Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 401]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Opheldering van Salomo's spreuk:De Noorde wind verdryft den Regen, zo doet een vergramd aangezigt de agterklappende Tonge. Spreuken XXV. 23. Volgens de Engelsche Vertaaling. De Noorde wind verdryft den Regen, en een vergramd aangezigt de verborgene Tonge. Nederd. Overzetting. Door thomas hunt D.D.F.R. en A.S.S. Professor in de Hebreeuwsche en Arabische Taalen.
ONze Engelsche Kantleezing heeft, in stede van de Noorde wind verdryft den Regen, de Noorde wind brengt Regen voort, en dus eenen geheel anderen, ja tegenovergestelden, zin. Men moet bekennen dat het woord, door de Heilige Schryvers, menigmaalen gebruikt wordt in de betekenis van voorthrengen; en misschien noit voor verdryven: dit zou iemand veelligt doen overhellen, om, zonder des langer te bedenken, aan de Kantleezing de voorkeuze te geeven. De rede, waarom onze Engelsche vertaalders het niet gedaan hebben, schynt geweest te zyn: om dat zy niet konden begrypen hoe salomo, van een Regenagtigen wind, uit het Noorden komende, kon spreeken. Dit heeft hun bewoogen, om dit woord over te zetten in een' zin, die nergens in de Schristuur steun vindt: en aan de Schriftuurverklaarders veel vrugtlooze moeite veroorzaakt heeft, om dien goed te maaken, gelyk hunne Aantekeningen op deeze plaats uitwyzen. Maar, wat de Noorde wind betreft, schoon dezelve rechtstreeks op Jerusalem aan, over een groote streek Lands waait, komt die wind ook over een groot gedeelte van de Zwarte Zee. En oordeelt men die Zee op een te grooten afstand, wy mogen deezen Wind een weinig Westlyker neemen: dewyl de Heilige Schryvers, geene of weinige tusschenstreeken van de winden meldende, Noorden kunnen noemen, 't geen alleen van 't Noorden heeft. En op deeze wyze zal de wind, langs de oevers van de Middellandsche zee snuiven, en uit die zee genoegzaamen Regen aanvoeren, om de velden van gansch | |
[pagina 402]
| |
Judea te bewateren: en de Westlykste gedeelten van dat Land konden, uit die Zee, bevogtigd worden, indien de Wind recht Noorden waaide. Dit denkbeeld van den Noorden- of Noordwestlyken wind, als geschikt om de dampen uit de Middellandsche Zee aan te voeren, schynt vry veel kragts en onderstcunings te ontvangen, uit het zeggen van een oud Joodsch Schryver, op wien wy af mogen, te weeten levi ben gershom, die zich in deezer voege uitdrukt: ‘Gelyk de Noorde wind te Jerusalem Regen medebrengt, werwaards dezelve de dampen uit de Zee opgereezen heen voert; naamlyk uit de Zee die Noordwaards (van de Stad) afligt, zo veroorzaakt een agterklappende Tonge, welke schandelyke vertellingen van den een tot den ander brengt, Aangezigten vol van toorn en geraaktheid.’ Deeze Schryver verstaat, door de Zee, de Middellandsche Zee, by de Hebreeuwen met nadruk de Zee geheeten. De zwaarigheid, tegen de Kantleezing ingebragt, ontleend van de veronderstelde droog- en helderheid der Noordlyke Lugtstreeken, zal desgelyks verdwynen; indien wy, doch den Noorden wind, niet een zekeren bepaalden Wind; maar den Wind in 't algemeen verstaan. Dus hebben de woorden Aquilo en Boreas, in den Poëtischen style, menigmaal, die ruime beduidenis: en dat deeze Spreuken in Dichtmaat geschreeven zyn, wordt door de keurigste Oordeelkundigen beweerdGa naar voetnoot(*). Dan 'er valt eene andere aanmerking te maaken op 't woord זופצ (het oorspronglyk woord voor Noorden-wind) uit hoofde van de byzondere zamenhang in dit vers. Want dewyl dat woord, 't welk, in 't eerste Halve vers voorkomt, Verborgen betekent, en juist beantwoordt aan רחם in het