Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Redenvoering over Mattheus II. 23.En daar gekomen zynde nam hy zyne woonplaatse in de Stad genaamd Nazareth; op dat vervuld zoude worden dat door de Propheeten gezegd is, dat hy Nazarenus zal geheeten worden. Den Hoogeerw, thomas hunt D.D.F.R. en A S.S. Professor in de Hebreeuwsche en Arabische Taalen.
NAardemaal eene nauwkeurige overeenkomst tusschen het Oude en Nieuwe Verbond, tusschen de Gebeurtenissen in het eene voorspeld en in 't andere vervuld, met het hoogste regt, door de Christgeloovigen, is aangezien als een der sterkste en klemmendste bewyzen voor de Waarheid van hunnen Godsdienst, zo is 'er ook niets waar op de ongeloovige Jooden zich meer en yveriger uitleggen dan om de voldingendheid van dit gewigtig Bewys te ontleggen. Zy weeten ten vollen, dat, indien het Christendom met de daad gebouwd is, zo wel op den Grondslag der Propheeten als op dien der Apostelen, en indien jesus christus even zeer de Hoeksteen is van het Oude als van het Nieuwe Verbond; de Godsdienst, dus gegrondvest, een Gebouw uitlevert al te wel zamengevoegd om door hunne Kunstenaaryen ondermynd, en al te sterk om door hunne kwaadaartigheid gesloopt te worden. De Grondslag, derhalven, van het Christlyk Stelsel, de Overeenkomst der beide Verbonden, zoeken zy te verwoesten: het Nieuwe Verbond, beweeren zy, is onafhanglyk van het Oude; en zy merken onzen Gezegenden Zaligmaaker, ondanks de Wonderwerken door hem verrigt, aan als een Bedrieger, om dat hy zyn Messiasschap uit de Wet en de Propheeten zoeke te bewyzen. Ten dien einde hebben zy de verscheide plaatzen van het Oude Verbond, door christus en de Apostelen aangehaald, ter bevestiging van de Leere door hun gepredikt, vertoond | |
[pagina 218]
| |
als voorbedagtlyk verdraaijd, en zeer verkeerd toegepast: en de bewyzen, daar uit ontleend, doorgestreeken als drogredenkunstig, niets bewyzend, en ongerymd. En, als ware dit noch te weinig, den Heer en zynen Jongeren ten laste gelegd, hebben zy hun desgelyks van rechtstreeksche valschheid betigt, hun afgemaald als Uitvinders van Voorzeggingen, om ze tot hun oogmerk te doen dienen; als Aanhaalers van Texten uit de Schristen des Ouden Verbonds, die nergens in dezelve voorkomen. Dit is een wapentuig, 't welk de Joodsche Tegenstanders steeds aanvoeren; als zy de wallen van ons Sion bestormen. En 't zou, in de daad, een zeer vreemd verschynzel weezen, indien de Deisten dezelfde zwaarigheid niet te baate namen, en aandrongen, daar zy met de Jooden eene gemeene zaak hebben, het bestryden des Christlyken Godsdiensts. 't Is ook te over bekend, hoe stout en tesfens listig de aanval was niet veele jaaren geleden, door een Ongeloovigen onzes Lands, op den Euangelist mattheus gedaan: dan zyn Boek, schoon met het vyandlykst oogmerk tegen het Christendom geschreeven, is 't zelve van wezenlyken dienst geweest; door te veroorzaaken, dat Het Bewys, uit de Voorzeggingen ontleend, dieper onderzogt, en, ingevolge hier van, beter verstaan is dan voorheen. Eene volkomene schets te geeven van het stelzel deezes Schryvers, en elk deel daar van, in deszelfs wanschiklykheid, voor te draagen, zou een uitgestrekter taak weezen, dan ik, by de tegenwoordige gelegenheid, kan onderneemen. Zyn oogmerk is, voor zo verre het myn tegenwoordig onderwerp betreft, te toonen, dat de Aanhaalingen door christus en de Apostelen, uit de Schriften der Propheeten, of 'er niet in gevonden worden, of