der geauthorizeerde Translateurs en Reviseurs van de Translatie des Ouden Testaments, met de Brieven en andere Stukken hiertoe behoorende, en de Resolutien van de Oversetters en Reviseurs aengaende de Duitsche TaleGa naar voetnoot(*): [benevens] de Memorie der Overzetters voor de Overzienders. ‘Wyders een Commentariolus Historicus enz. of ‘een Berigt, opgesteld door den Wel Eerwaarden Heer Lodewyk Gerard van Renesse, (een der Overzieneren van het Nieuwe Testament,) aangaande het overzien der Nederduitsche Overzettinge van 't Nieuwe Testament en der Apocryphe Boeken, met de daar toe behoorende Bylagen, zo als hy het zelve, eerst tot zyn eigen gebruik, en voorts ten behoeve van de Eerwaarde Utrechtsche Synode, uit zyne breedere aantekeningen, by een getrokken heeftGa naar voetnoot(†).’ En ten laatste nog etlyke merkwaardige Stukken, betreklyk tot het drukken en uitgeven van den Staten-Bybel; die ter opheldering van het daaromtrent verhaalde strekken. | |
[pagina 101]
| |
Deeze benaaming van den Staten-Bybel herinnert ons, dat wy, onder de opgemelde byzonderheden van dit Geschrift, ook genoemd hebben, 's Mans uitlegging der reden, waarom die Overzetting den Staaten - Bybel heet. Zie hier wat hy ons desaangaande zegt. ‘'Er viel veel te bedenken, op wiens name deze Bybel zoude uitgaen. De kerk, en de overzetters stonden in die gedachten, in welke de kerk, van den eersten aenvang van hare overweginge, geweest was, dat het een werk van de Nederlandsche kerk ware; dat daerom by haer of hare Gemagtigden, die de overzetters waren, de voorrede gesteld behoorde te worden. Bogermannus dan en baudartius, of mogelijk de eerste alleen, ontwierp twee voorredenen, waervan de eerste, gericht aen Hun Hoog Mog., een kort verhael behelsde, van al het gene omtrent het vertalen van den Bybel voorgevallen was, en de andere, gericht aen de Gereformeerde Nederlandsche Kerken, deed verslag van de redenen, waerom eene nieuwe vertalinge noodig geoordeeld was, met wederlegginge van de schijnredenen daertegen. Deze stukken zijn, na dat zy door baudartius naergezien en verbeterd waren, aen hun Hoog Mog. vertoond, welke de eerste, met eenige veranderingen, aan hun te rugge hebben gegeven, om gedrukt te worden, en de laetste in handen van baudartius gesteld, om die zo veel doenlijk te bekorten, en vervolgens nader aen Hun Hoog Mog. te vertoonen, om daerop als dan te besluiten; zoo dat Hun Hoog Mog., te dier tyd, met de gedachten der kerke overeenstemdenGa naar voetnoot(1). Mogelyk is dit werk toen aen baudartius alléén aenbevolen, om dat bogermannus niet in Holland was; zynde waerschijnlijk in Friesland, om den hem opgedragen post van eersten Hoogleeraer te Franeker te aenvaerdenGa naar voetnoot(2). - Dan, in het volgende jaer behaegde het Hun Hoog Mog. dit werk des Bybels aen zich te trekken, en besloten zy, na dat hun het gevoelen van de Staten van Holland was medegedeeld, om de Acte van Authorizatie, welke door den Raed van Staten ontworpen, en verder beschaefd was, goed te keuren, en te bevelen, dat dezelve daervoor gedrukt zoude worden, gelijk | |
[pagina 102]
| |
wy die aen het hoofd van onzen Bybel hebben. Hun Hoog Mog. lieten verder aen den Raed van Staten, om uit de voorredenen, by de overzetters ontworpen, eene op te stellen aen den lezer: dan daervan is niets gekomen. Hun Hoog Mog. begrepen, dat aen hunne vergadering alleen, de dank en de eere van dit Christlijk en loflijk werk der vertalinge gelaten moest worden, gelijk zy daervan alleen de beschikkinge gehad, en de kosten gedragen haddenGa naar voetnoot(3). Ziet daer de reden, waerom deze overzettinge des Bybels den titel van Staten-Bybel draegt.’ Ten slot van dit Artykel zullen wy hier nog byvoegen, 't geen de Autheur ons meldt, wegens het bewaaren der oorspronglyke stukken, welken, (nevens de Autographa van 't Dordrechtsche Synodus, in de Treveskamer, op 't Hof van Holland, in 's Hage bewaard,) om de drie jaaren plegtig gevisiteerd worden. Raakende dit bewaaren der eerstgenoemde papieren, geeft ons de Heer Hinlopen het volgende berigt. ‘By de overziening van het Nieuwe Testament, was de vraeg reeds geopperd, waer het oorspronklyke bewaerd zoude worden. De Synode van Utrecht begreep, dat het by de Nationale papieren, die op de Treveskamer in den Hage geplaetst zijn, bewaerd moest worden; en hiermede stemden byna alle de andere Synoden overeenGa naar voetnoot(*). Vervolgens is 'er in het verdrag, tusschen Burgemeesteren van Leiden, en de Overzetters, bedongen, dat de laetste het oorspronklyke, na het afdrukken, in eene daertoe geschikte kiste zouden leggenGa naar voetnoot(†). Dit is geschied, en zijn dezelve daerin van tijd tot tijd gebragt, zonder dat daeromtrent eenige bepaelde orde gebruikt is, dewyle men meende, dat zy by de andere schriften der Kerke geplaetst zouden worden, naer inhoud der Kerkbesluiten. Dan Hun Hoog | |
[pagina 103]
| |
Mog. besloten later, en wel in het jaer 1639, dat zy te Leyden, onder het opzigt der regeringe van die Stad, bewaerd zouden wordenGa naar voetnoot(*). En deze onorde der plaetsinge van de oorspronklyke stukken, en der laetste proeven van het Oude en Nieuwe Testament, die daer als losse papieren lagen, gaf geene kleine moeilykheid, by het nazien van dezelve, aen de daertoe van tijd tot tijd gemagtigden. Waerom, op klagten daerover, Hun Hoog Mog., in den jare 1663, petrus cabeljauw, Predikant te Leyden, en jacobus stermont, leeraer in de H. Godgeleerdheid en Predikant in 's Gravenhage, gemagtigd hebben, die papieren uit elkander te scheiden, ieder by het zyne te plaetsen, en te laten inbinden, onder hun opzigtGa naar voetnoot(†). Het welk door hun verricht zijnde, hebben zy daervan een verhael opgesteld; het welk den 16den van Bloeimaand 1663 gedagteekend is. Volgens welk verhael in de kiste te Leyden gevonden worden. Een afdruksel van de vijf boeken van Moses, zoo als het zelve door de overzetters vervaerdigd is, met wit papier doorschooten, en daerop de verbeteringen van de overzieneren, geschreven met de hand van revius. Het zelve, behelzende de Historiesche boeken van Josua tot Esther, met de verbeteringen als boven. Het zelve, behelzende de Hagiographa, beginnende met Job, en eindigende met het Hooglied, met de verbeteringen als boven. Het zelve, behelzende de vier groote Profeten, met de verbeteringen als boven. Het zelve, behelzende de twaelf kleine Profeten, met de verbeteringen als boven. Een afdruksel van de vertalinge van het Nieuwe Testament, zoo als dat door de overzetters vervaerdigd is, met de verbeteringen der overzieneren, geschreven met de hand van festus hommius. Alle de Apokryphe boeken, met de verbeteringen als boven. De registers van het Oude en Nieuwe Testament, geschreven met de hand der overzetteren. | |
[pagina 104]
| |
Laetste proeven van de vijf boeken van Moses, de Historiesche boeken en de Hagiographa, verbeterd met de hand van bogermannus. De laetste proeven van alle de Profeten, verbeterd als boven. Proeven van het Nieuwe Testament, verbeterd door antonius wallaeus en festus hommius. Proeven van alle de Apokryphe boeken, verbeterd als boven, midsgaders van de summarien van de kapp. van ieder dezer boeken, verbeterd als boven. De eerste druk van 1637, in paersch fluweel gebonden. Afschriften van de aengeteekende drukfouten. Handelingen van de overzetters en overzieners van het Oude Testament.’ |
|