Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 561]
| |
Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen.J. Alph. Turretini, Opera omnia Theologica, Philosophica et Philologica. Leovardiae et Franequerae, apud H.A. de Chalmot et D. Romar. 1776. Tom. III. 576. pp. in quarto f.m.DIt derde of laetste Deel, waer mede deze byeenzameling der Werken van den beroemden Turretin voltrokken word, is niet minder aenmerkelyk dan de twee voorgaande Deelen, ten opzichte van den inhoud der Schriften, welke het zelve vervat. In de eerste plaets levert het ons zyne Wolke van Getuigen, voor de gematigdheid en vreedlievendheid in 't oordeelen over Godgeleerde zaken. Een Geschrift dat by uitnemendheid geschikt is, om den Godgeleerden aenleiding te geven tot het maken van ene behoorlyke onderscheiding, tusschen noodzaeklyke en niet noodzaeklyke, tusschen meer en min gewigtige Waerheden; om hun onder 't oog te brengen, hoe men, dit onderscheid wel in acht nemende, zeer veel zou konnen toebrengen, ter bevorderinge van de eensgezindheid der Protestanten; welke de Hoogleeraer, met zeer veel ernst, ten bondigste aenpryst. Hy heeft, of ook het denkbeeld van gezag mogte mede werken, om zyne redenering te meer invloed te doen hebben, aen dit zyn voorstel gehegt ene menigte, of, gelyk hy 't noemt, ene Wolke van Getuigen; waer uit men kan afnemen, dat zyne aenpryzing van gematigdheid, gegrond op de Leer der Heilige Schristen, ondersteund word, door een groot aental van hooggeachte Kerk-Leeraren, van vroeger en later tyd, mitsgaders van verschillende Gezindheden; als mede door aenzienlyke Kerkvergaderingen; die, nu eens met meer dan met minder vrucht, hunne poogingen, ter bereikinge van dit heilzaem oogmerk, aengewend hebben. Op dit Geschrift, het welk de herhaelde lezing der Protestanten verdientGa naar voetnoot(*), volgt des Autheurs Kort Begrip van | |
[pagina 562]
| |
de Kerklyke Historie, zedert 's Heillands geboorte tot het jaer 1700, en tot op het midden der tegenwoordige Eeuwe agtervolgd, door den Geschied- en Oudheidkundigen Hoogleeraer Johannes Simonis. Dit Kort Begrip is bestendig door alle dezulken, die de Kerklyke Historie beoefenen, anderen aengeprezen; voor zo ver het, op ene beknopte wyze, ene geregelde handleiding, die men gemaklyk kan nagaen, verleent, om zich een geleidlyk denkbeeld van de Kerklyke Geschiedenissen te vormen; waer door men dan, zich ene verdere oefening voorstellende, met meer nut gebruik kan maken van uitvoeriger Kerklyke Historieschryvers. Op die wyze beschouwde men dit Werk reeds, zo ver het door den Hoogleeraer Turretin gebragt was; en de verdere voltrekking van het zelve, tot op het midden der tegenwoordige Eeuw, door den Hoogleeraer Simonis, heeft deszelfs nuttigheid, ten dezen aenzien, nog vermeerderd. Men mag dit beknopte onderwys, met het hoogste regt, houden, voor een by uitstek geschikt Leerboek, ter onderrichtinge van de Jeugd, om hun het algemene beloop der Kerklyke Geschiedenissen in te boezemen; en ieder, die zich een ligt bevatlyk denkbeeld van de voornaemste lotgevallen der Kerke in den vroeger tyd, en van de opmerkelykste voorvallen in latere dagen, ook met betrekking tot ons Vaderland in 't byzonder, eigen wenscht te maken, zal zich daer toe, met veel voordeels, van dit Kort Begrip kunnen bedienen. Wyders behelst dit Deel nog een twaelftal van Redenvoeringen, die op onderscheiden wyzen strekken, om de Leergierigheid, de Godsvrucht, en de Gematigdheid in te boezemen. De Hoogleeraer ontvouwt ons hier het veelvuldig nut van de beoefening der Oudheidkunde; de noodzaeklykheid van de waerheid te betrachten in liefde, en 't geen daer toe vereischt word. - Hy stelt ons, by gelegenheid van 't overlyden van den Britschen Vorst Willem den III, voor oogen, hoe veel het Protestantendom aen dien Vorst verschuldigd was. Hy schetst ons de heilzame vorderingen der Geleerdheid in de zeventiende Eeuw; en toont ons wat 'er in 't werk gesteld behoort te worden om de Letteroefeningen te verbeteren en sterker voort te zetten. Hy leid ons ter beschouwinge van de voortreflykheid der ware Geleerdheid, terwyl hy ons tevens tegens de zwetzeryen van ydele Geleerden waarschouwt; en doet ons ten klaerste zien, welken invloed de Geleerdheid op de Godsvrucht, en deze weder op de Geleerdheid heeft, en hoe noodzaeklyk men derhalve die beiden samen heeft te paren. Hy deelt | |
