Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.De voorname bronwel der Kristelyke lydzaamheid.(Vervolg en Slot van bladz. 53.)
DE troostvolle Godlyke Openbaring bemoedigt zekerlyk, gelyk we voorheen getoond hebben, den Kristen, om alle wederwaardigheden dezes levens met Lydzaamheid te ondergaan, door 't zeker vooruitzigt der eeuwige Gelukzaligheid in het toekomend leven. Zy staat hem hier mede by, zelfs in de laatste uure des doods; en versterkt dan zyne verwagting. Zy doet hem hopen op een onveranderlyk geluk, wanneer de veranderlyke wereld met alle hare schyngoederen voor hem voorbygaat; wanneer hy dien gedugten, dien allerontzaglyksten stap van den Tyd in de Eeuwigheid staat te doen. - Dierbaar voorregt der Openbaringe! - Maar, buiten dit, (om ook de andere voordeelen der Openbaringe in dit geval onder 't oog te brengen,) treft men in de Godlyke Openbaring nog zulk eene menigte, en zo sterke bemoedigende vertroostingen aan, dat een Mensch slegts zyne ogen hebbe te openen, om te zien, dat men nergens vasten grond kan vinden, om zyne Lydzaamheid op te bouwen. Zodanige opbeurende Vertroostingen ontmoeten we ten overvloede in den Bybel. Beiden het Oude en het Nieuwe Testament zyn 'er vol van; terwyl ze den lydzamen, de heuchelykste beloften in Tyd en Eeuwigheid voordragen. ‘Zy, die den Here verwagten,’ zegt de Koninglyke Dichter, ‘zullen de Aarde erfelyk bezittenGa naar voetnoot(a);’ - en om die verwagting, die lydzame verwagting, den beminnaren des Heren diep in 't hart te drukken, had hy hun alvorens met deze opwekkelyke taal toegesproken: ‘vertrouwt op den Here, en doet het goede; bewaart de aarde en voedt u met getrouwigheid; en verlust u in den Here, zo zal Hy u geven de begeerten uwes harten. Wentelt uwen weg op den Here, vertrouwt op Hem, Hij zal | |
[pagina 86]
| |
het maken, en zal uwe Geregtigheid doen voortkomen als het licht, en uw regt als de middag; zwygt den Here en verbeidt Hem; ontsteekt u niet over den genen, wiens weg voorspoedig is. De Here kent de dagen der Opregten, en hare erfenisse zal in eeuwigheid blyvenGa naar voetnoot(a).’ - Kan men wel, met eene nadrukkelyker taal, het zwak gemoed der Stervelingen versterken? Kan men hen wel met meerder sterkte van Lydzaamheid, tegens de vergiftige pylen van rampen en tegenheden beschermen, dan deze Hemelsche vermaning des Digters doet? - Zy beurt de verslagenste Ziel op; die Godlyke taal voert haar tot den Rotsteen des Heils, wiens werk volkomen, en wiens ‘Goedertierenheid zo dierbaar is, dat de menschen kinderen onder de schaduwe zyner vleugelen veilig den toevlugt nemenGa naar voetnoot(b); dewyl Hy het éénmaal maken zal voor allen, die op Hem betrouwen.’ - Wanneer alles voor den Mensch verloren schynt, wanneer de rampen van alle zyden op hem aanvliegen als eene waterstroom; wanneer zelfs de Golven van tegenspoeden over zyn hoofd gaan, en alle menschelyke hulp ten eenemaal vrugteloos is; wanneer Hy dan tot dien eenigen veiligen Rotsteen toevlugt neemt; wanneer Hy ‘Hem aanroepe, in dien dag der benauwdheid, dan zal Hy 'er Hem zeker, volgens zyne eigen Godlyke belofte, uithelpenGa naar voetnoot(c).’ Want ‘die God is zyne toevlugt en sterkte; Hy is kragtelyk bevonden eene hulp in benauwdheid. Daarom zal hy niet vrezen al veranderde de Aarde hare plaatze, en al wierden de bergen verzet in het harte der Zeën. Laten hare Wateren bruischen, laten ze beroerd worden, laten de bergen daveren door derzelver verheffingeGa naar voetnoot(d).’ - Dan verlost de Here de Ziele zyner Knegten, die op Hem vertrouwenGa naar voetnoot(e). - Hy versteekt hen in zyne hutte ten dage des kwaads; Hy verbergt ze in 't verborgen zyner tenteGa naar voetnoot(f). ‘Ziet des Heren oog is over de genen, die Hem vrezen, op de genen, die op zyne Goedertierenheid hopen, om hare Ziele van den dood te redden, ende om haar by het leven te houden in den hongerGa naar voetnoot(g).’ ‘Zy roepen, en de Here hoort, en Hy redze uit alle hunne benauwdheden. Vele zyn de tegenspoeden des Regtvaardigen; maar uit alle die red hem de HereGa naar voetnoot(h).’ Vertrouwt op den Here, Hy zal het ma- | |