tweede Halve vers, is het, volgens den aart der Spreuken, niet onwaarschynlyk, dat hier eene vergelyking bedoeld wordt tusschen den verborgen wind, en den verborgen Laster: en deeze gelykenis leven ons het volgende denkbeeld op: Gelyk de Wind blaast waar been by wil, en gy het geluid daar van boort; doch niet weet van waar dezelve komt, of waar dezelve beenen gaat, zo is het ook gelegen met verborgen Laster, deze tast, met groote vrymoedigheid, schoon onzigtbaar, alles aan; gy hoort het geluid daar van; maar weet niet van waar dezelve komt, wie de eerste is die 'er voet aan gaf, of | |
[pagina 403]
| |
waar dezelve beenen gaat, wie den Laster voort doet slaan, en 'er nieuwe stoffe aan verschaft. Dan niettegenstaande de blykbaare toespeeling van deeze twee woorden op elkander in 't oorspronglyke, zal, nogthans, de tegenwerpingen tegen de Vogtigheid van den Noorden wind uit den weg geruimd zynde, de vertaaling van het eerste Halve vers, de Noorde wind brengt Regen voort, best gehouden worden. Overeenkomstig hier mede heeft de Overzetting der LXX, de Noorde wind verwekt Regen; de Syrische, de Noorde wind is zwanger van Regen; de Grieksche van aquila, de Noorde wind gaat in arbeid om Regen voort te brengen: dus ook junius, met verscheide andere Hedendaagsche SchriftuurverklaarderenGa naar voetnoot(*). Gelyk onze Engelsche Kantleezing de rechte schynt, in 't eerste gedeelte deezer Spreuke, zo is zy ook boven de leezing van den Text in het laatste gedeelte te keuren, schoon 'er geene verandering gemaakt is in den Zin der Woorden, is derzelver schikking omgekeerd. Volgens de Vertaaling in den Text staat 'er, zo doet een vergramd aangezigt de agterklappende Tonge, doch, volgens de Kantleezing, zo doet een agterklappende Tonge een vergramd aangezigt. Dan 'er zyn nog eenige uitdrukkingen, in beide de deelen van deeze leerzaame Klemspreuk, die eene nadere opheldering vorderen, en welk ik hier nevens zal voegen. I. Het Hebreeuwsche Woord; in den Text Tonge vertolkt, betekent, in de H. Bladeren, dikwyls niet alleen het Spraaklid onder dien naam bekend, maar ook de Spraak zelve; en wel byzonder die soort van Gesprekken, waar mede de Menschen elkander doorstryken en veragten. Hoe de Tong, by de Heilige Schryvers, een zo kwaade betekenis kreeg; of, om dat wy in regtsvorderingen daar van gebruik maaken om onzen Naasten te beschuldigen, of om dat wy, in den gewoonen ommegang, zeer gereed zyn, dat lid te gebruiken ten nadeele van anderer goeden Naam, zal ik thans niet onder- | |
[pagina 404]
| |
zoeken. - Vast gaat het, dat, in den Schriftuurlyken stvle, het woord Tonge een wisselwoord is voor Laster, en dikwyls voor Kwaadspreekenheid gebruikt wordt, zonder de byvoeging van het bywoord kwaade. Dus hebben onze Engelsche Overzetters in den CXL Psalm, vers 12, het Hebreeuws, daar enkel staat een Man van Tonge, vertaald door een Kwaadspreeker, [de Nederduitsche Vertaalers hebben het woordje Kwaade by Tonge ingevoegd]. Zo ook heeft de Chaldeeuwsche en andere goede Overzettingen, 't geen Pred. X:11, uitgedrukt wordt door den meester der Tonge, door Lasteraar, of Oorblaazer vertaald; en de gelykenis van een bytende Slange, die 'er onmiddelyk voorgaat, wettigt deezen zin. In deezer voege vermeldt de Propheet ezechiel XXXVI:3. zyne gevangene Landgenooten, dat zy gebragt waren op de Tonge, dat wil zeggen een schandnaam en sinaad onder hunne vyanden de Idumeërs: dit bevestigt de bygevoegde spreekwyze, en gy zyt een opspraake des volks. Gelyk de Heilige Schryvers het Naamwoord gebruiken om Laster en Opspraake te betekenen, zo hebben zy 'er een Werkwoord van gemaakt, 't