Heidensche Waereld, en de voortreflykheid van de Christelyke Openbaring boven de Leer der schranderste Heidensche Wysgeren, in drie zeer gewigtige takken, de ken is van den énen waren God, die van de regelmaet onzer zedelyke plichten, en die van een toekomenden staet van belooning en straf, te toonen, oordeelkundig uitgevoerd. Men leert 'er wel inzonderheid uit kennen de veischillende denkwyzen dier Wysgeren over dat stuk, hunne gebreklyke of verkeerde gronden waer op zy hunne denkbeelden hier omtrent vestigden, en de onzekerheid of twyseling die hen, als zy 'er over spraken, belemmerde. Hier tegen heeft een Christen, in de overtuiging van de waerheid der Godlyke zendinge van Jezus Christus, door de Euangelieleer, hier van zo wel geregelde kundigheden en toereikende gronden van overtuiging, dat hy met Paulus kunne zeggen; Jezus Christus heeft den dood te niet gedaen, het leven en de onverderflykheid aen 't licht gebragt: ik weet, wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat by magtig is, myn pand, by hem weggeleid, te bewaren tot dien dag. - Dit, gepaerd met het voorheen betoogde, nopens de andere stukken, verheft de Christelyke Openbaring grootlyks; 't welk de Heer Leland, ter aenpryzinge van denzelven, ten beiluite zyns Werks, op het ernstigste aendringt. Hier toe leid hy ons, na al het voorgestelde, op ter beschouwinge van den gebrekkigen uitslag der poogingen van de Heidensche Wysgeren, en der voortreflykheid van de Christlyke Openbating, in alle de gemelde opzichten; 't welk hem tevens aenleiding geeft, om op te merken, hoe de Christelyke Leer, recht geloofd en betracht wordende, tot nut van de Maetschappy, ter bevorderinge van 't welwezen van Koningryken en Gemenebesten, en ter bewaringe van de goede orde in de waereld strekt, als mede hoe dezelve by uitstek geschikt is, om zeer veel toe te brengen tot de ware
vergenoeging onzes levens. Met een duid hy nog aen, hoe hy dit voortreflyke der Euangelieleere ook in andere opzichten zou kunnen toonen; maer begrypende, dat hy de palen van zyn eerst gemaekte bestek al te buiten gegaen is, besluit hy zyn Geschrift met de volgende aenmerking.
‘Wy, die met het voorrecht van de Euangeli Openbaaring begunstigd zyn, liggen onder de onvermydelyke verpligting, om van deeze voorrechten gebruik te maaken, en om de heerlyke ontdekkingen, die daar in gedaan worden, met de grootste eerbied en dankbaarheid aan te neemen. Wy moeten met dankzegging ook de andere weldaaden van de Godlyke