[pagina 87]
| |
kenGa naar voetnoot(a); want ‘de Here der Heirscharen is met ons, de God Jakobs is ons een hoog VertrekGa naar voetnoot(b).’ Hy dekt ze aldus met de vleugelen zyner Goedertierenheid, onder welken zy zich vertrouwen. Zyne Waarheid is eene rondasse en beukelaar - ‘zy zullen niet vrezen voor den schrik des nagts; voor den pyl, die des daags vliegt; voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; noch voor het verderf, dat op den middag verwoest. Al vallen 'er dan duizend aan hunne zyde, en tienduizend aan hunne regterhand, tot hun zal het niet genake; dewyl zy, in de schuilplaats des Allerhoogsten gezeten zynde, vernagten zullen in de Schaduwe des AlmagtigenGa naar voetnoot(c).’ - Zie daar met dusdanige, en duizend en duizend meêr vertroostingen, is dat gedeelte der Godlyke Openbaring vervuld, 't welk vóór de verschyning van 's Werelds Verlosser alleen maar plaats had, en waar mede de Godvrugtigen, ten dage der oude huishouding, zich moesten, zich konden opbeuren. Ik zal 'er verder genen aanvoeren. - Wilde ik dat doen, ik had den Bybel maar open te slaan; ik zou bykans gene enkele bladzyde lezen, of ik zou 'er eene vertroostende, eene bemoedigende taal in vinden, genoegzaam, indien de Mensch 'er anders regt gebruik van maakt, om de Ziel met een taai geduld te wapenen, en hem een vasten grond aan te wyzen, om 'er de Lydzaamheid op te bouwen. - Liever beroep ik my nu verder op voorbeelden, ten bewyze dat het in de Godlyke Openbaring beloofde en toegezegde ook dadelyk geschonken wierd, dadelyk zyne vervulling kreeg; indien de beloften niet gedaan waren onder zekere voorwaarden, op welker niet nakoming de vervulling ook agterwege moest blyven. - 'Er zyn zo menigvuldige voorbeelden hier van voorhanden, dat het te veel tyd en plaats zou eischen, die allen op te tellen. - Men denke hier, onder vele anderen, op een Abraham, Jacob, Jozeph, Mozes, Daniël en David. Hoe zeker waren zy, daar zy op den Here al hun vertrouwen zetten. - Menigwerf zyn ze, op eene wonderdadige wyze, gered geworden. Zy vertrouwden op hunnen God en Heer, die tot Abraham gezegd had; wandelt voor myn aangezigt, en zyt opregtGa naar voetnoot(d). - In hoe vele tegenspoeden, in hoe vele wederwaardigheden, wierden zy niet ondersteund, opgebeurd, bemoedigd en vertroost! Hoe wierden zy beschermd, in de allerdringendste gevaren, en dikwils wonder- | |
[pagina 88]
| |
dadig gered! Geen wonder derhalve, dat zy, vastelyk op hunnen magtigen Beschermer vertrouwende, met eene taaie Lydzaamheid, ook alle tegenheden en wederwaardigheden verdragen hebben. - By alle dezen zal ik slegts nog één allerwonderdadigst geval aanvoeren, daar zy, die op hunnen Here en God vertrouwden, in 't midden des verderfs, tegens het alverterend vuur ongeschonden bewaard zyn. - Ik ooge op de drie Mannen, Sadrach, Mesach en Abad-Necho, die, den dienst van hunnen Heer niet willende verzaken, den Afgodsdienst verfoeid, en het bevel des Konings van Babel niet gehoorzaamden; 't welk ten gevolge had, dat zy, op het godloos en wreed Gebod van Nebucadnesar, in eenen gloejenden Oven geworpen wierden. - Zy, die 's Konings bevel aan deze Mannen uitvoerden, werden door de hitte des vuurs gedood; en dezen wandelden ondertusschen zo ongeschonden in den gloejenden Oven, dat zy 'er onbeschadigd uitkwamen; zelfs in zo verre, dat hun hair niet gezengd ware, noch hunne klederen naar