De Tweede Ronde. Jaargang 23(2002)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Twee gedichten Hans Hoenselaars Babel Wij hadden het gewoon niet over goden. Maar toen ze vroeg wie of het was die met die doornenkroon uit Bethlehem ging het er toch van komen. Ik vertelde van de jaarkring van de grote feesten droef en blij. Dat het laatste tegelijk het eerste was. Waar het begon en waar de cirkel rond zou zijn. Van het ei waar wij op kwamen dat volgens mij dan niet noodzakelijk van kippen kwam heb ik gezegd hoe het mogelijk door hoge handen (ongezien) in gras was neergelegd. Van de vader: dat hij zijn zoon verlaten had nadat die was gevangen op een witte donderdag in maart en gehangen op de vrijdag die voor goed doorgaat. Voor in de boom knipt ze een paasei met daarop de stal geplakt, onder de sneeuw als bij het laatste avondmaal. [pagina 41] [p. 41] Groot Engelenburg Brummen Het is nog altijd even ver van de poort tot aan de brug. Van de brug tot het bordes bleef het gazon zo groen als toen de zonnewijzer met het onbetreden gras rondom, naakte engelen van steen en pleisterwerk schoner nog dan schapen. Hier valt Cherubino uit het raam. Wald zijn deze bomen waaraan een fraaie Fragonard schommelend tevoorschijn pleegt te komen. Zeg: mistress, en ik hoor de klink van het prieeltje onopvallend vallen op de hoogte van mijn oor. Dan is het bootje in de slotgracht vrij en draaf ik klakkend van het theehuis naar de steiger bij de paardenstallen. Met twee minuten roei ik op een eiland aan waar ik de afgelopen oorlog in een bunker vunzig opgerakeld vind: rats van lege blikken bonen en benzine. Het verbogen kruis. Roestig zand. Urine. Weet ik niet hoe diep ik bomen moet door rotte dotters, kroos en zwarte blaren met de laatste spaan panisch naar het witte huis terug. Het is nog altijd even ver - Vorige Volgende