De Tweede Ronde. Jaargang 21(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Trilogie van de (gr)afgunst Wim Reilingh I. Algemene begraafplaats (9 januari) Na twee jaar afwezigheid terug in dit landschap vol bijbels gesteente Het dal van de schamele dood Het pad is nog drassig. De koude verjaardagszon spiegelt onvruchtbaar hun zure gedenken. De Heere regeert hier draconisch met zwabber en spons Veel bleef er niet over van haar Een schaduw hoogstens, het vage besef van een donker verleden En het zwakke verweer van die ene verregende heidense steen De hemel is ver, te ver om te treuren. De wereld herinnert zich vaag nog een zweem van schoonheid en liefde Er wordt in de verte geroepen om een vertrouwen dat niemand kan schenken, dat niemand aanvaardt, want de dood heeft de leegte bevestigd. Wat rest is de angst voor de man met de spade, de dragline, de knokenfabriek [pagina 49] [p. 49] II. De bruid Zij aan zij met een zwarte gestalte zweeft ze de schemering in Over het bloementapijt dat in vlammende kleuren uiteenvalt wanneer ze passeert Nog eenmaal een bloementapijt en nog eenmaal te zweven als een verdroomde libelle. Was ik maar die donkere schim, dan schonk ik haar leven en toekomst; dan liet ik haar vrij Ik vrees voor haar dromen, ik vrees voor haar ziel, ook al ken ik haar niet. Het huis van de dood betreedt ze in blinde vervoering De bloemen verliezen hun gloed en verwelken. Haar leven is eindig Een schuimende kariatide versmelt met het morsige wit van de crypte [pagina 50] [p. 50] III. Klopstock Achter mijn rug het inferno van brullend metaal en nat rubber, maar minder verwoestend dan ik verwachtte. De stilte bewaart hier zijn autonomie. Op het drassige grasveld achter de kerk laat een meisje haar hond apporteren. Haar stem wordt een deel van de lente, verdrinkt in de lichtgroene sluiers Een dravende haarbal, een schreeuwend moffinnetje. Ik ben de enige levende in dit plantsoen die hem gedenkt, hem benijdt om dit veilige huis, het geluk van een tastbare dood, een wachtende vrouw, en het hoge regengeruis in de linde De lente herinnert zich nog de bedaarde tragiek van een slapende wereld; die sanftern Schmerzen, een zwijgende wandelaar op een beklinkerde weg Vorige Volgende