dat, indien ze 'er in voorkomen, zulks in een' zin is, geheel vervreemd van de zaak om welke te bewyzen ze worden bygebragt. Van dusdanige valsche en onvoeglyke aanhaalingen, geeft hy vyf voorbeelden; de een deezer is de plaats by mattheus: En daar gekomen zynde, nam hy zyne woonplaats in de Stad genaamd Nazareth; op dat vervuld zou worden, 't geen door de Propheeten voorzegd is, dat hy nazarenus zal geheeten worden. Het zal, over zulks, myne zaak, in deeze Redenvoering, weezen, het gedrag des Euangelists van deeze blaam te zuiveren. En dit zal ik doen, door, in de I. Plaats, ‘eenige algemeene bedenkingen, ten opzigte van dit onderwerp, in 't midden te brengen; en te toonen hoe hoogst onwaarschynlyk het is, dat onze Heer en zyne | |
[pagina 219]
| |
Apostelen, eenige Voorzegging zouden aanhaalen, als begreepen in het Oude Verbond, die 'er met de daad niet in voorkwam,’ en ten II. ‘Door de plaats van Euangelist mattheus byzonder in overweeging te neemen, en te doen zien, dat het geen hy hier aanvoert, als gesprooken door de Propheeten, waarlyk door hun gesprooken is.’ 1. Voor eerst, moet ik ‘eenige algemeene bedenkingen, ten opzigte van dit onderwerp, in 't midden brengen; en toonen hoe hoogst onwaarschynlyk het is, dat onze Heer en zyne Apostelen eenige Voorzegging zouden aanhaalen, als begreepen in het Oude Verbond, die 'er met de daad niet in voorkwam.’ - Ik zou hier kunnen aanmerken, dat onze Godlyke Zaligmaaker volkomen moet geweeten hebben en welke Voorzeggingen tot hem behoorden, en hoe hy ze moest toepassen; dat dezelfde Heilige Geest, die de Propheeten bestuurde, in het geeven hunner Voorzeggingen, de Apostelen bestuurde in hunne redenkavelingen daar over; dat de Christlyke Godsdienst, een allerheiligste Godsdienst zynde, alle valsche middelen tot voortplanting wraakt: dan deeze Bewyzen, meer geschikt zynde voor een Christen, een naam, die de twyfelende Vyand van 't Christendom, een smaadnaam zou agten, zal ik ze, met enkel melden, voorbygaan; en my tot hem vervoegen onder een Character, 't welk hem beter zal smaaken, het Character van een die over het stuk redenkavelt; waar op Persoonen van zynen stempel zich verbeelden een uitsluitend regt te hebben. Dat hy in overweeging neeme op welk eene wyze zulke valsche Aanhaalingen, als hy wil, dat 'er in 't Nieuwe Verbond voorkomen, kunnen gedaan zyn. Onze Zaligmaaker en zyne Jongeren verkondigden den Christlyken Godsdienst. Als een hoofdbewys van deezen beroepen zy zich op de Schriften der Propheeten. De Persoonen, by welken zy dit bewys voornaamlyk aanvoerden, waren Jooden, ten dien tyde de Bezitters en de Bewaarders dier Schriften. Dit Volk, door die Boeken onderweezen, leefde toen in de verwagting van zekeren uitmuntenden verlosser, die hunne Vyanden zou te onder-, den Staat en der Kerke groote voordeelen toebrengen. Hunne Heilige Bladeren verleenden hun niet slegts eene Aanduiding, op welke deeze verwagting steunde; maar tevens eene duidlyke Beschryving van de Kenmerken, waar aan zy deezen Heilland zouden onderkennen. Zyn Character werd ten vollen opgegeeven; zeer geringe omstandigheden zelfs van zyn Leeven en Verrigtingen | |
[pagina 220]
| |