de reuke des vuurs riekten. - Zo wonderdadig worden zy veelmalen bewaard, die hun vertrouwen onwankelbaar stellen op den God hunnes heils; en dan vrezen zy niet, ofschoon ook alles zich tegens hen verzette; want bergen mogen wyken, en heuvelen wankelen, maar de Goedertierenheid Gods zal nimmer van hun wyken. Tot dus ver bepaalden wy ons tot het Oude Verbond; laten wy nu voorts het oog slaan op het Nieuwe Verbond; die heuchelyke blymaar, het zaligend Euangely, dat alomme vertroostingen ademt. - Hier word Gods Volk vertroost, door die blyde Boodschappers, welker getal eene groote Legerschare was. - ‘Troostet, troostet myn VolkGa naar voetnoot(a),’ was het bevel; de verkondiging van het Euangely was de vervulling. - ‘Ziet ik verkondige u groote blydschap, die allen den Volke wezen zal!’ Dus klonk die heuchelyke, die allereerste Euangelische blymaar, door de Bethlemitische Velden. - ‘Heden is geboren de verwagting, de vertroosting IsraëlsGa naar voetnoot(b)!’ - ô Allertroostrykste woorden! - Eene blydschap die nu allen Volken werd aangebragt, - waar door alle de treurigen van Zion vertroost worden! - Voorwaar eene gebeurtenis, die nooit weêrga gehad heeft; waar uit eene blydschap geboren moest worden, groter dan 'er ooit | |
[pagina 89]
| |
onder de Zonne was ondervonden; en voorwaar niet zonder reden. ‘Hy, die ons den vrede moest aanbrengen, was nu geboren; Hy, door wiens Striemen ons genezinge geworden isGa naar voetnoot(a)!’ ô blyde, ô heuchelyke tyding! - ô heilryk Euangely! Wy, wy allen die Kristus naam belyden, wy allen ontvangen 'er de vertroostende Genadekragt van! - Elke bladzyde is opgevuld met troostredenen. - Elk woord is een vertroostinge voor de Ziele. - Zy, die treuren, worden alomme vertroost; hun, die droevig zyn, werd eene heimelyke blydschap ingestort. - ‘Zalig zyn die treuren, want zy zullen vertroost worden; - de zagtmoedigen zullen het aardryk beërven; - die naar de Geregtigheid hongeren en dorsten, zullen verzadigd worden; - den barmhartigen zal barmhartigheid geschieden; - die rein van harten zyn zullen God zien; - de vreedzamen zullen kinderen Gods genaamd worden; - die om der Geregtigheid wille vervolgd zyn, zullen het Koningryke Gods beërven. - Zalig zyn zy die vervolgd, versmaad, belogen, en gelasterd worden, om Kristus wille. - Het is, verblyd u, en verheugd u; want alzo hebben zy vervolgd de Proseten, die vóór u geweest zynGa naar voetnoot(b).’ - En op dat men alle reden mogt hebben, om zulke harde bejegeningen, om allen druk en wederwaardigheden, met eene Kristelyke gelatenheid en mannelyke kloekmoedigheid, te kunnen doorstaan, doet de Leer des Euangelies den zulken aankondigen, ‘dat de Almagtige hun tot eenen Vader, zy Hem tot Zonen en Dogters zyn zullenGa naar voetnoot(c).’ - De Almagtige, op wien alleen alle vertrouwen te stellen is, op wien zy zich veilig verlaten konnen, deze heeft het gezegt, deze heeft het gesproken: en die God, ‘is een God aller vertroostingen, die zodanigen wil vertroosten; op dat ook anderen, door de verkondigers van de blyde Euangely-Leer, vertroost kunnen wordenGa naar voetnoot(d).’ - Op zulk eene hulp kan men zich veilig verlaten, en verwagten, dat Hy ons niet zal opleggen, boven 't geen wy dragen kunnen. - Dit betuigt ook Paulus, en hy gebruikt het als eene zeer gewigtige drangreden, om zyne Broeders in de verdrukking te vertroosten, als hy zegt: ‘U-lieden heeft gene verzoekinge bevangen, dan menschelyke: dog God | |
[pagina 90]
| |
