De Tweede Ronde. Jaargang 20
(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
AntropiadeGa naar voetnoot*
| |
[pagina 78]
| |
Wij starten dit verhaal in de ‘kolonies’,
waar de beroemde Thales van Milete
- als eerste filosoof van het Ionisch
gebied - één van de Zeven Wijzen heette.
Hij vatte water op als kosmogonisch
beginsel, maar het water van de Lethe
verslond zijn mogelijke manuscripten
waardoor ook zijn methoden ons ontglipten.
't Is jammer dat men nu zo weinig weet
van deze denker van het eerste uur:
't is zeker dat hij aan eclipsen deed,
maar wát precies is pure conjectuur.
Ook werk van anderen is incompleet
en wat er rest is meer dan eens obscuur
of apocrief, bereikt ons via-via
of klinkt ons slechts naar flut-philosophia.
Ook Anaximenes, Anaximander,
etcetera, zijn indirect bekend;
vooral de tweede is obscuur: wie kan d'r
iets maken van dat ene tekstfragment?
De één zei ‘Lucht is alles’ maar de ander
ontkende heftig dat één element
zich almaar in de andere vertaalde:
nee, alles stamde uit ‘het Onbepaalde’.
Pythagoras - bekend per doorvertelling -
vond onder meer het bonen-eten zondig;
wellicht was flatulentie hem een kwelling,
ik ken dat wel en steun hem dus hartgrondig.
U kent allicht zijn roemruchtere stelling
- onnodig dus dat ik die hier verkondig -,
maar heeft hij lukraak driehoekjes getekend
of de structuur van het heelal berekend?
| |
[pagina 79]
| |
Zijn leerlingen, die het geheim bewaarden
van zijn numerologische mystiek,
ontpopten zich al gauw als fijnbesnaarde
beluisteraars van hemelse muziek.
Al kan ik hun doctrines niet aanvaarden,
Pythagoreeërs blijven sympathiek,
dus áls de leer der zielsverhuizing juist is
hoop ik dat een van hen naar mij verhuisd is.
Ook via-via kwam tot ons de stem
van de haast tot vergetelheid gedoemde
Parmenides, dus weten wij van hem
al even weinig als van de voornoemden.
Denken is zijn, zo zei hij zeer ad rem
(ruim twintig eeuwen vóór de meer beroemde
Cartesius!); en toch vermoed ik juistere
gedachten bij Herakleitos de Duistere.
Herakleitos was wijs maar niet bij machte
zijn wijsheid met zijn toehoorders te delen;
hij dacht vermoedelijk het ongedachte
en werd derhalve misverstaan door velen;
van hem is het ‘Verwacht het onverwachte’,
van hem de ‘Eenheid van de tegendelen’,
van hem het beeld van Vuur - geen zijn maar worden
als weefsel van de kosmos (Grieks voor ‘orde’).
Zeno, de filosoof die altijd stil zat,
beweerde dat beweging niet bestaat;
de wedloop van Achilles en de schildpad
bewijst dit volgens deze Eleaat.
Ik denk dat als Achilles echt gewild had,
geen voorsprong onze schildpad had gebaat
- en als hij van blessures aan zijn pezen,
in Troje opgelopen, was genezen.
| |
[pagina 80]
| |
Empedokles, profeet en tovenaar,
is weer zo'n uiterst schimmige figuur;
hij zei dat haat en liefde met elkaar
de wezenlijke kracht zijn der natuur;
hij nam in het heelal een woelen waar
- een strijd van aarde, water, lucht en vuur -
en stortte zich - zo zegt men -, puur uit manische
verbeelding, in het vuur van het vulkanische.
't Idee dat lucht en aarde, vuur en water
uiteindelijk gemaakt zijn van atomen
is van Democritus; pas eeuwen later
heeft men dit denkbeeld serieus genomen;
het atomisme gold als grootste flater
van alle nonsens die een mens kan dromen;
zo'n spotternij gevolgd door eerherstel
bekracht de richtlijn: oordeel niet te snel.
Tot slot werd ook op de Atheense agoras
het filosofische debat intens;
men discussieerde er met Anaxagoras,
al kreeg hij met zijn nous maar weinig fans;
ook vond men er sofisten als Protagoras,
die zei ‘De maat der dingen is de mens’,
en Gorgias - de ergste van de bende -
die, wat hem ook gevraagd werd, stug ontkende.
Zo werd er van Milete tot Athene
getracht, het universum te doorgronden;
één oogmerk heeft dit zeer heterogene
gezelschap van verwonderden verbonden:
om achter de verscheidenheid het Ene
te vinden (of het Ene werd gevonden,
daarover heb ik botsende ideeën,
dus zelf ben ik, zo lijkt het, met z'n Tweeën).
| |
[pagina 81]
| |
Maar goed, ik schuif Mileziërs terzijde;
genoeg Epheziërs en Eleaten!
Want zie hoe Attica haar macht verbreidde:
't is tijd om verre kusten te verlaten;
wij gaan naar het van tirannie bevrijde
Athene, naar de stad der democraten
- al werd de wijsbegeerte er Socratisch
en daarmee dikwijls antidemocratisch.
