Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAntonii Brugmans Magnetismus, seu de Affinitatibus Magneticis Observationes Academicae. Lugd. Batav. apud Luzac et van Damme 1778. Absque praecedd. 133 pp. in quarto f.m.RUim twee jaaren geleeden begunstigde ons Gronings beroemde Hoogleeraar Brugmans met het toezenden van een Berigt, raakende zyne nieuwe manier, om de Magneti- | |
[pagina 488]
| |
sche kragt der Lichaamen te onderzoekenGa naar voetnoot(*). Dezelve bestaat, gelyk hy ze noemt, in eene Waterproeve, welke, volgens de diestyds gegeeven beschryving, aldus in 't werk gesteld wordt. - ‘Neemt eene Kom of Glas met zuiver water gevuld, en strooit iets van het voorwerp, dat men zal onderzoeken, op deszelvs oppervlakte, zo dat het daarop dryve; (men plaatse het zelve, om het door nederzakking in 't water niet te verliezen op een rond schyfje papier of hol glaasje;) brengt dan een goeden Zeilsteen, 't zy Natuurlyken, of door konst gemaakten, zeer naby het dryvend deeltje; en gy zult veel duidelyker en menigvuldiger, dan op eenige andere wyze, ondervinden, dat het zelve niet alleen aangetrokken, maar ook in een kleinen Zeilsteen, waar in de verschillende polen zeer klaar onderscheiden zyn, veranderd word.’ - De Hoogleeraar deed deeze zyne Beschryving vergezeld gaan van een verslag van verscheide proefneemingen, die de nuttigheid deezer maniere ten klaarste toonden. En wat laater deelde hy ons mede, hoe nadere ondervinding hem geleerd had, dat men zig, in veele gevallen, met nog meer vrugt, op eene dergelyke wyze, van Kwik in plaatse van Water zou kunnen bedienenGa naar voetnoot(†); 't welk men dan de Kwikproeve mag heeten. By 't mededeelen van dit laatste Berigt meldde zyn Ed. te gelyk, hoe hy voorneemens ware, zyne Proeven nopens dit stuk, ter volkomener ontvouwing van dit onderwerp, in eene Latynsche Verhandeling byeen te brengen; welk voorneemen wy thans met de afgifte van deeze zyne Waarneemingen over de Magnetische Verwantschappen, of de gemeenschaplykheid der lichaamen van verschillende soort met den Magneet, ter uitvoeringe gebragt zien. Hier door worden nu alle Liefhebbers in staat gesteld, om dit Stuk naauwkeurig te kunnen onderzoeken en te beoordeelen; nadien de Hoogleeraar niets verzuimd heeft, dat eenigermaate zou kunnen dienen, om hun behulpzaam te zyn, zo ten opzigte van de manier van behandeling, als met betrekking tot de uitgestrektheid der Proefneemingen. Met den aanvang geeft hy een beknopt verslag van de gewoone manier van de Magnetische kragt der lichaamen te onderzoeken, waar uit men, by mangel van eenige gemeenschaplykheid van zommige lichaamen met den Magneet te ontdekken, aanleiding genomen heeft, om denzulken alle Mag- | |
[pagina 489]
| |
netische kragtGa naar voetnoot(*) te ontzeggen. Dè Hoogleeraar erkent, dat hy zelve ook eertyds zo gedagt heeft; maar ik heb, zegt hy, reeds voor etlyke jaaren getwyfeld, of men 't niet veel eer aan 't gebrek der beproefmiddelen, dan aan eene volstrekte ontstentenisse of gemis van Magneetkragt hebbe toe te schryven, dat zommige lichaamen, in de nabyheid van den Magneet, geen het minste blyk van Magneetkragt betoonen. En hy is in dit zyn gevoelen ten sterkste bevestigd geworden, toen 't hem gelukte, eene nieuwe manier uit te vinden, die geschikt is om een veel minder trap van Magnetische kragt na te spooren, dan men tot nog had konnen ontdekken; waar van hy in deeze Verhandeling berigt geeft, met mededeeling van eene reeks van Proefneemingen, die ter staavinge hiervan strekken. Zyn Ed. verledigt zig in dezelve eerst ter ontvouwinge van de opgemelde manier, om de Magnetische kragt der lichaamen te onderzoeken, zo door middel der Water- als der Kwikproeve; met aantooninge van 't geen hier omtrent in 't werk gesteld, en voorts in agt genomen moet worden, ten einde in 't doen der Proefneemingen wel te slaagen. Hieraan hegt hy wyders een beredeneerd berigt van de voordeelen deezer maniere van onderzoeking, boven die welken men tot nog aangewend heeft; 't zy met de werking der lichaamen op de Magneetnaalde te beproeven, of met een Magnetisch Staafje of Mesje, (de lichaamen tot poeder gebragt zynde,) door derzelver poeder heen te beweegen, en daaruit af te neemen, of 'er zig al of niet Yzerklompjes onder bevinden. Beide deeze manieren, gelyk de Hoogleeraar aanmerkt, schieten dikwerf te kort, wanneer de Magnetische kragt te zwak is, om de kragt van aankleeving aan de overige deelen van het lichaam, of de tot poeder gestooten klompjes, op die gewoone beproeving, te boven te komen; waartegen dezelve, door deeze nieuwe manier van onderzoeking, meermaals uitgelokt wordt, in gevallen daar ze voorheen niet ontdekt kon worden. Ter nadere bevestiginge nu van dit voordeel, dient vervolgens een aantal van | |