is getrouw; welke u niet zal laten verzogt worden, boven het geen gy vermeugt: maar Hy zal met de verzoekinge uitkomst schenken, op dat gy ze kunt verdragenGa naar voetnoot(a).’ - Hoe getrouw de Almagtige altoos geweest zy, hebben, door alle tyden, ondervonden, zy, die op Hem vertrouwd, die zich op Hem verlaten hebben. - Dan inzonderheid hebben zy; die de Stigters der Kristelyke Lere geweest zyn, de kragtdadigste ondersteuningen zyner hand ondervonden. Hoe vaak wierden ze op de wonderdadigste wyze, uit verdrukkingen, uit boeijen en kerkers, gered, voor een anders onvermydelyken dood behoed, of tegens hunne doodvyanden en vervolgers beschermd? Een aantal van doorlugtige en doorslaande bewyzen zyn hier van voor handen; dog 't zy genoeg één enkel voorbeeld te melden. De Almagtige doet de Aarde schudden op hare fundamenten; opende de deuren van den naren en doodlyken Kerker; en deed Paulus benevens Silas veilig uitgaan. Geen kwaad wedervoer hun; ze wierden door eene wonderdadige kragt des Allerhoogsten in veiligheid gesteld; zo dat hunne vervolgers gene handen aan hun slaan konden. Zoo ondervonden velen, als uit de Geschiedenissen overbekend is, en daarom onnodig afzonderlyk te melden, welk eene veilige schuilplaats de Almagtige zy in tyden van zware verdrukkingen, - in tyden van rampen, tegenheden en jammeren, - in tyden, als zy door hunne haters wierden aangevallen, gejaagd, vervolgd en in boeijen gevankelyk weggesleept. - Dan, dan was God hun heil, hunne bewaring, hunne bescherming. - En geen wonder; dat oneindig Opperwezen, het welk oneindig is in Goedertierenheden, kan nimmer hen, die Hem opregt liefhebben, verstoten. Kan hy hen, in beantwoording aan zyne wyze oogmerken, niet bewaren in den tyd; moeten zy des eenen wreden dood smaken; dan, dan ontsluit hy hun de poorten des Hemels; dan opent hy de bronnen zyner eeuwige genade, en drenktze aan de Fonteinen zyner Wellusten, in de Gewesten, waar zy eene eeuwige Zaligheid beërven. Ziet zo gunstig, zo troostryk vertoont zich onze Godsdienst, gebouwd op de Godlyke Openbaring. - Zo gunstig, zo uitlokkend, verzekert dezelve ons allerwege, van eenen genadigen bystand; van eene zekere, van eene heilryke verlossing; van eene genoegzame hulp; van eene kragtdadi- | |
[pagina 91]
| |
ge ondersteuning; wanneer men den Here daar om opregtelyk aanroept; als men 'er Hem ernstig en vurig om smeekt. ‘Roept my aan, zegt hy, in den dag der benauwdheid, en ik zal 'er u uithelpenGa naar voetnoot(a).’ - Op dat onze kragten onder den zwaren last der verdrukkinge niet bezwyken zouden, ontvangen wy die vaste en zekere belofte van redding. De Mensch tog zou, in weerwil van alle uitwendige ondersteuningen; in weêrwil van het taaiste geduld, en de sterkste Lydzaamheid, het dikwerf ras zyner rampen gewonnen geven, zo niet eene Godlyke kragt hem ondersteunde; zo de Almagtige en goedertieren God zyne gunstryke handen niet gestadig aan hem hielt. - Dan de Here vergeet nimmer de genen, die de zynen zyn. - ‘Eér zullen bergen wyken en heuvelen wankelen, eer Gods Goedertierenheid van hun zal wykenGa naar voetnoot(b).’ - Zy hebben eenen onveranderlyken Heiland; tot dezen toevlugt nemende, kunnen zy verzekerd wezen, dat Hy hen zal dragen op de vleugelen zyner Gebeden, voor den Throon der eeuwige Genade; en schoon het zwakke vleesch dan al eens moge bezwyken, onder het gewigt der treffendste rampen, zo zal Hy, die hen verlost heeft, hun niet begeven, noch verlaten; maar eeuwig doen Zegevieren over alle hunne rampen, over alle hunne haters, over alle hunne vervolgers. Zy dan, die van God bemind worden, mogen, op deze Wereld, gedurende den tyd hunner beproevinge, vele verdrukkinge lyden; vaak tegens vele rampen en wederwaardigheden te worstelen hebben; vele vyanden, en tegenpartyders mogen tegens hen opstaan, en met geweld op hen aandruischen, als een felle Waterstroom, zy mogen egter op God blyven hopen. - Laten zy Rykdommen, Goederen, Schatten, Eer en Aanzien in dit leven moeten missen. - Laten hunne klederen slegt en zober zyn. - Laten ze met vele moeite en arbeid de kost voor zich en hun huisgezin moeten winnen. - Laten vele jammeren, folteringen, ziektens en lichaams gebreken op hen aanvallen. - Zy zyn en blyven de Beminden des Heeren; zy houden zich verzekerd, dat God hun een schat in de Hemelen bewaart, die hun nimmer zal ontnomen worden. - De Godsdienst bemoedigt hen met deze troostryke taal: ‘Gy, ô Beminden des Vaders, schoon Gy in de Wereld, Praal, Pragt, Schatten, Rykdommen, Eer en Aanzien derven | |