welk Lasteren en Naamschenden aanduidt; dus betekenen de woorden, Psalm CI:5, die zynen naasten in 't heimlyk agterklapt letterlyk, die zyne Tonge in 't heimlyk tegen zynen naasten gebruikt: in het voorschrift, Spreuken XXX:10. Agterklapt niet van een Knegt by zynen Heer, luidt in 't oorspronglyke, gebruik uwe Tonge niet tegen een Knegt, of, gelyk de Engelsche Kantleezing heeft, Beschadig geen knegt met uwe Tonge. Ik heb 'er het woord Gebruik in gevoegd, gelyk de Kantleezing, het woord Beschadig, om dat wy in 't Engelsch geen woord hebben, 't welk de kragt van het Hebreeuwsche woord uitdrukt. Alle deeze bygebragte plaatzen toonen, dat het woord Tonge in de Spreuk, welke wy thans voor ons hebben, in stede van het Spraaklid, zelve het vermogen der spraake betekent, en te kennen geeft, dat snood, schoon algemeen, misbruik van 't zeive, waar door wy de Agting en Goeden Naam onzes naasten schenden: en in 't algemeen Laster, Kwaadspreekenheid, Agterklap enz. geheeten wordt. En dat dit de eigenlyke meening is van het woord Tonge, in deeze Klemspreuke, blykt wyders uit het woord verborgen, daar by gevoegd: want te zeggen eene verborgene Tonge; of, gelyk 'er in 't oorspronglyke staat, eene Tonge der Verborgenheid, is eene zeer dubbelzinnige uitdrukking, en kan in een goeden en in een kwaaden zin worden opgevat: hierom hebben onze Engelsche Overzetters, ten einde zy de | |
[pagina 405]
| |
dubbelzinnigheid mogten vermyden, het in een kwaaden zin genomen, en vertaald, een agterklappende Tonge. Doch hadden zy agt gegeeven op de betekenis, waar in ik getoond heb dat het woord dikwyls, in de Schriftuure, gebruikt werdt, en door Tonge, niet het Spraaklid, maar het misbruik daar van verstaan, 't welk wy Kwaadspreekenheid noemen, zy zouden het woord verborgen hebben kunnen behouden: dewyl verborgene Eerrooving, of verborge Laster, een misdryf is, zo algemeen in zwang gaande, dat elk die benaaming kent, en nauwlyks iemand een vreemdeling is omtrent de waare meening van dezelve. Indien wy veel vertellingen onderzoeken, die de Agting onzes naasten benadeelen, en nagaan op hoe veelvuldige wyzen zy verhaald worden, zullen wy bevinden, dat eenige, in den aanvange, zo duister waren, dat het ons moet verwonderen hoe zy immer stand greepen, of dien loop kreegen welken zy genomen hebben. Eene zeer beuzelagtige omstandigheid, eene van verre aangeduidde opvatting, een gerugt, eene twyfelagtige uitdrukking, een glimplach, een knik, een enkele waan, stilzwygen zelfs, ja (als het stuk in gezelschappen overgepraat is,) de wyze van het te ontkennen, of het tegendeel te beweeren, heeft dikwyls kragt en sterkte gegeeven aan eene kwaadaartige vertelling die zich vervolgens wyd en zyd uitstrekte, en veel ramps brouwde. - Ongelukkig heeft 'er, by de Menschen, zulk eene overheerschende neiging plaats, om kwaade dingen te hooren en voort te praaten; dat zulk eene vertelling niet ter baane komt, of 'er is eene groote menigte gereed, om dezelve uit de duisternis in den dag te helpen, en tot het algemeen onderhoud der gesprekken te maaken. In den aanvange moge dezelve, als bewust van de duistere herkomste, beschroomd te voorschyn treeden, en eenig wanvertrouwen laaten blyken: doch allengkens grypt zy moed, neemt eene houding van waarschynlykheid aan, en poogt voor eene volkomene waarheid door te gaan. II. Gelyk de Laster in de duisteruis gebooren wordt, zo werkt dezelve in de duisternis; deeze is daar aan natuurlyk eigen, hier schept de Laster vermaak in. Men heeft in 't algemeen opgemerkt, dat eene eerroovende Vertelling, als zy eens op gang geraakt, en de stoffe des gespreks in de gezelschappen geworden is, doorgaans 't laatst bekend wordt aan den Persoon, die 'er het hoogste belang by heeft. Die dezelve hooren, hebben of te veel of te weinig agting voor hem, om hem des te verwittigen: deezen vermyden zulks, om den | |
