De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Light Verse ‘Dansmeisje’ (ronggeng) [pagina 106] [p. 106] Indische familie Karel van Eerd F wist wat velen jaren later wisten: dat wie het haat, kapot gaat als hij gaat; maar eer 't besef kwam dat hij zich vergiste, was hij reeds indologisch-kandidaat. Hij wist dat pasja's plat ter aarde pisten, een feit, dat stond in zijn Islamdictaat. Hij bleef. Als Paps een borrel kreeg, dan kon je verhalen horen over Snouck Hurgronje. Zijn oudste zuster was mijn tante D, ze trouwde nog voor '14 met de handschoen; haar man deed voor de oorlog iets in thee, maar nadien moest hij ailles van de hand doen. Na een, twee splitjes was hij best okee, dan wist hij nog hoe nonna's 't op zijn Frans doen. Ooit Indisch nsb-adept geweest, was hij, terug in Holland, rap verdreesd. In '50 kwam nicht A, ze was wat ouder, bij ons in huis, want zij moest hbs van tante R: geen school dan deze wou-d-'r, maar zelfs op deze kreeg ze nooit een zes. Ze droeg al wel een forse bustehouder, maar at nog immer niet met vork en mes. Ik was pas twaalf, ze gunde mij geen kusje; ging zij toen naar Nieuw-Zeeland, of haar zusje? Mijn moeders zuster dan, die tante R, werd na terugkeer alle dagen bleker; zelfs dat nicht A net overging, met her, en 't kamp, en 't geld - ze raakte steeds van streker. Haar man, oom L, was volgens haar geen ster, een Buitenzorgse orchideeënkweker: doch kwam naar Holland met een waar fortuin, drie koffers kweekzaad uit 's Lands Plantentuin. [pagina 107] [p. 107] Ik leefde kuis en leerde stijlvol dansen, werd achttien, en ik werd verliefd op M; haar kwade droom was toen nog geen Japanse, maar sprak ze van Tjihapit, brak haar stem. Ik overlegde met vriend C mijn kansen, die hij met haar besprak, en zij koos hem. Hij deed Japans, bedreigend, maar dat wou ze; gedèk omheint haar boze menopauze. J's vader F was hoog geweest in 't knil, een lot dat hij met wrok maar als een man droeg; gewaarschuwd was ik - 't was een albedil - toen ik hem organiek zijn dochters hand vroeg. Hij was er tegen: J was veel te pril, waarop haar moeder E ‘ach kassian’ kloeg. Hij was een officier van hoog fatsoen, sinds kort na Lingadjati met pensioen. J zelf is nog in onze Oost geboren, maar moest er na het kamp al jong weer uit; merdèka, wist ze later, was gaan gloren, er werd gerampokt en in 't knil gemuit. Wie iets van taal weet kan haar herkomst horen: ze spreekt van vruchten, als het gaat om fruit. Ze smult van pindakaas met sambal badjak, en 't kamp was echt, want kijk, haar peuterknapzak. Zoon M en dochter C zijn alle twee te laat om culturele schuld te delgen: ze mogen al sans gêne in peteh of bras ketan met goela djawa zwelgen, dat stempelt hen nog niet tot totoks, nee, zo Hollands als hun vader zijn de telgen! Soms eet ik met Beb Vuyk een beetje heet, dan weet ik weer hoe heet wat men vergeet. Vorige Volgende