| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Redenvoering over Mattheus II. 23.
Door den Hoogeerw. Thomas Hunt, Professor in de Hebreeuwsche en Arabische Taalen.
(Vervolg van bl. 228.)
OM nogthans regt te doen aan het woord Nazar, moet ik van 't zelve niet afstappen, zonder aan te merken, dat het wel die overweeging verdiene, waar mede men het, te deezer gelegenheid, verwaardigde. Want, schoon ik, in geenen deele, kan berusten in eene der boven opgegeevene Verklaaringen, denk ik egter, dat, kenden wy dit woord te regt, en verstonden wy de meening van 't zelve in volle uitgestrektheid, zulks veel zou helpen in ons tegenwoordig onderzoek. De reden, die ik heb om zo te denken zal ten vollen blyken uit myne eigene gissingen over deeze plaats van den Euangelist mattheus, die ik nu zal voordraagen.
Dan, eer ik voortgaa, zal het noodig weezen onderscheid te maaken tusschen zaaken, in uitgedrukte woorden voorzegd, en die alleen in zin en meening bestaan. Dat deeze plaats van de h. mattheus nergens, in de Schriften des Ouden Vorbonds, met uitgedrukte woorden voorkomt, wordt gereedlyk erkend: dat men dezelve, nogthans, in zin en meening, dikwyls daar in ontmoet, is een stuk, 't geen wy behooren aan te dringen. Dat het woord nazarenus, in een der Propheetische Schriften staat, zal niemand beweeren; doch dat wy regtmaatigen grond van reden, in de Propheetische Schriften, vinden om te beweeren, dat onze Zaligmaaker zodanig iemand zou weezen, als zeer eigenaartig nazarenus mogt genaamd worden, zal, zo ik hoop, uit de volgende bedenkingen blyken: en gevolglyk mede, dat onze Euangelist, wanneer hy schryft, dat jesus een nazarenus zou genaamd worden, of zyn, noch zelve be- | |
| |
droogen was, noch ten oogmerke had den Leezer te bedriegen.
De gemaakte onderscheiding is niet willekeurig, of van myn eigen vinding; maar gegrond op de wyze van aanhaalen, waar van de Apostelen zelve zomwylen gebruik maaken, en gestaafd, door de waarneemingen der Oude en laatere Schriftuurverklaarderen. Apostel paulus tekent op, van den Tweeden adam is geschreeven, dat hy geworden is tot eenen leevendigmaakenden geest. Doch waar staat dit geschreeven? Vader chrysostomus antwoordt ‘Nergens,’ en geeft te kennen, dat dit veel eer een bekend Character was van den messias, opgemaakt uit de Rolle der Propheeten in 't algemeen, en door de uitkomst bewaarheid, dan eene byzondere Voorzegging uitdrukkelyk begreepen in het Oude Verbond, en daar uit letterlyk door den Apostel aangetoogen. En die zelfde Kerkvader begint zyne verklaaring van 1 Corinth. II. 9. op zynen gewoonen trant, Π♉ γεγϱαπται, waar is dit geschreeven? waar op hy laat volgen, De Zin is, met de daad, begreepen in de Schriftuur, doch de Woorden zyn 'er niet. Volkomen op dien zelfden voet merkt Vader hieronymus, omtrent de plaats by mattheus, aan: ‘Hadt de Euangelist een bepaald voorbeeld uit de Schriftuur aangehaald, hy zou zich niet uitgedrukt hebbeen, dat door Propheeten gezegd is; maar enkel, dat het gezegd was door den Propheet: dan nu het woord Propheeten, in 't meervoudig getal gebruikende, duidt aan, dat hy de Woorden der Schriftuur niet; maar alleen den Zin overneemt.’ Hier mede stemmen grotius, beza, en andere hedendaagsche Uitleggers
overéén.
Schoon, derhalven het woord Ναζωϱαιος zelve niet blyke, door eenig byzonder Propheet, omtrent den messias, gebruikt te weezen; zal 't, egter, indien de waare Betekenis van 't zelve zodanig zy, als duidelyk blykt door meer dan één op hem toegepast te weezen, redelyk zyn te besluiten, dat meer dan één Propheet voorzegt heeft, dat hy een nazarenus zou zyn.
