Alleenspraak over 't menschlyk leeven.
HOe veele zyn de elenden, hoe veele de vermaaklykheden deezes leevens! - Wy vermenigvuldigen en vergrooten de eerste door onze onverduldigheid - en vinden ons ten opzigte van de laatste steeds te leur gesteld, door 'er al te hooge gedagten van te vormen. - De ondervinding heeft my deeze waarheden geleeraard, en hoe meer ik van de Wereld zie, te meer word ik overtuigd, dat de Mensch meer ongevals, smerts, en verdriets zelve gemaakt heeft, dan de Maaker der Natuure wilde dat hy hier zou aantreffen. - Welk een aantal van kwaalen hebben weelde, ondeugd, en ongebondenheid onder de Afstammelingen van adam geteeld? - Hoe veele ondergaan dag op dag duizend moeilykheden, om hunne bezittingen te vermeerderen? - Iets voor de Kinderen op te leggen is eeniger verschooning - anderen worden door hebzugt alleen gedreeven, om allerlei kunststreeken van bedrog en onderdrukking te werk te stellen. - Doch waarom zullen wy vaststellen, dat de Rykdommen onze Kinders zullen gelukkig maaken: daar wy zo dikmaals ondervonden, dat ze op ons eene tegenovergestelde uitwerking hadden? - Van welk eene waarde is het goud voor hem, die meer dan genoeg heeft, tot vervulling zyner behoeften, en 't zelve onaangeroerd in zyne geldkist laat? - Wy benyden de zodanigen, die wy gelukkiger agten dan onszelven, en vermeerderen hier door ons ongenoegen - en - doch, waarom zal ik langer stil staan op de zwakheid, de dwaashartigheid van anderen, daar ik zelve daar aan schuldig staa! Wat betekent al myne Wysbegeerte, wanneer ik my, in den algemeenen maalstroom, laat medesleepen, en de oogenblikken, al te kostbaar om in benzelingen verkwist te worden, vrugtloos verspil.