KortVerhaal. Jaargang 33

[p. 153]

Drie gedichten
Drs. P

[Vaak denk ik aan dat oude schaakcafé]

Vaak denk ik aan dat oude schaakcafé
Wat was het toen behaaglijk daar te zijn:
Gezellig schaken en tevreden roken

Bemoeizucht greep toen in met haar venijn
Het tolerant bestel werd afgebroken
Onthouding was gezond, ja zelfs gewijd

Tevreden roken is geen onrust stoken
Verkondigde een spreekwoord indertijd
Het onbezorgde leven - c'est passé

Is roken dodelijk? Geenszins acuut
En sterven doen we toch wel, absoluut

[Er staat een bouwwerk in een tropisch land]

Er staat een bouwwerk in een tropisch land
Daar was een trots en prachtig rijk, bestierd
Door wijze vorsten in voorbije tijden

Ik wijs u op de troonzaal, rijk versierd
Met opgezette adelaars en leeuwen
En op de fraaie tempel (bijgebouw)

Van tijd tot tijd begint het hard te sneeuwen
Dan onderbreken ze de wapenschouw
Traditie hè? Dat ligt wel voor de hand

O lezer, onderkent u helemaal
De onwaarschijnlijkheid van dit verhaal?

[p. 154]

Afscheid

Weer ging een tijdschrift dood
't Heeft niet erg lang bestaan
Werd ook toevallig
Genaamd ‘KortVerhaal’

Ik denk terug aan de
KortVerhaal-voorganger
Die was in feite
Meer fenomenaal