Ik hou het woord Nazur, of, volgens de Grieksche taalbuiging, Ναζωϱαιος, voor het lydelyk deelwoord van het Hebreeuwsche werkwoord Nazar, 't welk, gelyk ik voorheen aanmerkte, Afgezonderd of Afgescheiden betekent. Doch, vermids, gelyk ik mede reeds te verstaan gaf, onzes Zaligmaakers Openbaare Leevenswyze, niet wel strookte met het denkbeeld van zulk een' Afgezonderden en Afgescheiden staat, geef ik de voorkeus aan Dr. lightfoot's verklaa- | |
| |
ring van dit woord, die zegt, dat Ναζωϱαιος niet zo zeer de Afgezonderdheid, als wel de Elende, van den Staat onzes Heillands te verstaan geeft: en dat hy waarschynlyk zo geheeten was, om aan te duiden dat hy vervreemd was, van en verworpen door andere Menschen: eenen versmaaden, en der Menschlyke Zamenleeving onwaardig gekeurden.
Met deezen zin zal de betekenis diens Woords, in de naverwante Taalen, overeenkomen. In deeze betekent het niet alleen, gelyk in 't Hebreeuwsch, een Nazarenus worden; maar tevens Klein, Gering, Ongeagt, Onwaardig zyn; in eene andere Veragten, Onwaardig keuren, Moeilykheid en Smaad aandoen: in eene andere Verguizing, Schande, Ongenade; in eene andere, gekleed te weezen in een slegt gewaad, en beroofd van de Vermaaken en Genietingen des Leevens; in eene andere van een Vuil, Ongedaan, en Afzigtig voorkomen zyn; en dat, niet door 't verwaarloozen van Zuivering en Welvoeglykheid; maar uit hoofde van Armoede, Ziekheid, of eenigen anderen Ramp; kort om, alleszins in eenen Ongelukkigen en Bejammerenswaardigen toestand verkeeren.
Ik maak, over zulks, geene zwaarigheid om te stellen, dat het woord Nazur, of, gelyk de Grieken het uitspreeken, Ναζωϱαιος, niet alleen Afgescheiden en Afgezonderd van andere Menschen betekent; maar ook door hun Gehaat, Gesmaad, Vervolgd en Geplaagd worden. By aldien wy, derhalven, uit de Schriften des Ouden Verbonds, kunnen bewyzen, dat de messias, zo als hy by de Propheeten voorkomt, een Gehaat, Vervolgd, en Geplaagd Persoon zou weezen; byaldien het uit de Euangelie-geschiedenis blyke, dat zyn Verblyf te Nazareth zeer veel gelegenheid gaf, tot de Vervolgingen en Moeilykheden hem aangedaan, dan zal volgen, dat het gezegd was door de Propheeten; dat onze Zaligmaaker een nazarenus zou weezen; dat de algemeene bejegening welke hy hier op Aarde ontmoette, uitwees dat hy met de daad Ναζωϱαιος was; dat dit Character, op eene byzondere wyze, op nem toepasselyk wierd, wanneer zyn Naamvader joseph, uit vreeze voor archelaus, hem na Nazareth voerde; en dat, deswegen, de Euangelist dit Woord op dien tyd zeer gepast op hem overbrengt.
Dat nu de messias een Persoon zou weezen byzonder uitsteekende door zyn Lyden, en dat onze messias zeer veel leedt, zyn waatheden, welke niemand, die de Propheetische en Euangelische Schriften immer raadpleegde, zal betwisten. Moest de christus niet alle deeze dingen lyden? was eene
| |
| |
vraage die onze Zaligmaaker meer dan ééns zynen Jongeren voorstelde, naa dat hy den bitteren beker zyns lydens gedronken hadt. En ten einde zy niet verlegen zouden staan wat te antwoorden, gaat hy voort met hun te verzekeren, uit de Wet van moses, uit de Psalmen, en de Propheeten, dat het dus beschreeven was, dat de christus in dier voege moest lyden. Het, derhalven, voor toegestaan houdende, dat onze Heer een Lydend Persoonaadje zou weezen, en dat hy diensvolgens leedt, zou ik tevens mogen besluiten, dat hy zich zou onderscheiden door het Character van een' Ναζωϱαιος, en dat hy met de daad zulks deedt.