[pagina 406]
| |
besprookenen geene moeilykheid te veroorzaaken; geenen uit vreeze van hem gelegenheid te zullen geeven, om zich te verdeedigen. In deezer voege verspreidt, door het wreede mededoogen der vrienden aan den eenen, en de kwaadaartige werkzaamheid der vyanden, aan den anderen kant, de eerbevlekking zich onbedwongen: alles wordt bvééngehaald om het vermoeden te vermeerderen, niets om het verminderen: het ongelukkig Slachtoffer der booze Tonge, onkundig blyvende van zyn eigen geval, wordt niet aangezet om zyne geschondene eere te herstellen: zyn stilzwygen houdt men voor toestemmen: en zyne onkunde van 't geen het loopende gerugt tegen hem inbrengt, neemt men voor een bewys, dat hy waarlyk schuldig is. Hebben wy dan rede om ons te verwonderen, dat de Laster, in den Text, verborgen genaamd wordt? Dezelve is van een verborgen oorspronge; dikwyls het bestaan verschuldigd aan eenige duistere omstandigheid, of vergehaald vermoeden, door de vrugtbaare uitvinding van boosheid en kwaadaartigheid, tot eene aanneemlyke, en met omstandigheden omkleedde, vertelling gemaakt. De Laster werkt desgelyks in 't verborgen, zich op zulk eene heimlyke en bedekte wyze verspreidende, dat dezelve zelden ter kennisse van den gelasterden komt, voor dat zyne agting reeds geschonden is: zyne vrienden te beleefd, zyne vyanden te wreed zynde, om de gaande opspraake hem te ontdekken: de vertelling krygt middelerwyle meer en meer gronds; voordeel doende met de onkunde des beledigden, om hem van zynen Goeden Naam te berooven. III. Het eerste lid der vergelykinge, in den Text, is tusschen den Noorden wind, of den Wind in 't algemeen, of, (gelyk het Bywoord dikwyls betekent, en de draay der woorden schynt te vereischen) den verborgen Wind, en den verborgen Laster. Dan het denkbeeld, 't welk deeze gelykenis ons van verborgen Laster geeft, is reeds verklaard. - Het andere gedeelte der vergelykinge is tusschen Regen en een Vergramd Aangezigt. En, even als het eerste gedeelte ons een zeer leevendig denkbeeld verschafte van de werkzaame natuur des verborgen Lasters, zo strekt dit laatste om ons de heillooze gevolgen daar van kragtig voor te stellen. Het woord, hier Regen overgezet, betekent, volgens de opmerking van een geleerd Joodsch SchryverGa naar voetnoot(*), zulk eene hoe- | |
[pagina 407]
| |
veelheid van deeze wateragtige verheeveling, als met geweld gepaard gaat, en een Stortregen aanduidt: en het woord, vergramd vertolkt, geeft zulk eene maate van gramschap te kennen, als met vuurigheid en woede vergezeld is, en in onzen Engelschen Bybel veelal door Verbolgenheid en Toorn wordt uitgedrukt. Deeze geweldige Regen, zegt de Text, wordt voortgebragt, of (gelyk het woord kan vertaald worden,) gebaard, gevormd door den Wind, gelyk het vergramd aangezigt (daar mede vergeleeken) door verborgen Laster. De schildery, welke dit gedeelte der vergelykinge ons van 't Gebrek in den Text oplevert, is deeze. Gelyk de Wind, als dezelve over een groote uitgestrektheid Lands, of de vlakte der Zee, gaat, eene menigte van dikke dampen en vuile uitwaassemingen verzamelt, die, naderhand, in wolken gevormd, het gelaad des hemels bedekken, en met groot geraas en geweld op aarde nedervallen; zo gaat het met Verborgen Laster, als deeze eens voet gekreegen heeft, (en hier toe is zeer weinig noodig,) loopt dezelve wyd en zyd om, en eene menigte