De twee vrolyke confraaters. Zingende de nieuwste liederen(1795)–Anoniem Twee vrolyke confraaters. Zingende de nieuwste liederen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Op de Schoonheid der Bruynette. Op een Fraaje Wys. 1. Komt broeders kom en laat ons roeme, Het geen myn hert en ziel behaagt, Het zyn de schoonste cieraats bloemen; Waarvoor myn Hert tot liefde draagt, Het zyn Bruynetjes van de kleuren, De schoonste bloemen op de aard; Kom laat ons de roem vermeêren, Zy zyn de roem van alle waard. 2. Bruynetjes zyn myn ziels verlangen, Myn oog, myn troost, myn toeverlaat; Wanneer ik kusse haare wangen, O dat smaakt zoo delicaat, Als ik aanzie haar hemelboogjes, O wat een allerschoonst cieraat, Een heldere glans van haare oogjes, Dat boven pronk en weelde gaat. 3. Laat maar de grootste Dames pronnek, Al met haar roode rooze kleur, Ach het is om valsch te lonken, Zy houde dog geen vaste kleur; Maar myn Bruynette myn vrindinne, Houd gantsch van geen blankettery, Zy weet wel dat ik haar beminne, Wat hoeft dan al die smeerdery. [pagina 44] [p. 44] 4. Bruynetjes zyn myn zielsvrindinne, Niets ter waereld myn meer behaagd, Al dat schoon doet haar beminnen; Dus ik haar myn liefde toedraag, Komt zy my een lonk te geven, Met haar oogjes bruyn als git, O zy is myn lust en leven, En ik ben op haar dan verhit. Vorige Volgende