waren of afgeschaduwd, of voorspeld. De Schaduwen en Voorzeggingen, hem betresfende, waren voor 't gemeen niet verborgen, noch omzwagteld met eene vreemde taal, noch bepaald tot de Priesterschap alleen: gelyk de Orakels der Sybillen, of veele Roomsche Bybels. Zy werden dagelyks gebruikt in den Openbaaren Eerdienst, en in de Huisgezinnen; zy waren in hunne handen, zy kenden ze van buiten; de oefening daar in was niet alleen de bezigheid hunner Geleerden, maar de hoogste roem hunner eerste Vernuften. Zo uitdruklyk spraken de Joodsche Gewijde Schriften van den messias; zo naarstig was het volk in dezelve te onderzoeken. Naar maate hunne hoope aanwakkerde, vermeerderde hun onderzoeklievende yver. Het gewigtig Tydperk, waar in de meeste dier Voorzeggingen haare vervulling zouden erlangen, naderde thans. Valsche christussen vertoonden zich; het Volk werd ongerust; de Priesters toonden zich nayverig; het Sanhedrin waakte. Was dit een Tydperk om nieuwe Voorzeggingen te smeeden? Zouden onze Heer en zyne Apostels, den uitslag van het werk hunner Bedieninge gewaagd hebben aan zulk een lomp bedrog? Of zouden de Jooden zich hebben laaten beleezen tot het Geloof in jesus als de messias, in hunne Heilige Boeken beloofd, door Aanhaalingen, in die Boeken nergens te vinden? Hadden zy, tot dat einde, hunne Schriften geleezen, verklaard, met elkander vergeleeken? Was dit het loon van al hun onderzoek, en al hun zorg, van al hunne waakzaamheid, van alle hunne vrees? Dat een Twyfelaar dit denke, is het hem mogelyk: en indien hy niet beeve op de Godloosheid dier veronderstellinge, dat hy dan ten minste de Ongerymdheid daar van erkenne! Dus veel is genoeg, om, in 't algemeen, te toonen, hoe hoogst onwaarschynlyk het is, dat onze Heer en zyne Apostels eenige Voorzegging zouden aanhaalen, als begreepen in het Oude Verbond, die 'er met de daad niet in voorkwam. Ik gaa nu voort om, ten, 2. Volgens myn gelegde plan, ‘de plaats van Euangelist mattheus, Hy zal nazarenus geheeten worden, byzonder in overweeging te neemen; en te doen zien, dat het geen hy hier aanvoert, als gesprooken door de Propheeten, waarlyk door hun gesprooken is.’ Hier verzoek ik, vooraf, uwe aandagt te vestigen op de volgende aanmerking over den Zamenhang, van zeer veel ge- | |
[pagina 221]
| |
wigt in het tegenwoordig onderzoek, naamlyk, dat de Euangelist deeze plaats niet bybrengt als de Voorzegging van één enkeld Propheet; maar als overgeleverd (δια των Πϱοϕηןων) door de Propheeten, in het meervoudig getal. Wy zyn, over zulks, niet verpligt, in één byzonder Boek der Propheetische Schriften, na deeze plaats te zoeken: ja, daar wy duidelyk na meer dan één geweezen worden, hebben wy, by gevolge, vryheid om ons onderzoek tot alle uit te strekken: en, indien wy, dit gedaan hebbende, bevinden, dat de toen toekomstige Staat van den messias door de Propheeten in 't algemeen geschetst of ten minsten door meer dan één Propheet vermeld, zodanig zou zyn, dat dezelve hem het Character van een nazarenus zou geeven, gelyk wy dat woord vervolgens zullen verklaaren, dan mogen wy vrylyk besluiten, dat de Voorzegging, over welke wy thans handelen, met de daad, in het Oude Verbond gevonden wordt, en de Aanhaaling des Euangelists rechtmaatig is. Ten anderen merk ik op den Text zelve aan, dat het woord by ons nazarenus overgezet, in 't Grieksch tweezins geschreeven wordt Ναζαϱηνος en Ναζωϱαιος; dat Ναζαϱηνος niets anders kan betekenen dan een Inwooner, of Ingeboorene, (of in 't algemeen) een van Nazareth; maar dat Ναζωϱαιος zeer gelykt na het Hebreeuwsche Deelwoord Nazûr, en iets anders kan betekenen dan een Inwooner van Nazareth, schoon het ook die betekenis misschien hebbe; en dat, derhalven, de Euangelist, wanneer hy, in stede