| |
| |
| |
Nederlands proza
| |
| |
Guys and dolls
Peter Andriesse
De badmeester van het houten zwembad, dat op lege oliedrums in de IJssel dreef, speelde in de weekeinden trompet op bruiloften en partijen en dronk dan onmatig veel jenever. Nu lag hij met een been in het gips thuis, want hij was na zo'n avond dronken van zijn fiets gevallen en lelijk terechtgekomen.
Het was 1958, en ik woonde sinds een half jaar in Winterswijk, waar mijn ouders, pas gerepatriëerd uit Indonesië, een woning toegewezen hadden gekregen. Ik vond Winterswijk verschrikkelijk, ook al omdat daar geen rivier was waarin je kon zwemmen. Daarom fietste ik bijna ieder weekeind naar Gorssel in die zomer, waar ik logeerde bij de oom en tante bij wie ik vijfjaar lang in de kost was geweest.
Ik wist dat het zwembad in de grote vakantie dicht zou blijven als er geen vervanger voor de badmeester gevonden kon worden. Oom Henne, die schilder en behanger was, zat in het bestuur van de zwembadvereniging. Ik vroeg hem of ik in de vakantie niet tijdelijk de badmeester mocht vervangen. Hij was een stugge man en gromde slechts dat ik voor zulke dingen bij de penningmeester moest zijn. Tante Mientje vertelde me dat deze op het Acaciaplein woonde, een voormalig groot stuk weiland waar nu allemaal nieuwbouwhuizen stonden.
De penningmeester was een man die colbertkostuums droeg en zijn langwerpige gezicht had een ongezonde kleur. Op een koperen bordje naast zijn voordeur stond vermeld dat hij boekhouder en accountant was. In zijn doorzonwoning vroeg hij me onder het genot van een kop koffie of ik reddend kon zwemmen. Op de lagere school in Indonesië had ik mijn zwemdiploma-A gehaald en voor het behalen van andere zwemdiploma's had ik nooit moeite gedaan. Het was niet zozeer dat ik loog tegen de boekhouder, ik draaide er meer een beetje omheen door uit te weiden over mijn langdurige ervaring met het zwemmen in de verraderlijke IJssel, een rivier die ik ondanks de sterke stroom recht kon oversteken. Mijn verhaal klonk blijkbaar voldoende vertrouwenwekkend en mijn aanstelling als plaatsvervangend badmeester werd stilzwijgend bekrachtigd doordat de penningmeester mij de ‘kas’ van het zwembad ter hand stelde: een blikken koekjestrommel waarin
| |
| |
vijf gulden aan wisselgeld, de sleutel van het badmeestershuisje (dat evenals de kleedhokjes op de vaste wal stond) en een rol toegangskaartjes gedrukt door de firma Rocatex te Rotterdam. Drie weken lang zou ik badmeester zijn van het drijvende zwembad van de gemeente Gorssel, een indrukwekkende positie voor een jongen van 17 jaar.
Ik wilde mijn zelfstandigheid benadrukken door niet meer bij mijn oom en tante te logeren. De drie weken dat ik als badmeester in functie was, mocht ik slapen in het houten zomerhuisje dat de vader van mijn vriend Ernst, die een nertspelterij had, zelf had gebouwd op het stuk grond achter zijn villa dat grensde aan het bos. 's Winters werden daar dode nertsen opgeslagen, en zelfs in de zomer trok de scherpe pislucht van die dieren niet weg uit het huisje.
Iedere ochtend om zeven uur fietste ik naar mijn werk. Aan het begin van de Veerweg, het laatste stukje van de route naar de IJssel, woonde Diane, een meisje van mijn leeftijd met lichtblond haar, blauwe ogen en een huid die altijd dezelfde lichtbruine tint had.
‘Oh, please Diane’ zong ik zachtjes voor me uit als ik voorbij haar huis fietste. Helaas zag ik Diane nooit 's ochtends om zeven uur, wel kwam er steevast een kefferig keeshondje naar me toe rennen, dat me enkele tientallen meters met zijn geblaf en gehap naar mijn benen bleef begeleiden. Er zou een tijd komen, zo hoopte ik, dat niet het hondje, maar Diane zelf over het tuinpad naar me toe zou rennen, blij lachend.
De eerste dagen viel er weinig eer te behalen aan mijn badmeesterschap. Onafgebroken stroomde er regen uit een loodgrijze lucht en er woei een kille wind. Als ik mijn koekjestrommel met de ‘kas’ op het tafeltje voor het raam van het badmeestershokje had gezet, en zonder enig ceremonieel de vaderlandse driekleur in top had gehesen, kwam er stipt om acht uur een mager jongetje met een spits gezichtje over het modderige pad aangefietst. Aan het knaapje viel niets te verdienen, want hij had een ‘abbelement’. Het enige wat ik hoefde te doen, was het overhandigen van een draadijzeren kleerhaakje, het weer in ontvangst nemen daarvan met de kleren eraan, en er daarna vanuit mijn hokje op toezien dat het knulletje zijn badvertier beperkt hield tot het pie- | |
| |
rebadje, want echt zwemmen kon hij nog niet. Na een uurtje poedelen, kwam hij geheel blauwpaars en bibberend de loopplank oprennen. Klappertandend en met zijn magere schoudertjes naar voren gebogen wachtte hij eerbiedig buiten in de regen tot ik hem zijn haakje met kleren teruggaf.