[pagina 92]
| |
moet, Gy zult nochtans gelukkig zyn; Gy zult beërven een Koningryk, dat u bereid is van voor de Grondlegging der Wereld. - Verbeid dan den Here, tot dat Hy komt; wagt met geduld dien zaligen stond af, welke u van alle uwe rampen zal verlossen, en over alle uwe haters doen Zegevieren. - Hier zyt gy in een Proefschool; welhaast zal uw leertyd verstreken zyn; en dan zal eene eindelooze ontferming van den eeuwigen volzaligen God U omringen.’ Nog eens. - Ziet zulk een straal van troost schiet de zuivere Kristelyke Godsdienst uit zyn Godlyk gelaat. - Hy onderwyst ons hoe 't eeuwig geluk verworven word; - Hy leert ons den weg kennen, door welken wy in vrede tot den Vader gaan kunnen; en tevens verzekert hy ons, dat God, de Opperste Regter van Hemel en Aarde, in 't openbaar, ten aanzien van Engelen en Menschen, den verdrukten Regtvaardigen, den lydenden Vromen zal verheerlyken, en met eeuwige genade bekronen. - Dan zullen hem, dien voorheên op ieder voetstap de bitterheden dezes levens volgden, daar hem op iedere schrede de scherpe doorns van tegenheden, op de gevoeligste wyze, in het vleesch staken, nu ieder ogenblik nieuwe Zaligheden omringen; geduurig zullen zich nieuwe Fonteinen van de zuiverste wellusten voor hem openen, om hem met de Wateren der gelukzaligheid te drenken, eenwiglyk en altoos. Dit alles betoogt ons, zo ik agte, op eenen genoegzamen grond, dat de zekerste en onwankelbaarste toevlugt eenes Kristens, in allen druk en wederwaardigheden, gevonden word in den schonen Kristelyken Godsdienst; en dat deze hem bygevolg den veiligsten en zekersten grond verleent, om 'er zyne Lydzaamheid op te bouwen. Een grond, waar op wy ons volkomen verlaten kunnen; die ons vertrouwen, zelfs in de bange uure des doods, niet laat bezwyken: maar ons ondersteunt en bemoedigt, met een vooruitzigt op die veel betere Goederen, welken in de Hemelen bewaard worden; alwaar gene rouwe noch verdriet meêr zyn zal; maar eeuwige vreugde en blydschap, voor het aangezigte Gods, door onzen Heer Jezus Kristus. Hoe duur zyn wy dierhalven niet verpligt, dit Hemel-geschenk, onzen Kristelyken Godsdienst, hoog te schatten, en dien boven alles te waarderen! - Wat zyn wy derhalven niet verpligt, denzelven altoos te verdedigen en te beschermen, tegen de zulken, die 'er met eene helsche woede | |
[pagina 93]
| |
op aanvallen, om ons dat onwaardeerbaar pand, ware het mogelyk, te ontrukken! - Maar, (gedankt zy den Hemel!) de poorten der Helle zullen denzelven niet overweldigen! - Onder hoe sterk eene verpligting liggen wy dan daar benevens niet, om den Openbaren Godsdienst vuriglyk by te wonen, ter plaatse te verschynen, daar men God éénpariglyk aanroept; daar men Hem opentlyk eer bewyst; daar Gods Woord oprecht verklaard en ernstig aangedrongen word; en daar men Hem, volgens zyne eigen voorschriften, dient! - Hoe duur zyn wy, eindelyk, verpligt, om onzen wandel in te rigten, overeenkomstig met de Leer van onzen Godsdienst; te leven naar de regels, ons in het Euangelie voorgeschreven, wanneer wy, door Gods genade in Jezus Kristus, op een onwankelbaren grond, staat kunnen maken op de vervulling der beloften in het zelve gedaan; en dus verwagten eene eeuwige Gelukzaligheid te zullen beërven.
c.v.d.g. |
|