Intree-rede over het nut der Natuurkunde in 't algemeen, en voor de Geneeskonst in 't byzonder, door M. v. Marum, A.L.M. Ph. et Med. Dr. als Lector in de Wysbegeerte en Wiskunde te Haarlem opentlyk uitgesproken, op den 2 Juny 1777. Te Haarlem by J. Bosch. In groot quarto 47 bladz.
BY 't aanvaarden van 't Lectoraat in de Wysbegeerte en Wiskunde verkoos de Heer van Marum, zo Philosophiae als Medicinae Doctor, niet oneigen de opgemelde stoffe tot een onderwerp zyner Redenvoeringe. Men begrypt ligtlyk dat de uitgebreidheid dier stoffe hem niet toeliet, deeze en geene byzonderheden in 't breede uit te werken; des men zulks niet kunne verwagten; maar men zal, op het doorbladeren der Redenvoeringe, reden vinden, om voldaan te zyn, over de schikking en uitvoering. De Heer van Marum toont hier, op eene treffende wyze, hoe de Natuurkunde van alle zyden by uitstek geschikt is, om onze harten met eene ongeveinsde eerbied voor den grooten Schepper, Onderhouder en Bestierder te vervullen; mitsgadershoe dezelve een doorgaanden onontbeerelyken invloed heeft, op eene menigte van kundigheden, kunsten en weetenschappen, die tot het welweezen der Menschlyke zamenleevinge vereischt worden. En dus dit algemeene afgehandeld hebbende, bevlytigt hy zig voorts, om te doen zien, hoe nuttig derzelven beoefening inzonderheid voor de Geneeskunst zy; het welk hy eerst over 't geheel, en voorts in verscheiden byzondere opzigten, ten duidelykste ontvouwt. - Het een en 't ander strekt ten kragtigste ter aanpryzinge van de beoefening der Natuurkunde, en behelst tevens verscheiden leerzaame aanmerkingen, die, als in 't voorbygaan, met betrekking tot deeze en geene byzonderheden, in derzelver voorstelling ingevlogten worden.