van kwaadaartige vertellingen en verzwaarende omstandigheden, onder den weg, opvattende, wordt daar uit allengskens het schriklyk vertoon van een vergramd aangezigte veroorzaakt, by allen die zich benadeeld vinden, door den voortgeslaagen en opgehoopten Laster. De twee woorden, een vergramd aangezigte vertolkt, zyn meervoudig. En dewyl ﬦינפ, schoon dikwyls eene enkelvoudige betekenis hebbende, daar het geen enkelvoudig heeft, zomtyds in 't meervoudige mag overgezet worden, en ook overgezet is, eischt deeze Spreuk eigenaartiger de meervoudige betekenis. De uitgestrekte natuur van het Kwaad, dus veroorzaakt, kan mogelyk veréénigd worden met de werkzaame natuure deezer Zonde, en ons de rede opgeeven, waarom een Lasteraar in 't Chaldeeuwsch genaamd wordt, een man met een drievoudige, of driespitzige Tonge; gelyk in de Targun, Psalm CXLII. en Prediker X. 11. En by jesus syrach XXVIII. 14, 15, wordt, 't geen de Engelsche Overzetting een agterklappende Tonge vertaald heeft, in 't Grieksch γλωσσα τϩιτη geheeten. En deeze uitdrukking van drievoudige Tonge komt volmaakt overeen, met die van virgilius, als hy de Slange beschryft, Georgic. III. 439. - linguis micat ore trifulcisGa naar voetnoot(*). Maar, schoon vergramde Aangezigten, en deeze in grooten | |
[pagina 408]
| |
getale, door salomo schynen bedoeld te worden, nogthans bepaalt hy de uitwerkzels van Toorn of Gramschap, door eene Lasterende Tonge veroorzaakt, niet tot de Aangezigten of Weezenstrekken alleen. Maar hy geeft ons het uitwendig merkteken van deeze Drift, om de fraaije vergelyking in onzen Text te brengen; en dan laat hy ons, uit het geen uitwendig blykt, opmaaken, wat 'er inwendig omgaat. De weezenstrekken der Menschen zyn Verklaarders van hunne Zielsgesteltenissen: zyn de eerste gefronst en ontzet, de laatste zullen niet in orde en geregeld weezen. De drift van Toorn of Gramschap, in 't byzonder, is zo zigtbaar op 't gelaad te leezen, dat, zo men wil, een der voornaamste trekken in 's Menschen gelaad, in 't Hebreeuwsch, daar van den naam ontleent. En misschien zullen de merktekenen, welke deeze Drift op 't gelaad drukt, te sterker zyn, wanneer dezelve ontstooken wordt door de terging van een schenzieke Tonge. Want zulk een aanval, iemand schielyk overkomende, en hem wondende in het aandoenlykste deel, zyn goeden Naam, maakt dat hy niet op zyne hoede is, veroorzaakt zulk een gisting in zyn bloed en leevensgeesten, en gevolglyk zodanig eene verandering in zyn Gelaad en Houding, als Voorzigtigheid, en de bedaarde Voorschriften der Rede, (hadt hy bedenkens tyd gehad), grootendeels zouden voorkomen, of ten minsten gepoogd hebben te bedekken. Weshalven, door de Vergramde Aangezigten, die de Text zegt, dat voortgebragt worden door Verborgen Laster, niet alleen bedoeld worden, de oppervlakkige merktekens van Toorn, die op 't gelaad gloeien, en de wenkbrauwen zamentrekken; (want deeze zouden ons maar een zeer gedeeltlyk en onevenmaatig denkbeeld van deeze snoode ondeugd opleveren); maar desgelyks de inwendige beweegingen en ontroerenisten, die het hart doen kloppen, en gewoonlyk in hestige | |
[pagina 409]
| |
