| |
| |
Het snoeperige boertje van Rotterdam.
Wijs: Van de Lorem.
1.[regelnummer]
Hoor hier wat nieuws van 't Boertje,
Al van het snoepend ploertje,
Hoe hij in de lorem kwam;
Veel geld op zak voor zijn gemak,
Gekleed al in zijn beste pak,
Zoo ging die vrind toen in de wind,
Maar hoe raakt hij verblind.
2.[regelnummer]
Het snoepend Boertje dwaalden,
Waar hij briljant betaalden,
| |
| |
Hij had geen zorg of pijn;
Maar in zijn hoofd wierd 't brein verdoofd,
De wijn maakt hem van zin beroofd,
De Wafelkraam vond hij voornaam,
3.[regelnummer]
Daar vond hij een jong vrouwtje,
Een lief en lekker boutje,
De koop raakt klaar op geen gevaar,
Dacht nu het snoepend Boertje maar,
Doch 't meisje was een leepe gast,
Die hield hem trouw maar vast.
4.[regelnummer]
Zij ging hem hartelijk drukken,
Zij dacht jou moet ik plukken,
Dan ben ik in mijn schik;
Jou centen ja, die heb ik dra,
Dan spring in fluks van tra la la,
Kom stop maar graag wat in uw maag,
Wees niet in 't drinken traag.
5.[regelnummer]
Dit lievertje haar reden,
Was 't Boertje meê te vreden,
Hij dacht wel dat hij een schat,
Hij dronk braaf an, bij flesch en kan,
Dat hij niet langer staan en kan,
Dat was de zin van zijn vriendin,
6.[regelnummer]
Toen ging zij met hem wandelen,
En over 't minnen handelen,
Zij pakte hem in zijn broek,
Toen was zijn geld voort zoek;
| |
| |
Nog niet te vreê, gaat zij nog meê,
En haar mondje was tot schertsen ree,
Tot dat zij strak een vuilnisbak,
Hem geeft tot zijn gemak.
7.[regelnummer]
Het snoepertje ging slapen,
Hij lag zoo frisch te gapen,
Maar hij wierd mooi besmet;
Door drek en asch dat 't schande was,
Dit kwam hem daar nu slecht te pas,
Zijn geld was zoek en in zijn broek,
Had hij geen cent voor koek.
8.[regelnummer]
Nu kwam veel volk daar loopen,
Die lachten om dien Boer,
Die zoo door de lorem voer.
Toen hij ontwaakt, was hij volmaakt,
Van mensch in eens tot zwijn gemaakt,
Hij liep zeer traag met het hoofd omlaag,
9.[regelnummer]
Zoo gaat het met veel Boertjes,
Met Rotterdammer ploertjes,
Hebben zij dan geld, is elk een held,
Maar kregen zij zoo'n zusje,
Dan is hun geld, of 't aanstonds smelt,
|
|