De Tweede Ronde. Jaargang 5(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Vier gedichten Eddy van Vliet Vannacht Vannacht reisden wij naar Padua af. De kamer waar Vesalius de lijken onttrok aan het graf. Onder zijn voeten de veerman die bij onraad darmen en knoken naar de onderwereld bracht. Vannacht daalden wij in elkaars gedachten af. In de gij-vorm sprekend gezegd: wie verliest heeft slechts naar de helft der liefde getracht. Wie het mysterie van de lach onthult, die aanleiding tot tranen gaf, weze gestraft. Vannacht lokten wij de toekomst uit, alsof deze niet eerder in genen en cellen lag vastgelegd. Voor de zoveelste maal reisden wij naar Padua af in een gesprek dat nog net de dageraad zag. De wandelaar De wandelaar hijgt. Bij het achterlaten van niets heeft hij ervaren hoe alles blijft. Langs de jaren vooraf ging zijn tocht. Wat tot bedaren werd gebracht, als met water besprenkeld stof, werd herdacht. In over elkaar gelegde landschappen vindt hij één voor één weer. Enkel naar zichzelf is er geen terugkeer. [pagina 66] [p. 66] De eend Doelend op de eend die dook riep je: zij gaat dood. Langs het jaagpad liepen wij er heen. Wat verdween kwam niet weer. Voor de een: verborgen in het riet, voor de ander: op de bodem van het diep. Voorlopig en definitief. Woorden die weerkwamen in elke brief. Droom De trein hield halt. Geen geluid midden in het veld. Van basalt was wat eens bewogen had. Uitgerold tot bij onze voeten lag het brede pad, dat na uren lopen versmalde en verwerd tot een tak. Onder hen de peilloze diepte die, alsof zwaartekracht noch evenwicht bestond, een omhelzing niet langer beletten kon. Vorige Volgende