Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRegels van Beschaafdbeid en Weereldkennis, opgedragen aan alle jonge Juffers, die de weereld staan in te treden. In 't Engelseb geschreven, door Dr. John Trusler. En nu, tot nut der Nederlandsche Jeugd, naar den tweeden Engelschen druk in 't Nederduitsch vertaald. Te Rotterdam by A. Bothall, D. Vis en P. Holsteyn 1775. In octave 59 bladz.BY de Leefregels den Jongelingen ingeboezemd, in een voorgaand Stukje van deezen AutheurGa naar voetnoot(*), komen in 't tegenwoordige soortgelyke Lessen voor de jonge Juffers, welken, in den eigensten smaak opgesteld, even als wy van de voorgaanden gezegd hebben, ten nutten gebruike aangewend kunnen worden. Men zal beiden deeze Stukjes ten dien einde gevoegelyk vereenigen, en ze dus te samen tot een gewoon Huisboekje schikken, ter gemeenzaame ondetrigtinge voor de Jeugd; te meer daar 't voorige gedeelte, schoon inzonderheid voor de Jongelingen geschikt, ook een aantal van Lessen bevat, die den jongen Jufferen insgelyks te stade komen. En daarbenevens verleent haar dan dit Stukje nog verscheiden regels, die byzonderlyk tot haar gedrag betrekking hebben, en welker opvolging de beminnelyke Sexe zig nimmer zal beklaagen. - Laat ons, tot eene proeve hier van, des Autheurs Lessen over de Zedigheid navaan. Hy merkt een zedig karakter als ten hoogsten pryzenswaardig aan, en is wel ver van met zommigen te denken, dat het voor een meisje belachlyk is te bloozen, wanneer zy niets misdaadigs bewust is; en | |
[pagina 188]
| |
hy oordeelt ‘een blos veel eer de opwachtster van onschuld, dan de gezellinne van schuld te zyn.’ Echter bepaalt hy de zedigheid niet tot het gelaat; zy is daar slechts eene schaduw; de wezenlyke zedigheid is te zoeken, in de woorden, in de daaden, in de uitspanning en in de kleeding. Eene jonge Juffer wagte zig des van luidrugtig te spreeken, van vrypostig te spreeken, van met haar verstand in een gezelschap, vooral van Mannen, te pronken. Zy onthoude zig van alle onheblykheden, waar onder ook de dubbelzinnigheden behooren, in haar gesprek; en toone zelfs haare af keerigheid van iets van die natuur te hooren, wanneer men onbescheiden genoeg mogt zyn, om haar op die wyze te beleedigen. Dit in agt neemende zal zy zulks grootlyks voorkomen: ‘'er is eene deftigheid in de deugd welke, wanneer ze zich vertoont, den overgegevensten lichtmis in ontzach houdt. Een strydig gedrag bezwalkt in tegendeel haer karakter. Zy die het oor leent aan vuile redenen, kwetst haar geboor zy die dezelve spreekt, kwetst haare tong; door eene onzedige lonk kwetst zy haar oog, en het geringste gestoei of de minste dartelheid laat een smet achter zich. - Vuile redenen, dartele lonken en een ligte zwier zyn dingen, welke zoo duidlyk aantoonen, dat een Vrouw haar eer moede is, dat de eerstkomende met recht eene overwinning verwagr, en dienvolgens aangelokt word, om den aanval te beginnen. De Vrouwen zyn wel verre van te denken, dat deze ligtheid eene ondeugd zy; zy geven 'er zich in toe, zonder eenig kwaad oogmerk, maar enkel om, gelyk zy 't noemen, zich eene houding te geeven, die niets styfs heeft; maar zulk eene houding of gemaaktheid is altoos der zedigheid nadeelig. Vercheide Vrouwen hebben haar karakter verlooren enkel en alleen door onbescheidenheid. Met betrekking tot de wereld, deugt het alzo min slecht te schynen als het in de daed te wezen. Zy die in hare woorden of kleeding haare zedigheid