van Ναζαϱηνος, een woord, 't welk alleen op een Inwoonder slaat, Ναζωϱαιος, gebruikt, 't geen toepasselyk is op iets anders, ook op iets anders, dan zulk een Inwoonder, het oog heeft. Menigmaal heeft men ook opgemerkt, dat het andere woord hier voorkomende Κληθησεται, zal geheeten wordenGa naar voetnoot(*) hier, zo wel als elders, van gelyke beduidenis is als Εσεται, by zal zyn. Zo dat, indien wy een genoegzaam gezag kunnen vinden voor één deezer woorden in de Propheetische Schriften, wy ons niet zeer over het andere behoeven te bekommeren: naardemaal ieder Propheet, die ons zal vermelden, dat de messias een nazarenus zou weezen, ingevolge daar van ons | |
[pagina 222]
| |
ook zal berigten, dat hy dien Naam zou voeren of 'er toe geregtigd weezen. Deeze waarneemingen zyn het, die ons ten geleide moeten dienen in onze naspeuringen over dit Onderwerp; een Onderwerp niet min aanmerkelyk uit hoofde van deszelfs groot gewigt, dan van wegen de Verlegenheid en Strydigheid der geenen, die 'er over geschreeven hebben. Veelvuldig, in de daad, zyn de gevoelens, zo van Oude als laatere Godgeleerden, over den waaren zin deezer Voorzegginge. Ik zal de voornaamste mededeelen, met zulke Tegenwerpingen als zy aan onderhevig schynen: en, dit gedaan hebbende, myn eigen Gevoelen deswegens nederig voordraagen. Het eerste, 't geen ik zal vermelden, is dat van Vader chrysostomus, die zyne Leerreden, over deeze plaats, begint met de vraage: Wie der Propheeten heeft dus gesprooken? Hy zegt dit niet om de Aanhaaling te berispen; maar om ze te verdeedigen; niet als een bevooroordeeld Hairkloover; maar als een Schriftuurverklaarder. Want hy antwoordt onmiddelyk. Het is te vergeefsch hier na te onderzoeken; want hoe veel der Propheetische Boeken zyn 'er niet verlooren geraakt? te verstaan geevende, dat dit eertyds een gedeelte van der Jooden Bybel uitmaakte, schoon het Boek, waar in die plaats voorkomt, nu niet meer in weezen is. - In dit antwoord hebben veele goede Christenen berust; veele geleerde en onderzoekende Oordeelkundigen hebben het wigtig gevonden. De tyd, wy weeten het, is een alverslinder. Boeken, zo wel als derzelver Schryvers, worden, vroeger of laater, een prooy van zynen alvernielenden tand. Brokken van plato, aristoteles, en andere der uitmuntendste Heidensche Schryveren, zyn nog voorhanden, en wy leezen ze in de aanhaalingen met verwondering; schoon de treffelyke stukken, waar uit men ze heeft overgenomen, reeds lang in den poel der eeuwen verzonken en der vergetelnisse overgeleverd zyn. Dit antwoord heeft de Kerkvader zelve en andere Uitleggers op zyne vraage gegeeven: veelen hebben het voldoende geoordeeld. Schoon anderen, en, myns bedunken, met rede, het veel eer welmeenend dan voor bondig keurden. Want, zeggen zy, indien 'er zodanige Propheetische Schriften verlooren geraakt zyn: wanneer is dit gebeurd? Was het vóór den tyd dat de Euangelist schreef: of naa denzelven? Niet vóór dat hy schreef: dan zou hy ze niet aangehaald, of zo veel gesteld hebben in de plaats eens verlooren Propheets, dat hy des gewaagde. Hy hadt zulks niet noodig: en 'er is | |
[pagina 223]
| |