Ik ga hier maar voorbij aan de Solonische
hervormingen waarmee de bloei begon;
ik ga voorbij aan veel architectonische
verrichtingen zoals het Parthenon;
alsook aan hoe men zonder telefonische
verbinding een bericht uit Marathon
verstuurde, want het gaat in deze strofen,
zoals u heeft gemerkt, om filosofen.
Het moet erkend: het vraagstuk van de physis
- de stoffelijke grondslag van 't heelal -
geraakte in Athene in een crisis
(al kwam het nooit geheel en al ten val).
Je ziet het aan een dialoog als Lysis,
want daar benadrukt Socrates vooral
het innerlijk, de vriendschap, de ethiek
(zelf was hij dan ook lelijk qua fysiek).
Nu, Socrates bezat de eigenaardigheid
steeds aan te dringen op een definitie;
dan vroeg hij: Wat bedóel je met ‘rechtvaardigheid’?
- dat irriteerde soms een ietsiepietsie.
Als toonbeeld van de menselijke waardigheid
wordt Socrates vereerd door de traditie;
terecht, want, hoe hij stierf! Haast ongeduldig,
al was hij nog een haan aan iemand schuldig.
| |
[pagina 82]
| |
Hij zei (althans, als ik mij goed herinner)
dat kennis niet vergaard wordt maar ons heugt;
vergeet dat maar, mijn raad aan de beginner
is: lees zijn argumenten voor de deugd.
Hij sprak vaak over liefde after dinner
en corrumpeerde de Atheense jeugd
- aldus Miletus, Lycon en Anytus -:
dat zegt men vaak van mensen met merites.
Geen enkel woord heeft Socrates geschreven;
wel schreef men over hem, maar zeer laattijdig,
en 't beeld dat Plato oproept van zijn leven
en denken is vermoedelijk eenzijdig;
hij heeft van hem een blinkend beeld gegeven,
maar Plato was nu eenmaal sterk partijdig:
hij schreef met smart toen Socrates al dood was
en toen de eerherstelbehoefte groot was.
Ach, zing dan, Clio! Zing, Calliope!
Urania! Melpomene! Erato!
Geef mij vernuft en rijmvermogen mee
voor het verdiende eerbetoon aan Plato!
Verschaf mij op zijn naam een rijm of twee,
liefst bruikbaarder dan ‘Wát wast witter? Dato!’:
dat heeft er immers weinig mee te maken,
het gaat hier juist om zeer verheven zaken...
Vooruit dan maar, gehinderd door dit chronische
gebrek aan goede rijmen, zal ik pogen,
te dichten van de Vormen (of ‘Platonische
Ideeën’) en van Plato's dialogen.
Weest u zo vriendelijk het kakofonische
gerijmel dat dit meebrengt te gedogen:
ik dicht hier niet om meisjes te doen zwijmelen
maar om te onderwijzen door te rijmelen.
| |
[pagina 83]
| |
In 't vroege werk van Plato moet u letten
op de Socratische verhoortechniek:
hoe weet hij alles op zijn kop te zetten
met deze ondermijnende tactiek!
Dat vraag- en antwoordspel is in de Wetten
(en zelfs al in de Staat, of Republiek)
al minder dialectisch-acrobatisch
en dus veeleer Platonisch dan Socratisch.
Van liefde en van zuipen kunt u lezen
in het Symposion (of Het banket);
in de Apologie wordt niets bewezen,
maar rechters worden er voor schut gezet;
de duurzaamheid der ziel wordt onderwezen
in Phaedo, dat een schitterend portret
behelst van Plato's filosofisch voorbeeld
wanneer de man tot zelfmoord is veroordeeld.
Ik durf hier over Plato's Republiek
- hoe waardig die ook is - haast niet te schrijven,
want míj zou Plato - met mijn schertsepiek -
terstond uit zijn volmaakte staat verdrijven;
nochtans moet men zijn poëziekritiek
in boeken 2 en 3 niet overdrijven:
hij wou de dichters toch met lauwer tooien
alvorens ons massaal eruit te gooien.
Of het heelal het werk van een demonische
paljas of van een goddelijk verstand is,
daarover leest u in de laat-Platonische
Timmaeus, met de mythe van Atlantis;
ofschoon het werk niet deugt als kosmogonische
verklaring, geef ik toe dat het frappant is
met welk ontzag het later aangehaald werd,
toen demiurgos sluw als ‘God’ vertaald werd.
| |
[pagina 84]
| |
Ik kan op deze plek niet al zijn werken
bespreken, maar ik noemde reeds mijn keuzen;
u hoeft zich niet tot deze te beperken
wanneer u eens in Plato rond gaat neuzen,
want niet alleen wijsgerig zult u merken
dat Plato uitsteekt boven alle reuzen:
er gaapt ook literair een brede kloof
tussen de rest en deze filosoof.
