Utrechts zang-prieeltjen


[Dat Phillis reyst en spoeyt]
Stemme: Nu dat de nare nacht, &c. D At Phillis reyst en spoeyt, Mijn lust en vreught besnoeyt, Want sy laet my geboeyt En vast gekluystert
[pagina 114]
Hier op den oever staen, Hoe kan 't my [...] gaen? Dan van haer licht voortaen Te zijn verduystert. 't Is moordery alleen te blijven, En sien sijn vreucht voor wint afdrijven. 2 Phillis siet doch eens uyt, Hoe ick naer oogh de schuyt Waar in mijn waerste Bruyt Wort wegh gedrage, Phillis en hoort ghy niet, Ghy die mijn ziel gebiet? Of wilt ghy met verdriet Mijn eeuwigh plaghe? Ick sal nochtans de gene wesen Dien ick u hebt geseyt voor desen. 3 Geen Tijgers wreetheyt noch, Het alderwreest bedroch, Of wat met Beeresoch Is opghetoghe,
[pagina 115]
Of al de Paerde kracht Of d'Olyphante macht, En sal mijn droeve klacht Belette moghen, Ick wil en sal u eewich minnen, En noyt veranderen mijn sinne. 4 Vaert vry dan noch soo wijt Reyst, runt, en vlucht altijt, Phillis waer dat ghy zijt Zijn mijn gedachte, Ick sal met trane vloet Veel beter als de gloet, Die ghy mijn storten doet En uytkomst wachte. Veel hoop en vrees, en duysent sorge Die mijn als met een strick verworge. 5 Indien ick op de hoop Niet dickwils heene kroop, De droeve vrees die sloop Met my ten grave,
[pagina 116]
En dat ick sterven sou In d'alderdiepste rou, Soo blijf ick wreede Vrouw// Altijdt u slave, Mijn geest sal naer mijn doodt noch poghe Ten dienste staen voor uwe ooge.