in zyn Euangelie stofs genoeg om zyn voorgesteld oogmerk te bereiken, het bewyzen naamlyk dat jesus de messias ware. Daarenboven wordt deeze plaats, gelyk wy reeds opmerkten, niet gehouden voor de voorzegging van één Propheet; maar van verscheide Propheeten. Weshalven de veronderstelling, dat dezelve, in der Jooden Heilige Boeken, niet voorhanden was toen de Euangelist ze aanhaalde, het zelfde is als te veronderstellen, dat 'er eene geheele menigte van Joodsche Schriften is verlooren geraakt: en, om dit denkbeeld te onderschraagen, is 'er niets, in de Joodsche Geschiedenissen, te vinden. Tegen het gezegde, dat deeze plaats geen gedeelte kan weezen uit een Propheetisch Boek, ten tyde der aanhaalinge reeds verlooren, wordt in gebragt, dat de wyze van aanhaaling zelve, te weeten met het woord ϱηϑεν, dat gezegd is, in stede van γεγϱαπןαι, het geen geschreeven is, aanduidt hoe hier op eene onbeschreevene en by monde overgeleverde Voorzegging gedoeld wordt. - Hier op dient ter antwoord, dat als dan de Voorzeggingen van jesaia, jeremia en hosea, desgelyks, onbeschreevene en by monde overgeleverde Voorzeggingen moeten geweest zyn: vermids 'er aanhaalingen uit alle die Propheeten gedaan worden op dezelfde wyze, en met dezelfde woorden, als mattheus hier doet: uit den eerstgemelden, in het 22 vers des voorgaanden Hoofdstuks, uit de twee laatstgenoemden, in het 15 en 17 vers van dit eigenste Hoofddeel. Ja dan zullen alle de Aanhaalingen van onzen Euangelist, met het woord ϱηϑεν, nog negen of tien maalen voorkomende, alle aanhaalingen weezen uit onbeschreevene en by monde overgeleverde Voorzeggingen: iets 't geen niemand, die Bybelkundig is, zal willen toestemmen. Ik zou verder kunnen gaan om de zwakheid en ongerymdheid deezer Tegenwerpinge te toonen, door op te merken, hoe na eene verwantschap 'er, in alle Taalen, is tusschen de woorden gezegd en geschreeven; hoe de beste Grieksche Schryvers de woorden ϱεομαι en γϱαφομαι door elkander gebruiken, en dergelyke. Maar ik zie het aan als een stuk, 't welk geen breeder wederspraake verdient; en ik zou 'er zelfs geen gewag in 't geheel van gemaakt hebben, ware het niet dat eenige Schriftuurverklaarders vry veel gewigts daar in gesteld hadden. Ik besluit, dat de Propheetische Boeken, uit welke mattheus zyn zeggen ontleend heeft, niet verlooren geraakt zyn vóór dat onze Euangelist schreef: ook zyn ze, zints dien tyd niet vermist. Was dit het geval geweest, wy zouden 'er eenig | |
[pagina 224]
| |
berigt van vinden, of by de Christenen of by de Jooden. By de Christenen hadden de Jooden dit gemis veroorzaakt, by de Jooden waren de Christenen de veroorzaakers daar van geweest: by beiden, was dit toe te schryven, aan eenig algemeen toeval als Brand, Vyandlyke verdelging en dergelyke. Dan geen zodanig een verhaal is ons door een van beiden gegeeven: noch door den Jood, die met den Joodsgezinden Twyfelaar beweert dat dit een louter bedrog is; noch door den Christen, die deeze plaats, in de tegenwoordige Schriften der Propheeten, zoekt. Men heeft, in de daad, eenige Godvrugtige en Geleerde Christenen gevonden, die, op het gezag des boven aangehaalden Kerkvaders, gewag gemaakt hebben van zulk een verlies der Propheetische Schriften: doch dan hebben zy, even gelyk hun Voorganger, het alleen vermeld, zonder ons een eenigzins bestaanbaar berigt te geeven, hoe, en wanneer, dit verlies voorviel. Dewyl zy dit niet gedaan, noch des eenig bewys bygebragt hebben, gelyk te wagten was, indien het voorhanden ware, is 'er veel meer gronds om het geval te ontkennen dan te bevestigen. - En, schoon uit de voorbeelden van jannes en jambres, en michaels twist met den Duivel, door zommigen is opgemaakt, dat, naa de dagen der Apostelen, verscheide plaatzen uit de Schriften der Jooden zoek geraakt