Maar, om dit stuk in nog klaarder daglicht te zetten, agt ik het bewysbaar, dat het Woord Ναζωϱαιος niet alleen toepasselyk is op onzen Zaligmaaker, dewyl hy in 't algemeen een Lyder was: maar dat het tevens, op eene zonderlinge wyze, past op alle de verscheidene deelen zyns Lydens, zo dat waarschynlyk geen ander Woord het zo volkomen zou uitdrukken. Om hier van een en ander voorbeeld op te leveren. - Was het voorspeld dat de messias een Vreemdeling zou weezen by zyne Broederen, en een Vreemde by de Kinderen zyner Moeder? Dit werd vervuld in onzen Zaligmaaker, toen hy Verworpen werd door de Jooden, verlochend en verzaakt door zyne Jongeren en Vrienden: en dit wordt uitgedrukt door het woord Nazar, 't geen in het tegenwoordig Hebreeuwsch betekent Afscheiden, Verwyderen, Vervreemden: 't is deswegen klaar, zo uit de voorzegging als de vervulling, dat hy Ναζωϱαιος was. Was het voorspeld door eenen Propheet, dat zyne Vyanden zyne handen en voeten zouden doorbooren; en by eenen anderen, dat zy hem zouden zien dien zy doorstooken hadden? Dit werd, by uitstek, vervuld, in de Nagelen, die handen en voeten aan 't Kruis vastklonken, en de Speer, die zyne zyde doorstak. En dit, zullen de Syriers ons vermelden, is begreepen in hun woord Nazar, 't welk betekent, Klieven, Doorsteeken. 't Is, derhalven, wederom openbaar en uit de Voorzegging en uit de Vervulling, dat hy Ναζωϱαιος was, in deezen zin. -
Hieldt de Voorspelling in, dat de Ploegers zyn rug zouden ploegen, en lange vooren trekken? Deeze ontving vervulling, toen pilatus hem ter Geesselinge overleverde; dit wordt desgelyks aangeduid door het Woord Nazar, betekenende Snyden, Scheuren, Vooren maaken, Ploegen. Gelyk voorspeld was gebeurde het: en onze Zaligmaaker was in die betekenis Ναζωϱαιος. - Voorspelde de Propheet, dat hy zou voortkomen als een Wortel uit een dorre Aarde? Dit erlangde vervulling als hy te Bethlehem
| |
| |
gebooren en te Nazareth opgevoed werd, de twee kleinste en armste Steden van de Stammen, waarin zy gelegen waren. En dit is weder begreepen onder het Woord Nazar, 't welk in 't Arabisch betekent, Gering, Onaanmerkenswaardig, en Dor te weezen. Het zal deswegen hier uit ook volgen, dat onze Heer verwagt wierd onder het Character van Ναζωϱαιος, en ook onder 't zelve verscheen. - Nog eens, en hier mede zal ik de toepassing eindigen, spelde de Euangelische Propheet, dat de messias een Persoon zou weezen van geene Gedaante of Bevalligheid, dat iemand hem zou begeerd hebben; dat hy veragt en versmaad was onder de Menschen; een Man van smert en verzogt in krankheden; dat by, om onze overtreedingen zou verwond en om onze ongeregtigheden verbryzeld worden? Alle deeze Onheilen, en Verdrukkingen, verhaalen ons de Euangelisten, onderging onze Heilland: en alle deeze zyn begreepen in het Woord Nazar, gelyk boven vermeld is. Wy mogen uit dit alles afleiden, dat onze Heer, in alle deeze opzigten, Ναζωϱαιος zou zyn, en met de daad was.