[pagina 490]
| |
Proefneemingen, op lichaamen van verschillende soort; welke de Hoogleeraar met de uiterste naauwkeurigheid genomen heeft, en met nevensgaande waarneemingen, daar toe betrekkelyk, voordraagt. Van den aart deezer Proefneemingen kan men genoegzaam oordeelen, uit de voorheen gegeeven Schets van genomen ProevenGa naar voetnoot(*), des het niet noodig zy, daar op byzonder staan te blyven: wy hebben den Leezer slegts desaangaande nog te melden, dat de aldaar opgenoemde Proeven hier in 't breede ontvouwd, en met een groot aantal van die natuur vermeerderd zyn; mitsgaders dat zy allen ten duidelykste toonen, hoe deeze manier by uitstek geschikt zy, om de ontdekkingen, wegens de Magnetische kragt der lichaamen, met weinig moeite en omslag, ongelyk verder voort te zetten, dan langs de tot nog gebruikelyke wegen heeft kunnen geschieden. - En wat de juistheid der Proefneemingen aangaat, de Hoogleeraar verzekert ons in zyne Voorreden, dat ze by herhaaling in 't werk gesteld zyn; des hy niet twyfeld of ze kunnen het strengste onderzoek doorstaan: alleenlyk, zegt hy, zou zulks in eene mindere of meerdere maate omtrent die of deeze stoffe mogen missen, ter oorzaake van den verschillenden grond, waaruit ze genomen worden, dat eenig onderscheid te wege kan brengen; doch hy vermoedt egter dat zulks zeer zeldzaam plaats zal hebben. De Hoogleeraar stelt wyders deeze Proefneemingen niet blootlyk voor als in 't werk gestelde proeven, maar ze gaan, gelyk we reeds aangeduid hebben, vergezeld van verscheiden waarneemingen, waartoe hem dit onderzoek aanleiding gegeeven heeft, die deeze Verhandeling van des te uitgebreider nuttigheid maaken. Behalven dat ze meerendeels strekken, om te toonen, dat de Magnetische kragt in verscheiden lichaamen huisvest, aan welke men dezelve, op mislukte proefneemingen, ontzegd heeft, dienen ze dikwerf om verscheiden Chymische kundigheden en denkbeelden aangaande verscheiden stoffen en natuurlyke werkingen op te helderen; zo ter wederlegginge van verkeerde als ter versterkinge van wel gegronde waarneemingen. Hier toe behooren, om veele andere byzondere aanmerkingen over verschillende stoffen, die onmiddelyk of van ter zyde in overweeging komen, daar te laaten, (op dat wy niet te uitvoerig worden,) des Autheurs proefneeming op het Vitriool en de Plantgewassen, (die insgelyks verder gaat dan de voorige proeven op dezelven,) met zyne daarbygevoegde waarneemingen, omtrent de werking | |
[pagina 491]
| |
der zuure zouten op de Magnetische kragt, ter aantooninge, dat dezelve door de zuure zouten wel verzwakt, maar geenzins vernietigd wordt; zelfs niet door den sterksten Salpetergeest, en even zo min door den rookenden Salpetergeest. Op het neemen deezer proeven, ter ontdekkinge hier van, ontdekte zyn Ed. ook, dat het Salpeterzuur zig ten sterkste hegtte aan het Yzersaffraan, 't welk 'er door verzwaard werd; en dit baande hem den weg, tot het verder naspooren der uitwerkingen van het Salpeterzuur op de Magnetische kragt, als mede om duidelyker te verklaaren, hoe 't bykome, dat het Salpeterzuur die kragt vermindert, en dat het Yzersaffraan in Magnetische kragt toeneeme, als het Salpeterzuur zig affcheidt. - Op eene soortgelyke manier, deelt hy zyne waarneemingen mede over het Phlogiston of de Brandstoffe in 't Yzer, benevens de uitwerking daarvan op de Magnetische kragt; waar uit blykt, dat het Yzer zyne Magnetische kragt, schoon ze verzwakt worde, niet geheel verliest, wanneer men het Yzer, zo veel mogelyk zy, van alle Brandstoffe beroove; en dat men dus grond heeft, om te beweeren, dat de Magneetkragt niet van het Phlogiston afhangt. Men voege hierby, gelyk de Hoogleeraar ons wat laager onder 't oog brengt, dat zy, die de Magnetische kragt meenen op te wekken, in zulke lichaamen daar ze dezelve anders niet in kunnen bespeuren, door aan derzelver deeltjes, tot poeder gebragt en geroosterd, de noodige Brandstoffe toe te voegen, niet behoorelyk in agt neemen, dat deeze Magnetische kragt, welke zy ontdekken, veel eer behoort tot de bygebragte stoffe, dan tot het lichaam, dat