De Tweede Ronde. Jaargang 21(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Drie gedichten Patty Scholten De wandelaars Zit muisstil op het strand. Rust uit, ontspan, palaver niet. Uit schelpen gluren ogen. Nog even en ze rennen om je heen, bewogen op pootjes dansen ze de driekusman. Het is het heremietkreeftje dat van zichzelf niets heeft, alleen maar draagvermogen. Het weke lijf, in 't schelphuis weggebogen, versjouwt de tweedehandse caravan. Als Rumphius zijn schelpen uit de zee te bleken legde, kwamen bij voortduring die wandelaars en namen ze weer mee. ‘'t Krakeelig diertje,’ schreef hij, ‘deed me veel verdriet. Mijn hoorntjes weg, dit was mijn deel: hun oude afgeworpen rokken ter begluring.’ [pagina 114] [p. 114] De poetsvis Een natte vlam, een vonk, geelblauw gekleurd: de vis met tomeloze schoonmaakdwang. Alles moet schoon. Het is er een gedrang van grote vissen, wachtend op hun beurt. Zelfs voor een haai of rog is hij niet bang. Hij is dompteur en zwemt hun bek in, speurt naar parasieten, al wat hen besmeurt. In trance keert het beest hem de andere wang. Ik ben zo'n poetsvis. Ieder nieuw gedicht (omdat ik hier mijn innerlijke stem toon) wordt eindeloos gepoetst en doorgelicht. Ik zwem langs het gedicht en neem een hapje, spuug het weer uit, verkeerde klank of klemtoon. Ik ben geen snelle dichter dus, dat snap je. Komodovaraan Hij tijgert door het zand, de poten wijd, waarna hij vadsig in de zon verpoost. Een omgevallen boomstam uit de Oost, zijn bast een kleurig korstmossentapijt. Hij lust een buffel rauw, een mens, een geit en heeft de grote draak nog trek, dan troost hij zich met wat hij kent; het eigen kroost en hapt ze weg als toetje, zonder spijt. Hollanders kwamen, zagen, overwonnen ook deze draak, met ferme klewanghouwen. Zeshonderd jaarlijks werden er ontgonnen, het fiere beest tot schoen en tas verbloed. Een echte ridder doodde slechts voor vrouwen: De draak verslagen, morsdood aan haar voet. Vorige Volgende