zyn, wordt egter die zwaarigheid door anderen veel beter opgelost; zy merken aan, dat beide deeze geschiedenissen nog voorhanden zyn, en dat waarschynlyk op de eigenste plaatzen van waar de Apostels ze ontleenden; de eerste in den Targum, en de laatste by zacharias. Ik maak hier uit op, dat, gelyk de Propheetische Boeken, uit welke mattheus de plaats, over welke wy handelen, genomen heeft, niet verlooren waren, vóór dat onze Euangelist schreef, ze ook niet vermist zyn, naa dat hy geschreeven heeft: en gevolglyk dat ze nog in weezen zyn. Dit zy genoeg ten opzigte van het eerste gevoelen, 't welk wil, dat de Propheetische Schriften, waar uit mattheus deeze woorden ontleende, verlooren zouden weezen. Het tweede gevoelen daarover, 't welk ik in 't midden zal brengen, is, dat mattheus onzen Heer een nazarenus noemt van het woord netzar, door de Propheeten op hunnen messias toegepast, betekenende een Tak, een Scheut, een Bloem. Dit denkbeeld heeft ook veel ingang gevonden by de Schristuurverklaarders. Het hoofdzaaklyke, door hun bygebragt ter staaving van dit begrip, komt hier op uit. Nazareth, | |
[pagina 225]
| |
van welke plaats men veronderstelt dat onze Zaligmaaker den tytel van Ναζωϱαιος aannam, was, zo 't schynt, eene plaats, zo vrugtbaar in 't voortbrengen van Gewassen en Bloemen, dat het de Tuin of Bloemhof van Galilea genaamd wierd: haaren naam, gelyk men denkt, ontleenende van 't Hebreeuwsche woord Netzar, een Tak of Bloem betekenende. Nu blykt het uit de Propheeten, dat een der Naamen, onder welken de messlas voorspeld wordt, die van Spruite, is. By jeremla wordt hy geheeten eene regtvaardige Spruite, en by zacharias de Man wiens Naam is Spruite, welke plaatzen de Targum van den messias verstaar. En dewyl het oorspronglyk woord, door Spruite overgezet, daar Tsemach is, 't welk geen overeenkomst in klank heeft met Nazareth, brengen zy een woord van dezelfde betekenis by uit jesaia, 't geen, in klank, zeer veel overeenkomst heeft: naamlyk Netzar, voorkomende op eene plaats, door den Chaldeeuwschen Uitbreider van den messias verstaan. Hier uit vermoeden zy, dat de andere plaatzen, in welke de klank niet zo naby komt, desgelyks zinspeelen op den Bloemtuin van Nazareth. De plaats by jesaia luidt, daar zal een Rysken voortkomen uit den afgebouwen Tronk van isai, en een scheut uit zyne wortelen zal vrugt voortbrengen. Hier uit redenkavelen zy, in deezer voege. De messias wordt beschreeven door het woord Netzar, een Scheute: dat woord geeft den naam aan eene Stad, byzonder aanmerkelyk uit hoofde van de Scheuten daar voortkomende; gevolglyk heeft onze Zaligmaaker, wanneer hy kwam, en in die Stad woonde, beweezen dat hy de Scheute was door de Propheeten vermeld. Dit, indien ik de meening deezer Uitleggeren regt vatte, is het hoofdzaaklyke van 't geen zy bybrengen omtrent het woord Netzar, en de Toepassing van 't zelve op het woord Ναζωϱαιος. Dan, 'er zyn verscheide redenen, die my verhinderen hier in te berusten. Want, schoon ik erkenne, dat de messias bedoeld worde op zommige plaatzen waar het woord netzar voorkomt, nogthans kan ik niet denken, dat de Euangelist dit woord op 't oog gehad hebbe, als hy onze Heer een nazarenus noemt; want, voor eerst, staat het vast dat jesaia de éénige Propheet is, die christus den naam van Netzar geest: terwyl, indien 'er eenig gewigt zy in onze voorheen gemaakte aanmerkinge, onze Heer Ναζωϱαιος genaamd wordt door meer dan één Propheet δια των πϱοϕηןων. 't Is waar de messias draagt ook den naam van Tjemach (een woord bykans van dezelfde betekenisse als Netzar,) by meer dan één Propheet. Maar dan zal de Zinspeeling hier | |