aflegt, zal aangezien worden, als iemant, die 'er weinig mede op heest in hare daden;’ waaromtrent zy niet minder oplettend behoort te weezen. De Heer Trusler waarschouwt haar inzonderheid tegen eene kunstige kwyning, welke de verbeelding der Mannen verhit, en haar blootstelt voor aanvallen. Hy wil dat zy in haar gedrag niet slegts den schyn van kieschheid vertoonen, maar het inderdaad zyn: en schoon hy eene ongedwongen rondborstigheid in de verkeering niet verbiede, wil hy haar egter behoeden tegen te veel vrymoedigheid, of den minsten schyn van onkieschheid. ‘'Er is, zegt hy, eene inwendige deftigheid in eene gulhartige zedigheid, eigen aan uwe Sexe, door welke gy natuurlyk beschermd word tegen de vrypostigheid van de onze. Elke vrouw behoorde deze deugdelyke bewustheid gewaar te worden, alvorens zy de bedenking maakte dat het haar belang is zich zelve onbesmet te houden van de gemeenzaamheden met mannen. Dat een vrouw onschuldige vryheden mag toelaten, mits zy | |
[pagina 189]
| |
hare deugd heilig houde, is een gevoelen, dat niet alleen ten uitersten onkiesch, maar verbazend gevaarlyk is, gelyk vele van uwe sexe ondervonden hebben.’ Zelfs in hare uitspanningen moet de Sexe de zedigheid in agtneemen. - Eene Dame danse, maar zy vergeete de kiescheid haarer Kunne niet. ‘Men heeft in menig meisje, die in de eenvoudigheid en vrolykheid van haar hart danste, een geest meenen te ontdekken daar zy weinig aan dagt.’ - Zy maake zig niet te gemeentaam in haare uitspanningen, vertoone zig schaars op openbaare plaatsen, wagte zig van veel uithuizig te zyn; en zy altoos in haare verkeering oplettend op de keuze haarer gezelschappen. - Het Schouwburg eischt omzigtigheid; nooit behoort men een Tooneelstuk te gaan zien, in 't welk de eetbaerheid of kieschheid eenigzins gekwetst wordt, en de Treurspellen zyn over 't algemeen te verkiezen boven de Blyspelen. Op de kaart te spelen is niet geheel te wraken, als het niet om grof geld, of te dikwils geschiedt; maar eene Dame moet 'er zig niet aan verslaaven, daar door in schulden steeken, of haar belang in de waagschaal stellen, en de gevaaren die 'er in 't speelen liggen vermyden. Wat eindelyk de kleeding betreft; eene Juffer moet zig toeleggen op zindelykheid, netheid en bevalligheid; doch op haare hoede zyn tegen alle gemaaktheid of buitenspoorigheid. Zy houde zig altoos binnen de mode, liever dan tot uitersten in dezelve te gaan; het eerste maakt haar pryswaardig, het andere belachlyk; en onze Sex is te zeer genegen, om over het karakter eener Dame uit haare kleeding te oordeelen. En inderdaad de ydele glorie, de wispeltuurigheid, de slordighaid en de dwaasheid laaten zig nergens meet in zien. Eene bevallige netheid is de beste proef van smaak en kieschheid. - ‘Laat, zegt daarom de Heer Trusler, laat de Studie van de kaptafel aan die genen over, die 'er bekwaam toe zyn, ik meen aan die niets beduidende vrouwen, wier geheele leven, van de wieg af tot aan de doodkist, een verwisselend tooneel van beuzelachtigheid is, en wier verstand niet verder reikt dan tot zulke beuzelaary. - En indien gy verlangt te behagen, moet uwe oplettenheid zich niet bepalen tot uwen opschik buitenshuis; legt u toe ten allen tyde net te zyn, gewen 'er u aan, ten einde gy in de ongelegenste uuren, in uw zorgelooste gewaad, nimmer behoeft bevreest te zyn, gezien te zullen worden. Op deze wyze zult gy eerwaardig zyn in uwe eigen oogen en achtenswaardig in de onzen.’ |
|