[pagina 563]
| |
ons zyne bedenkingen mede over de beste middels om de verschillen der Protestanten, inzonderheid der Gereformeerden en Lutherschen, by te leggen; geeft ons een beknopt verslag van de verschillende lotgevallen der Christlyke Leere, zedert derzelver eerste verkondiging tot op zynen tyd; en doet ons opmerken hoedanige neigingen en driften de menschen veelal belemmeren in 't onderzoeken der waerheid, ten emde ons op te wekken, om daer tegen ten ernstigste op onze hoede te zyn. In ene volgende Redenvoering boezemt hy zynen wensch uit over de herstelling der Vrede in Europa, onder 't afmalen van 't haetlyke des Oorlogs en 't beminlyke der Vrede. En de laetste Redenvoering, waer mede deze verzameling van des Hoogleeraers Schriften eindigt, heeft ten onderwerp de oorzaken der verbasteringe des Christendoms, en de hulpmiddels, waer door men dezelve ten krachtigste kan tegengaen. - Men kan uit deze opgave van den hoofd-inhoud dier Redenvoeringen genoeg afnemen, dat ze, even als alle 's Mans andere Schriften, ten voornamen doelwit hebben, wezenlyk kundige en tevens bescheiden Godgeleerden te vormen; waer toe ene aendachtige beoefening dezer Werken van den Hoogleeraer een ieder moet opleiden; des dezelven de ernstigste aenpryzing verdienen, van allen, die belang stellen, in de bevordering van de Waerheid en de Vrede der Kerke. - Hoe wenschlyk ware 't, dat eenmaal, een ieder in zynen staet, recht ter harte name, de volgende laetste Lessen van den waerheiden vreedlievenden Turretin, waer mede wy dit Bericht van 's Mans Werken zullen sluiten! ‘Men houde zich, in zaken van den Godsdienst, alleenlyk aen gods woord, zonder zich daer van te laten aftrekken, door menschlyke achtbaerheid, wysbegeerte of welsprekendheid; door deze of gene byzondere Geleerden, of Kerklyke Vergaderingen; en late zich door generleie pracht of enigen luister ooit verblinden. Men trachte ene gegronde kennis te verkrygen van de oorspronglyke Talen, in welken Gods Woord beschreven is, en van alles, wat ten rechten verstande dier Talen kan strekken. Men oefene zich naerstig in de Uitlegkunde, te weten in die, welke geschikt is, om den waren den echten zin van Gods Woord te ontdekken. Men wachte zich voor al te spitsvindige, te sterk allegorizerende of zinnebeeldzoekende, en roeklooze Uitleggers der Heilige Schriften. Men zy op zyne hoede tegen die weeldrige vernuften, die buitenspoorig veel op hebben met het verwonderlyke, en alles, wat zy behande- | |
[pagina 564]
| |
len, vergrooten. Men wapene zich vooral tegen verleidende driften, tegen der Geleerden hoogmoed, nyd, haet, twistgierigheid, partyzucht, en overheersching, die gewis de schadelykste pesten der Christenheid geweest zyn. Geen Vorst, geen Leeraer, geen Kerkelyke, geen Leek behoort immermeer de grenzen van zynen plicht te overschreden, of enig gezag te misbruiken. Men zy steeds op de wacht, tegen den invloed der Waerdigheden, der Rykdommen, en der Waereldsgezinde Zeden, die de Kerk besmetten. Men drukke ten laetste, daer 't boven alles op aenkomt, ten diepste in zyn gemoed, dat noch verstand, noch scherpzinnigheid, noch woorden, noch lettergrepen, noch aengenomen gevoelens, noch uiterlyke plechtigheden, veel minder een bittere yver, onder den schoonschynenden glimp van Gods Eer te willen bevorderen; maer een deugdzaem, een heilig leeven, naer 't voorbeeld van God zelven ingericht, den Christen maekt. Hoe gelukkig ware de Kerk van Christus, hoe zou de oprechtheid van 't Apostolische Christendom herleven, indien zich, byzonderlyk, de Heilige Bedienaers daer op met allen ernst toeleiden!’ |
|