vlaagen van hoonende woorden, of geweldige bedryven, losbarsten, dreigen, vegten, en moorden ten gevolge hebben, en dien ganschen trein van helsche rampen medesleepen, die de Geschiedenis en onze eige ondervinding leert, dat zomwylen de uitwerkzels zyn van de onverschoonlyke vryheden, die de Menschen gebruiken, ten opzigte van 't Character huns naasten. Even als, in 't andere deel der vergelykinge, door 't woord Regen niet alleen beoogd worden, de druppels van een Waterwolk; maar ook de watervloeden en overstroomingen, veroorzaakt door fellen Slag- en Stort-Regens: die zomtyds de Vrugten der aarde vernielen, en de Menschen verdelgen. Deeze zyn de nadeelen, die Verborge Laster in de Maatschappye berokkenen. De Vergramde Aangezigten, welke zyne Tong veroorzaakt, duiden vergramde Gemoederen aan; en worden zeer gepast vergeleeken by Stormen en onweeren, door de Winden in de lugt verwekt; de wanorders en verwarringen, die deeze in de Natuurlyke Wereld te wege brengen, hebben zeer veel overeenkomsts met de ongeregeldheden en onlusten, die, in de Zedelyke Wereld, door geene gebooren worden. Met één woord, als de Laster veld wint, moet het getal der vergramde Aangezigten vermeerderen. Twee of drie zullen 'er welhaast tot duizend vermenigvuldigd worden. En de vyandlyke bedreigingen, die in 't eerst zich vertoonden in de gefronste wenkbrauwen van eenige weinigen, hebben dikwyls haaren boozen invloed verspreid op de Aangezigten eener groote menigte, en, eindelyk, den vrede van een gansch Gemeenebest in gevaar gebragt, ja geheel verbannen. Zo groot een hoop houts wordt door een klein vuur in brand gestooken! of, (om by de andere, en misschien niet min nadruklyke leenspreuk van den Text te blyven,) Zo schriklyk een Storm wordt 'er verwekt door 't geblaas van een enkelen Wind! Schoon de Wolk, in 't eerste opkomen, zo klein ware als een hand, spreidt dezelve zich schielyk over 't geheele lugtruim, de Hemel is betrokken, vol wolken, door den wind aangevoerd, en 'er volgt een zwaare Slagregen! Doch de heillooze uitwerkzels van Laster kunnen niet kragtiger beschreeven worden, dan met de schoone woorden van sirach's wyzen Zoon: In 't XXVIII Hoofdstuk zyns Boeks. ‘Vervloekt eenen Oorblaazer, en eenen tweetongigen Mensche: want zy hebben veelen verdorven, die in vrede leefden: de dubbele Tonge heeft 'er veelen beweegt, en van het eene Volk in 't andere verzet: vaste Steden vernield en de Huizen der Grooten omgekeerd. De dubbele Tonge heeft manlyke (of deugdzaame) Vrouwen verdreeven, en beroosd van haaren arbeid. | |
[pagina 410]
| |
Wie na haar luistert, zal geene ruste vinden, noch in stilheid woonen. De slag des geessels maakt striemen; maar de slag der Tonge vermorselt het gebeente. Veelen zyn gevallen door de scherpte des Zwaards; doch niet zo veelen als er gevallen zyn door de Tonge. - Zalig is hy die voor haar beschermd, en door haare gramschap niet gegaan is, die haar juk niet getrokken heeft, en met haare banden niet is gebonden geweest: want haar juk is een yzeren juk, en haare banden zyn metaalen banden; haare dood is een booze dood, en het graf is nutter dan zy. Zy zal over de Godvreezenden gansch geen magt hebben, en door haare vlamme zullen zy niet verbranden. Die den heere verlaaten, zullen in haar vallen, in dezelve zal zy ontstooken en niet uitgebluscht worden: zy zal over haar gezonden worden als een Leeuw, en gelyk een Luipaard zal zy dezelve verwoesten. - Ziet toe, omtuint 't geen gy bezit met doornen, en maakt voor uwen mond deuren en grendelen. Uw goud en zilver bindt te zamen, en maakt voor uwe woorden eene weegschaal, en voor uwen mond maakt een deure en een grendel; neemt agt dat gy niet eenigzins in dezelve struikelt, op dat gy niet valt in tegenwoordigheid des geenen die op u loert’. In gevolge van de verscheide aanmerkingen, thans bygebragt over de Spreuke, welke wy ons hadden voorgesteld op te helderen, zal de rechte Vertaaling daar van, indien wy het koppelwoordje En, in stede van Zo zetten, waarschynlyk deeze zyn. De Noorde wind brengt den Regen voort; en een verborge Tonge vergramde Aangezigten. |
|