Zijn leus De filosofen aan de macht!
wou men op Syracuse praktizeren,
maar Dionysios, zoals verwacht,
vertikte het om wiskunde te leren.
't Is waar, het vergt misschien verbeeldingskracht
te denken dat een wijsgeer kan regeren,
toch zou ik graag in onze tijd een Plato
aan 't roer zien van de staat of van de nato!
Hij zou een einde maken aan de praatjes
en aan de wet van dagelijkse waan;
het zou met nevenfuncties, koopkrachtplaatjes
en dergelijke nonsens zijn gedaan;
hij zou de ambitieuze kandidaatjes
voor kamerzetels onverwijld ontslaan,
de ware wijsgeer immers heerst onwillig:
hem laten macht en aanzien onverschillig.
Maar hoe dan ook, 't wordt tijd dat ik mij wend
naar Plato's intellectuele kinderen;
het meest is Aristoteles bekend
(al waren er allicht Plato-gezindere);
ook deze wijsgeer bleek intelligent,
maar was didactisch zeker Plato's mindere:
ik denk dat, in de klas bij Aristoteles,
zijn leerlingen verzuchtten ‘Wat een kloteles!’
| |
[pagina 85]
| |
Vanuit Stagira (in het Macedonisch
gebied) kwam hij als puber naar Athene,
en redeneerde daar hoogst onplatonisch
van het concrete naar het algemene;
hij achtte de Ideeën holle phonies,
en noemde Plato's denkgoed nota bene
in een van zijn geschriften ‘loos gekwetter’,
maar neem die spotternij niet naar de letter.
Al bezigde hij sterke argumenten
tegen aspecten van het Platonisme,
beschouw dit als verlegging van accenten
meer dan als regelrecht antagonisme:
met logisch efficiënte instrumenten
- zijn analyses van het syllogisme -
wist hij misschien het intellect te scherpen,
maar niet genoeg om Plato te verwerpen.
Hij maakte school met wat wel eens zwaarwichtig
wordt aangeduid als de peripatetica:
het westerse toneel is hem schatplichtig
voor de katharsisleer in zijn Poetica;
wees matig, sterk, rechtvaardig en voorzichtig,
zo zegt zijn ook al invloedrijke Ethica;
hoe vaak is ook zijn inzicht in de sluitrede
benut wanneer men schijnbewijzen uitkleedde!
En trouwens, nog een kwestie die historisch
een niet te onderschatten rol gespeeld heeft,
is hoe hij fenomenen categorisch
in tien categorieën ingedeeld heeft;
het schijnt dat men omtrent hun apriorisch
gehalte menigvuldig gekrakeeld heeft:
het zouden niet zozeer aprioristische
categorieën zijn als wel linguïstische.
| |
[pagina 86]
| |
Wij zullen hem allicht nog tegenkomen:
hoezeer ook maar het wereldbeeld verschoof,
zijn aanzien is alleen maar toegenomen
ten tijde van het Christelijk geloof;
de Middeleeuwers zouden zelfs niet schromen,
hem aan te duiden als ‘de filosoof’,
en elke uitspraak, elk Aristotelisch
geschrift kreeg het gezag der evangelies.
Zijn meest gevierde leerling heet de Grote:
Iskander, die u kent als Alexander;
ik moet bekennen dat ik geen devote
vereerder ben van deze stadsverbrander,
want zeg eens eerlijk, lezer, 't is toch klote
(vergeef me 't rijm, ik weet zo gauw geen ander)
dat men met moordpartijen zo beroemd wordt
en om veroverhonger Groot genoemd wordt!
Al rommelde het Perzisch Rijk inwendig
en leed het aan satrapen met verfoeilijke
ambities, het was heus niet zo ellendig
om Alexanders veldtocht te vergoeilijken;
als krijgsstrateeg was hij misschien behendig,
maar constructief zijn, dát vond hij het moeilijke:
hij had vooral veel aanleg voor Stratego
en minder voor het constructieve Lego.
Wie weet bezocht Iskander echt te velde
Diogenes, die leefde in een ton,
en vroeg hij de aan ontij blootgestelde
asceet, met welk geschenk hij helpen kon.
‘Mij geven kun je niets,’ zei de voormelde,
‘integendeel, je staat nu in mijn zon;
jij hebt de wereld, ik geen onderkomen,
en toch heb jij van mij iets afgenomen.’
| |
[pagina 87]
| |
Zelfs buiten dergelijke anekdotes
en knopen (wie kent niet de Gordiaanse?)
verbaast het hoe de grootste van de Grotes,
uit honger naar geheel het ondermaanse,
de nijlbloem en de Indiase lotus
verbond door over ijzige Iraanse
gebergten een imperium te stichten...
maar laat de anderen daarover dichten!
Want drommen dichters zouden op de wenken
van grimmige Calliope hun verzen
met het gevloeide bloed en zweet doordrenken
van Alexanders geseling der Perzen;
maar ík bezing de helden van het denken
en intellectuele controversen,
want ook de ware wijsgeer - vrij maar stoïsch -
heeft op zijn eigen wijze iets heroïsch.
|
|