men zig voorstelt te onderzoeken. - Wat wyders eene vogtige lugt en het water betreft, ook deezen, schoon met zouten vermengd, zyn, volgens des Hoogleeraars proefneemingen, zelfs na verloop van veele jaaren, niet magtig de Magnetische kragt in de lichaamen te vernietigen: en aangaande het vuur is het, uit het hier bygebragte, blykbaar, dat het zelve de Magnetische kragt zomtyds verzwakt, maar in de meeste gevallen vermeerdert. - By de opgave deezen Proefneeminge nopens de uitwerking van het Vuur op de Magneetkragt, meldt de Hoogleeraar tevens zyne, by die gelegenheid, gedaane waarneemingen, op de verandering van het gewigt der lichaamen door het Vuur, die eenigermaate zouden mogen strekken, ter bevestiginge van het denkbeeld, dat het Vuur weezenlyk eene merkbaare zwaarte heeft. Naar uitwyzen der hier medegedeelde herhaalde proefneemingen, naamlyk, was het Vylzel van Yzer, ter zwaarte van ééne once of 480 greinen, vóór dat het aan het Vuur bloot gesteld was, | |
[pagina 492]
| |
op eene dikwerf herhaalde verkalking 150 greinen in zwaarte toegenomen. De Hoogleeraar geeft ons in zyne Voorreden grond om te hoopen, dat dit onderwerp, hier slegts kortlyk voorgedraagen, met melding van den onderscheiden uitslag naar maate van de behandeling, doch altoos met eene vermeerdering van zwaarte, vervolgens opzetlyk door hem nagegaan, en verder ontvouwd zal worden; waarmede hy ongetwyfeld veelen dienst zal doen; te meer daar tegenstrydige proeven de Natuuronderzoekers hier omtrent verdeeld houden. - Met dit gewag maaken van de Voorreden konnen wy niet nalaaten, ten slot van ons berigt, betreffende deeze in alle opzigten overweegingswaardige Verhandeling, nog met een kort woord te melden, 't geen hy in dezelve zegt wegens het voorgewende Geneeskundige gebruik van den Magneet. - Uit de Verhandelinge zelve leeren wy, dat Insecten en Plantgewassen in 't algemeen geen geringen trap van Magnetische kragt bezitten, dat dezelve ook gevonden wordt in de Spaansche Vliegen, en by uitstek in de Aarde van den bast van Peru; dan hy laat het den Geneeskundigen over, na te gaan, of dit eenigen invloed hebbe op derzelver heilzaam gebruik. Maar in de Voorrede zelve ontmoet ons ten opzigte van het Geneeskundige door de Magnetische kragt nog de volgende aanmerking. ‘Ik heb wegens de zogenaamde Magnetische dierlyke werking niets gezegd, en 't geen men desaangaande gewoonlyk te berde brengt, is tot nog in 't wilde geschermd, en niet genoeg bepaalende. Het blykt tot nog niet, of men de uitwerkingen op het Menschlyke Lichaam, die aan de door kunst toebereide Magneeten toegeschreeven worden, aan dezelve hebbe toe te eigenen als metaal- of staalstaafjes, of bepaaldlyk als Magnetische werktuigen. - En ik heb myne reden om dit te melden. Tweemaalen heb ik de gelegenheid gehad, om eene genoegzaam zonderlinge uitwerking van den Magneet in dit opzigt te bespeuren; maar, by de herhaaling van het ongemak, zag ik, dat een zilveren staafje dezelfde uitwerking deed. Intusschen twyfel ik niet, volkomen overtuigd zynde dat 'er Eindoorzaaken zyn, of het gebruik van den Magneet strekt zig veel verder uit, dan alleen ten dienste der Zeevaart, en ik herhaal hier, het geen ik, by eene andere gelegenheid, op dien grondslag, in eene Redenvoering gezegd heb. ‘Dat de Magnetische vloeistoffe, die door den geheelen Aardkloot heen vloeit, en denzelven ongetwyfeld op een grooten afstand omringt, alleenlyk zou dienen, om de inwoonders van een tot den ouderdom neigenden Kloot veili- | |
[pagina 493]
| |
ger den Oceaan te doen doorstreeven, dan hun eenige duizende jaaren te vooren mogelyk was, kan ik van my niet verkrygen te gelooven. Indien een Wys Weezen het bestier van 't Heelal in handen heeft, zal hy geen vierspan van paarden voor een wagen plaatsen om eene Mugge te voeren; en zo 't Noodlot, gelyk zommigen willen, hier van de oorzaak is, dan verdient het, even daar door, meer veragting dan eerbied. Middelerwyl is 't 'er evenwel zo mede gelegen, dat ons tot nog geen ander einde van de Magnetische stoffe regt bekend is: de nakomelingschap zal derhalven andere uiteindens ontdekken. Als de waarneemingen vermenigvuldigd worden, en het Menschlyke Verstand aan de beoefening der Natuure gewoon geworden zal weezen, dan zal het blyken, welken invloed deeze fyne stoffe hebbe, op de orde van het Heelal; van 't Heelal, zeg ik, waarin, gelyk 'er niets aan ontbreekt, ook niets overtollig is.’ |
|