De Tweede Ronde. Jaargang 13(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Drie gedichten Jaap Tempelman Morgen een vroege morgen in een vreemde stad, het ongerept plaveisel draagt je stap onbestemd, een brede vlucht duiven stuift om het fladderen van de vleugels omhoog. alleen om te flaneren wil je vanmorgen de dingen in een heel uitheemse taal verstaan, zonder betekenis, verlekkerd slenter je rond tussen klanken en geuren. havik boven de huizen werpt de zon zich op, het lichte vocht van het begin verdampt, winkels doen hun luiken dicht, je mond verdroogt om kruimels brood. [pagina 58] [p. 58] Natuurlijke historie hier zijn de vogels zo vreemd dat het echt is alsof ze weer leven, luidkeels kwinkeleren dat ondanks een zonde tussen zon en maan hier het namaals oneindig heerlijker is. in geen velden of wegen zijn nog engelen op vleugels in touw, hier hangen ze wel geteld, gewogen en in het licht gegeven voorbij horen en zien de hemel uit. een hand van hout, vinken op papier, een zee van niets maakt de schepping voorbeeldig, nooit zingt een leeuwerik zo mooi een lied, haalt een sneeuwuil zo hoog zijn schouders op. Vogels schaatsen in de stad of het wintert, zomert zo likken ze aan hun ijsje, beschrijven onbeschrijflijke figuren calligrafie, gevleugeld, bevlogen. kijken naar de opwindendste vogels, een warme blik werpen, hun stemmen smelten op je tong, altijd zoete kus, mond vol zachte smaken. je lippen afgeveegd, een vlucht van de baan, ze fladderen op even, vallen weer onbedaarlijk aan, leegte in geen velden of wegen. Vorige Volgende