den Zomer, zo in Bourgogne, als in verscheide andere landschappen van Frankryk, Duitschland en Poolen, nog altoos veel Groote Lysters. Ook vindt men een zo groot aantal in Italie, en in Engeland, dat aldrovandus de Jongen op de markt zag verkoopen. En albinus de Groote Lysters in geenen deele als Trekvogels aanmerkt.
De Groote Lysters, die blyven, leggen eijeren en broeden gelukkig. Zy maaken hun nest nu eens op boomen van middelbaare hoogte, dan eens op een uitstek van de grootste boomen, altoos de voorkeus geevende aan die digt met mosch begroeid zyn: zy vervaardigen 't zelve zo van buiten als van binnen van kruiden, bladen, mosch, en boven al wit mosch: dit nest gelykt min naar dat van andere Lysters, dan naar dat der Merels, uitgenomen dat het van binnen met zagte stoffe is opgevuld.
Zy leggen in elk Broedzel vier of vyf grauwe gevlekte eijeren, en voeden hunne Jongen met rupsen, slekken, en zelf hoornslekken, wier schaal zy breeken. Zelve eeten zy, in 't beste Jaarsaisoen, kerssen, druiven, olyven enz. en 's Winters genever-, hulst-, klimop- en bovenal maren-bessen.
Als zy ongerust zyn is hun geschreeuw tre, tre, tre, tre, in den Voortyd slaan de Wyfjes geen ander geluid; maar de Mannetjes zingen eenen zeer aangenaamen zang, zich plaatzende op 't hoogst der boomen; hun wildzang wordt, afgebroken door onderscheide toonen, die noit tweemaal in dezelfde orde wederkomen; in den Winter hoort men ze niet meer. Voor 't oog verschilt het Mannetje alleen van 't Wyfje door dien het meer zwarts in zyne pluimadie heeft.
Deeze Vogels hebben eenen gansch vreedzaamen aart, men ziet ze noit onder elkander vegten; doch zy zyn, met die zagtheid van inborst, egter zeer nauwlettend op hun zelfsbehoud; en wantrouwender dan de Merels, die voor zeer omzigtig gehouden worden.
Belonius verzekert, dat het Vleesch der Groote Lysters beter van smaak is dan dat van alle andere: doch dit wordt door alle andere Vogelbeschryvers tegengesprooken, en strydt met onze eigene ondervinding: 't is waar dat onze Groote Lysters zich niet met Olyven, en onze Kleine niet met Maren-bessen voeden, gelyk die van welken hy spreekt, en men weet van hoe veel invloed het voedzel is, op het Vleesch van 't wild gevogelte.
De eenige Verscheidenheid, in deeze soort van Lysters, is de Witte Groote Lyster, waargenomen door aldrovandus;