De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Zevenklapper voor het Fonds voor de Letteren
| |
[pagina 93]
| |
2 Fonds voor de Letteren-bestuurdersGa naar voetnoot*U dacht dat ze hun eigen zakken vulden?
H.C. ten Berge toch wel uitgezonderd?
Hij zat op 38.000 gulden,
ik op een twaalfde: 3200.
Ten Berge vond die misstand niet te dulden,
en sprak, drie jaar aaneen nu: ‘Opgedonderd.’
Hij, om zijn werk, waarvan de mensen smulden,
krijgt zesenveertig mille. Bent u verwonderd?
Ach, ik ben Indiaan noch Eskimo.
Ik zing van Haarlem, niet van Mexico.
Mijn naam is Kal, niet Schurft, laat staan Ten Berge.
Ik ben geen epigoon van Ezra Pound,
maar heb, net als The Voice, mijn eigen sound.
En ik dicht duidelijk. Dat is het erge.
| |
[pagina 94]
| |
3 Lidy van Subsidie, Fonds voor de Letteren-bestuursterGa naar voetnoot*Wie mij nog méér één maandeenheid verbiedt?
't Marxistisch vrouwtje! Ook nog Raster-achtig!
Zij steeg van zes naar acht - het soort graait krachtig -
na negen jaar met slechts twee titels. Ziet.
Na ‘De vrouw die een rookspoor achterliet’
uit '86, kwam in '88
‘Twee vrouwen die één keel opzetten.’ Prachtig.
Eerst víer jaar zonder boek, dan twéé jaar niet.
Kijk hoe hervormster Lidy van Marissing
zichzelf met zesentwintig mille bedeelt,
en mij m'n drie mille in het jaar ontsteelt.
Ze zet het mes, zo stelt ze, in het beeld,
en vangt nu eenendertig mille. Dat scheelt.
't Is mede háár advies en háár beslissing.
| |
[pagina 95]
| |
4 Soort literatuurbedrijvertjesEen losse dichter wordt vaak afgeschreven
door eigentijdse inteelt-schrijvertjes,
het soort literatuurbedrijvertjes
dat ook graag machtsposities na wil streven.
Daar kunnen zij subsidiegeld vergeven
op grond van zelfbepaalde cijfertjes,
ten koste van de arme blijvertjes
wier werk het hunne lang zal overleven.
Ze schrijven heel aanmatigende boeken
waarin ze zeggen iets te onderzoeken
- de taal, de maatschappij - in alle hoeken.
Geen ambtenaar hecht aan zijn plekje vaster,
maar 't groepje houdt zich voor onaangepaster.
De tijd hanteert als zeef een ander raster.
| |
5 Steeds hetzelfde liedjeDe beste schrijvers - noem er maar een paar:
Ten Berge, Hamelink en Vogelaar -
krijgen het meeste staatsgeld, van elkaar,
en dat gebeurt al vijfentwintig jaar.
Maar ík ben blijven steken, bij Ronsard,
en mijn ontwikkeling lijkt nergens naar.
‘Wíj zijn een halve ton waard, zonneklaar,’
beslissen zij, ‘en jij bekijkt het maar.’
Brengt een sonnettenbakkend rijmelaar
ooit de bestaande orde in gevaar?
Zo praat het groepje ergens toch, nietwaar?
Klinkklare feiten maak ik openbaar,
begrijpelijk, steeds op dezelfde snaar.
Nee, daaraan tilt een machtsstructuur niet zwaar.
| |
[pagina 96]
| |
6 Tilburgs pseudo-schrijver: kwart eeuw topsubsidie!Franciscus Wilhelmus Maria Broers,
zich noemende Jacq Firmin Vogelaar,
mijdt niet slechts de geslachtsnaam van z'n vaar,
maar ook z'n dieventaal is niet z'n moers.
Voorin ‘Het heeft geen naam’ schrijft hij platvloers:
‘Steel dit boek, lezer. De boekhandelaar
verdient 40%.’ De kunstenaar
toont hier zijn revolutionaire koers.
Hij acht zich solidair: geen woord van waar.
‘Het opperhoofd van de subsidieschrokkers,’
noemt Maarten 't Hart hem in ‘Het wonderjaar’.
Voor Raster-rampokkers en -samenhokkers
dient hij als onbekeerde tollenaar
van nietsvermoedende belastingdokkers.
| |
7 Aan de Minister van Wel Vol Cul't Fonds voor de Letteren ontbeert fatsoen.
Het beeld dateert niet van vandaag of gister.
Vervangt men een verdeler van de poen,
dan is de opvolger net zo'n filister.
Bevroedt u, Nederlands Cultuurminister,
hoe men te werk gaat met die paar miljoen?
Mevrouw, u weet, ik ben geen redetwister.
Ik schrijf sonnetten. Meer kan ik niet doen.
De opperschrokker stelt onopgesmukt:
‘Men moet het kunstwerk niet als eindprodukt,
maar ook als middel zien om in te grijpen.’
Grijp dus uw mes, ga het zorgvuldig slijpen,
en zet het in het beeld. Als u dat lukt,
kan alle pus er worden uitgedrukt.
|
|