[pagina 226]
| |
verondersteld, meest op eene Woordspeeling uitkomen; en dewyl 'er geene de minste gelykklankigheid is tusschen de woorden Tsemach en Ναζωϱαιος kan ik niet denken, dat het woord Tsemach dien dienst, welken men daar van verwagt, aan dit gevoelen, zal toebrengen. Ik zeide, dat de Zinspeeling van Netzar op Nazareth meest op een Woordspeeling uitkwam, 't geen my een tweede rede aan de hand geeft om deeze uitlegging te wraaken, te weeten dat 'er geen weezeniyke grond voor de Toepassing zich opdoet. Wanneer onze Heer door de Propheeten een Scheut genoemd wordt, is het met betrekking tot het Geslacht, waar uit hy zou afstammen, en niet tot het Land, waar in hy zou woonen: het geschiedt om aan te wyzen dat hy uit den Huize van david zou voortkomen, niet dat hy een Inwoonder zou zyn van Nazareth: weshalven de beweerde overeenkomst, ten hoogsten genomen, enkel in Naam bestaan zal, en zeer dubbelzinnig weezen. En de Stam van Jesse zal, niet dan met groot geweld, uit het Gezin van david in de Tuinen van Nazareth kunnen verplant; noch ook, zonder 't zelfde geweld, uit de Tuinen van Nazareth, in het geslacht van david, weder gebragt worden. Daarenboven schynen de Plantadien van Nazareth, zo als zy beschreeven worden door de begunstigers van dit denkbeeld, geen geschikten grond op te leveren tot het kweeken van deeze Propheetische Scheute. Dezelfde Propheet, die hem den naam van Netzar geeft, beschryft ook den grond uit welken die Scheute zou voortkomen. Hy is, schryst de Godsman, opgeschooten als een wortel uit een dorre drooge of onvrugthaare Aarde; weshalven, hoe Bloemryker, Vrugthaarder en Lustiger zy deeze velden van Nazareth maaken, hoe min geschikt zy dezelve doen worden voor den staat van den Armen, Tederen, en Nederigen Telg, die 'er zou voortspruiten. Een derde gevoelen over de woorden van mattheus is, dat onze Heer hier een nazarenus genaamd wordt, met zinspeeling op het Hebreeuwsche woord Nazir, 't welk den naam gaf aan de Nazareen des Ouden Verbonds, en Afgescheiden, of Heilig, betekent. Van deeze Nazareen waren de merkwaardigsten sampson en samuel; by welken zommigen een derden gevoegd hebben, naamlyk joseph; schoon deeze, tot het Nazareenschap niet zo zeer regt hadt, door zyne belydenisse daarvan, als wel uit hoofde zyns gedrags. Deeze Persoonen heeft men, ter oorzaake van de Naamsgelykheid, en de strenge zeden diens Aanhangs, gehouden voor zinnebeelden van jesus van Nazareth; en elke byzondere omstan- | |
[pagina 227]
| |
digheden hunnes leevens heeft men vergeleeken, om deeze Voorafbeelding op te maaken. - Doch, indien wy al konden toestaan, dat deeze Mannen Schaduwen waren van onzen gezegenden Zaligmaaker, zouden wy nogthans niet denken dat zy hem afschaduwden, om dat zy Nazareeners genaamd werden; maar alleen in zo verre zy Opregte Israeliten waren: niet om dat zy Geloften gedaan hadden van een Heilig Leeven; maar dewyl zy met de daad een heilig leeven leidden. Onze Heer zelve was geen Nazareer door gelofte; en hy kon ook dien naam niet draagen, van wegen zyn gedrag. Zyne openbaare leevenswyze strookt geenzins met dien afgezonderden staat. Daar hy zich voorstelde allen goed te doen, verkeerde hy ook vrylyk met allen: en was zo verre van zich op dien afstand van de rest des Menschdoms