Utrechts zang-prieeltjen
(1649)–Anoniem Utrechts zang-prieeltjen– AuteursrechtvrijStemme: De Blixem van Jupijn geslingert, &c.
K Om, mijn Amaril kom voester van mijn hart,
Moordresse van mijn leven,
Brand-stoockster van mijn pijn en endeloose smart,
Kom spoey u Amaril, de ziel mijn wil begeven.
2 Vergunne dat ick eens het stovend minne-bloet
Van al te heete bressen,
Dat in mijn ingewand als Etnaes klocken woed,
Mach den Nectar dan van uwe lippen lessen.
3 Komt lipjens, neen houd op ay Amaril van hier,
Wegh met u trecke-becken,
Ay treckt u lippen af, u lippen heet als vyer,
V lippen die noch meer, en scharper brandt verwecken.
| |
[pagina 209]
| |
4 In d'oven van mijn hert, soo dat geen hoop voor mijn,
Geen uytvlucht meer staet open,
Dan ick t'eenmael tot stof en as verdwijn,
O eynde van mijn smart, en uytkomst van mijn hoope.
5 Wat vlucht ghy Amaril, wech ruckend soo ontstelt,
V soete lippen, susjes,
Ay komt, komt lipjens weer, en braet, en sied, en smelt,
En stooft mijn in de gloed, van eewigh vyer'ge kusjes.
6 'tIs mijn een hooghste vreuchd in dat soo lieven vyer,
Mijn leven te verliesen,
Dan sal ick even als een Hercules van hier
Den derden krits, door vlam gesuyvert kiesen.
Min veel raet. |
|