Eene Kudde en een Herder, door J. Beets. Euangeiie-Dienaar te Hoorn. Te Hoorn, by T. Tjallingius 1776. Behalven het Voorwerk 105 bladz. in groot octavo.
HEt by alle Christenen beleden Geloofs-Artikel; Ik geloof ééne Heilige Algemeene Christelyke Kerk en Gemeenschap der Heiligen, is het onderwerp van dit Geschrift. De Eerwaerde Beets, hoewei een verkooren en gevestigd Leeraer onder de Mennoniten, heeft dit Ampt echter niet aenvaerd, dan onder voorbetuiging, van zyne zucht, om een dienstknecht te willen zyn van de Henig Algemeene Christelyke Kerk; ingevolge daer van heeft hy, naer luid van dit zyn Geschrift, zyne leerwyze en gedrag steeds indiervoege ingericht, dat hy den opbouw van en de vereninging met de Algemene Christelyke Kerke bedoelde. Het bezef dat de Practyk der Christenen, in zo vele verscheiden Gezindheden verdeeld, niet beantwoord aan hunne Belydenis van dat Geloofsartykel, heeft hem, als zodanig een Leeraer bewoogen, zyne openbare Belydenis deswegens af te leggen, of 't ook mogte dienen, om de geestlyke enigheid der Christenen te bevorderen. - Ten dien einde verklaert hy eerst, wat hy voor de Heilige Algemene Christelyke Kerk houd; en vervolgens handelt hy, over den oorsprong van zulk een Gods-Huis uit gevallene Adams Kinderen, het groote middel, door welk die Gemeente verkregens is; het verordmeerde middel, waar door dezelve uit alle Geslachten te zamen geroepen word; den genen, door wien zy samen gevoegd en verenigd word; haare overeenstemming in geloof en belydenis; hare onderlinge betrekking op den drieënigen od, en op haer Hoosd en Heer J. Christus; hare onderling verbindtenis, werkzaemheden en belangens, aen en omtrent elkander, als één Lichaem; mitsgaders de roeping en dagelyksche Practyk der Leden, zo zy, naer het oogmerk van God, en door den Geest, handelen en wanderen. Dit leid hem verder tot een onderzoek, of 'er ook, onder alle de onderscheidene Gezindheden der Christenen, zodanig ene beschreven Gemeente te vinden zy; en, dit niet zynde, wat dan
de oorzaken zyn mogen, dat de ware geestlyke Leden van Christus, uit de onderscheiden Gemeenten, geen meer geestlyke gemeenschap met elkanderen houden, met aentooninge van het nadeelige hier van. Aen dit alles hecht hy ten laetste ene openhartige Belydenis, zo ten opzichte van hem zelven, als van zyn inzien, benevens dat van Godvruchtige Mannen, omtrent de voorgestelde zaken, met ene aenbieding