te houden, 't welken de Jooden in agt namen, dat hy Tollenaars en Zondaars den toegang tot hem vergunde, hun zyne Leeringen mededeelde, en met zyn gezelschap verwaardigde. Weshalven de Zinspeelingen, op deezen naam gemaakt, geheel vervallen: en wy mogen david, of eenig ander Godvreezend Man, schoon geenzins tot de Orde der Nazareers behoorende, zo wel aanzien als een Voorbeduidende Persoon van jesus van Nazareth, als een der bovengemelde Persoonaadjen, die den naam van Nazareers voerden. Anderen, derhalven, de zwakheid deezer gissinge ziende, tragten derzelve te onderschraagen door 't gezag der Propheeten, en beweeren, dat onze Heer een nazarenus genoemd wordt, van het woord Nazar, hoewel hy zelve geen Nazareer was, noch eenige betrekking hadt tot dien Aanhang. Zy vormen hun bewys in deezer voege. Het woord Nazar, betekent, als men het grondwoord in aanmerking neemt, afscheiden, afzonderen, ten Heiligen gebruike schikken. Het blykt, uit de Propheetische Schriften, dat de messias een Man van uitsteekende Heiligheid zou weezen. De Psalmdichter noemt hem de Heilige, en hy komt, onder dien naam, voor by daniel. En de Schriften des Nieuwen Verbonds wyzen uit, dat Heiligheid de uitsteekende eigenschap onzes Zaligmaakers was. Marcus noemt hem den heiligen gods en paulus merkt hem zeer gepast aan, dat hy een Hoogpriester was, Heilig en afgescheiden van de Zondaaren. En hier uit volgt, huns agtens, dat een Bynaam, ontleend van het woord Nazar, niet oneigen aan christus worde toegevoegd; als mede, dat mattheus waarschynlyk zulk een Bynaam op 't ooge gehad hebbe, wanneer hy hem, in den naam der Propheeten, Nazarenus noemt. | |
[pagina 228]
| |
Hier op dient ten antwoord, dat deeze Uitlegging, even als de voorgaande, eer steunt op de Gelykheid des woords, dan op de Rede der zaake. Wy staan toe dat de messias, volgens de opgave der Propheeten, een zeer Godvrugtig en Heilig Persoon zou weezen. Wy erkennen desgelyks dat de wandel onzes Heeren, in alle opzigten, met die Beschryving overeenstemde. Maar het gevolg, dat hy daarom nazarenus zou genaamd worden, kunnen wy zo gereed niet toestemmen. Want, welk een zamenhang is 'er tusschen de aangehaalde voorzeggingen, en de beweerde vervulling? Zullen wy, om dat het Heilig Leeven onzes Zaligmaakers voorspeld was, de vervulling daar van zoeken in zyn leeven te Nazareth? Was Nazareth eene plaats geweest, byzonder gewyd aan heilige Bespiegeling, of beroemd van wegen Godsdienstige Afzondering; dan mogt 'er eenige grond weezen voor deeze toespeeling. Doch wy vinden niet dat Nazareth uitstak door de Godsvrugt of Wysheid der Inwoonderen. Ja, stellen wy eenig gewigt in nathanael's vraagen, dan zal het weinig minder dan een wonderspreuk weezen, te veronderstellen, dat 'er uit Nazareth iets goeds kan komen. - Welk een kragt men dan ook in 't woord Nazar, als in 't byzonder een Nazareer of een Heilig Mensch, in 't algemeen aanduidende, gesteld, wat moeite men genomen hebbe om rede te geeven van den naam Ναζωϱαιος door mattheus gebruikt als daar van ontleend: wy mogen veilig besluiten, dat de overeenkomst, ten hoogsten genomen, enkel eene Woordspeeling is: en dat de veronderstelde Schaduw of Voorzegging geene andere betrekking heeft tot het Weezen of de Vervulling, dan dat de uitdrukkingen, waar mede ze voorgesteld worden, bykans uit dezelfde Letteren bestaan, of elkander, in klank, zeer naby komen.
(Het Vervolg en Slot by de eerstkomende gelegenheid.) |
|