Ik zou gemaklyk de Vergelyking kunnen uitstrekken, over den geheelen loop van onzes Zaligmaakers Lyden, en toonen, dat 'er nauwlyks in hetzelve één enkele Omstandigheid voorkomt, door de Propheeten voorspeld of door de Euangelisten opgetekend, welke niet valt onder den omtrek van deeze veel behelzende Benaaming. Te regt mogt, overzulks, mattheus, die het Oostersche Taaleigen kende, en verstondt wat dit woord in volle uitgestrektheid betekende, verklaaren, dat het voorspeld was by de Propheeten, dat christus een nazarenus zou genaamd worden, of liever, gelyk dit woord dikwyls voorkomt, zyn.
En gelyk onze Heer, Ναζωϱαιος geheeten werd, uit hoofde van andere stukken zyner Vernederinge en zyns Lydens, zo past deeze Naam op hem in 't byzonder, om dat hy te Nazareth wierd opgevoed. In de daad het was de Naam van deeze Stad, en Smaadvolle Bejegening, die onze Zaligmaaker overkwam: dewyl hy daar gewoond had, en welke gelegenheid gaf tot deeze Aanhaaling. Nazareth was versmaad, tot een Spreekwoord geworden, van wegen het gemeen Character en de geringheid der Inwoonderen. In zo verre, dat enkel daar eenigen tyd gewoond te hebben, gerekend wierd een zo laag en schandelyk stuk te zyn, dat het niet alleen den Jooden tot een' gewoonen smaad en schendnaam diende; maar ook een gedeelte uitmaakte van die kwaadaartige Beschuldiging aan het Kruis gehegt, in 't Grieksch, Latyn, en Hebreeuwsch - | |
| |
jesus van nazareth. En deeze smaadende benaaming hieldt niet op met onzes Heilands Kruis-lyden. Julianus noemt hem, oogende op dien schandvlekkenden bynaam, den galileer; en elk weet, dat de gewoone naam, met welken wy Christenen benoemd worden onder onze Vyanden, Jooden en Mabomethaanen, die van Nazareers is.
De Euangelist, dan, de Leevensgeschiedenis beschryvende van zynen Versmaadden, en Vervolgden Meester; en gewag maakende van zyn vertrek na de Plaats, die zo veel gelegenheid gaf, tot de Smaad en Vervolging hem aangedaan; en daarenboven eene juiste overeenkomst vindende, tusschen den Naam Nazur, dien men hem gegeeven hadt, (dewyl hy een Veragt en Vervolgd Persoon zou weezen,) en Ναζωϱαιος, den naam hem toegevoegd van de Stad, die ten voornaamen oorsprong strekte van den Smaad en 't Lyden hem overgekomen, kon te deezer gelegenheid niet nalaaten om ééns voor al aan te merken, dat nu vervuld wierd 't geen door de Propheeten gezegd was, dat by nazarenus zou gebeeten worden.
In deezer voege heb ik myne poogingen aangewend, om eene plaats der H. Bladeren uit te leggen en te verdeedigen, die men langen tyd aangezien heest, als een standhoudend bewys van jesus Messiasschap; doch, in de laatste jaaren, afgemaald is als een verzonnen of onvoeglyke aanhaaling, ongenoegzaam om dat gewigt, 't welk men daar in gesteld heeft, te draagen. Ik heb getoond, dat dezelve geenzins, gelyk men wilde, een bedrieglyke Vond was van den Euangelist, maar eene Voorzegging der Propheeten: dat dezelve een bekend Character van den messias behelst; een Character, niet gegrond op de Gelykheid van het woord, maar op de Rede der Zaake; een Character, niet ontleend uit eene twyfelagtige plaats van één enkeld Propheet; maar opgemaakt uit de geheele Rolle der Propheeten.
Wanneer, derhalven, in de Treurgeschiedenis van 's Zaligmaakers Lyden, het Kruis aan ons zal voorkomen, met dat bekende Opschrift jesus van nazareth, koning der jooden; moeten wy niet met pilatus, die den Zoon van god de eerste maal kruizigde, of met den Godloozen Spotter, die hem andermaal kruizigt, het eerste deezer Characters niet aanzien, als onbestaanbaar met het laatste: uit het gansche beloop der Propheetische Schriften ten vollen verzekerd, dat de Beloofde messias zou zyn jesus van nazareth, een veragt, vervolgd, en mishandeld Persoon, zo wel als koning der jooden. |
|