Was de jongen op zijn fietsje eenmaal weggereden, dan had ik meestal tot vier uur niets anders te doen dan te luisteren naar het gekletter van de regen op het golfijzeren dak van het hokje, en te kijken naar het grijze water van de IJssel dat onaangedaan voorbij stroomde op weg naar Kampen. Nu en dan pufte er een rijnaak voorbij. Aan de overkant verloren de weiden op de uiterwaarden zich in de verte in een grijze mist, hoog daarboven joegen woeste wolkenpartijen voort.
Om mezelf bezig te houden, maakte ik achterin het schrift dat als kasboek dienst deed tekeningen van het lichaam van Diane, zoals ik dacht dat ze er naakt uit zou zien. Vooral het zo nauwkeurig mogelijk benaderen van de lijnen van haar dijbenen en het aanbrengen van de navel en het plukje schaamhaar wond me zo op, dat ik het tekenen van haar gezicht, waar ik toch al niet zo goed in was, maar achterwege liet. Als ik mijn gulp openknoopte, was een lichte beroering van mijn lid voldoende om het zaad over het plankier in het hokje te laten vloeien.
Deze bezigheid zou ik ieder kwartier hebben kunnen herhalen, als ik niet ergens gelezen had dat overmatig onaneren tot verslaving kon leiden en uiteindelijk tot onmacht om als volwassene vleselijke gemeenschap te hebben. Dit schrikbeeld maakte dat ik probeerde me te beheersen, en daartoe zette ik in mijn zakagenda een kruisje achter de datum als het me weer was overkomen. Ik mocht niet verder gaan dan drie kruisjes per dag, en werden het er toch meer, dan diende ik me de volgende dag evenzoveel kruisjes te onthouden als ik de dag tevoren had overschreden. Deze boekhouding, waaraan ik meer werk had dan aan het bijhouden van het kasboek van het zwembad, kon ik onder normale omstandigheden redelijk kloppend houden, ondanks de verleidingen tijdens het huiswerk maken. Het werkeloos zitten in het badmeestershuisje maakte het echter noodzakelijk dat ik op grote schaal vervalsing pleegde. Ik had al tot diep in oktober kruisjes achter de dagen staan. Ondertussen groeide de angst dat, als ik ooit in mijn leven een vrouw van vlees en bloed zou mogen bezitten, iets
| |
| |
dat ik bijna ondenkbaar achtte, mijn roede het dan zou laten afweten. Tobbend over mijn toekomstige impotentie staarde ik urenlang naar het glinsterende lint van de rivier die zich door het landschap kronkelde en neuriede ik ‘Oh please, stay with me Diane.’
Om mijn geest te verzetten pakte ik dan maar achter uit het hokje een bamboehengel, en terwijl ik het in mijn vrije tijd niet in mijn hoofd zou halen te gaan vissen, zat ik vaak uren achtereen in de regen op het uiterste puntje van het zwembad op de railing en keek naar de dobber. De visjes die ik ophaalde waren meestal niet groter dan mijn middelvinger. Ik gooide ze terug, nadat ik ze walgend had losgepeuterd van het haakje. Zelfs toen ik zonder aas aan het haakje viste, waren er nog domme visjes die toehapten.
Pas na vier uur 's middags kwam mijn volgende klant met een abonnement. Harry was een grofgebouwde jongen van onbepaalde leeftijd, en ‘niet al te kloek’, zoals mijn opoe geestelijk gehandicapten placht te noemen. Over het algemeen was hij kinderlijk vrolijk en hij lachte veel om zichzelf. Met zijn zware basstem zei hij dan: ‘Harry mos zo lach'n dôon.’ Men zei dat hij ongelofelijk sterk was en als hij in een kwaadaardige stemming was, moest men hem vastbinden, anders sloeg hij alles kort en klein. Ik voelde me nooit helemaal op mijn gemak als ik alleen met hem was. Ook hij kon nauwelijks zwemmen, dus diende ik erop toe te zien dat hij niet in het diepe of in de IJssel sprong. Hoe zou ik hem daarvan moeten weerhouden als hij in een slechte bui was?
Gelukkig werd ik omstreeks dat tijdstip eveneens bezocht door mijn vrienden Ernst en Appie. Ernst, een half-indische jongen, atletisch gebouwd en populair bij iedereen vanwege zijn flair, had al een vast vriendinnetje dat in Deventer woonde, en soms nam hij het beeldschone wezentje mee. Ik had nog nooit een vriendin gehad, evenmin als Appie, de zoon van een winkelier in manufacturen. Ik was veel te verlegen om een meisje aan te spreken en Appie, die groot en dik was, had wel een grote bek onder de jongens, maar als er een meisje bij was hoorde je hem niet. Jaloers zag ik toe hoe Ernst zijn meisje in de geborgenheid van het badmeestershokje onder haar rok greep, of zijn hand onder haar truitje liet dwalen. Het meisje hield meer van zoenen, die evenals in cowboyfilms onwaarschijnlijk lang duurden. Appie en ik zaten ondertussen wat te praten, zogenaamd onverschillig voor
| |
| |
het gedrag der gelieven, terwijl ik vanuit mijn ooghoeken Harry in het zwembad in de gaten moest houden.
Om kwart voor zes streek ik de vlag, controleerde de badhokjes op achtergelaten eigendommen en hing brandende petroleumlampen op de hoeken van het zwembad om nachtelijke aanvaringen te voorkomen. Om zes uur precies sloot ik het hokje af en fietste met de koekjestrommel onder de snelbinders over het glibberige pad naar de Veerweg. Het veer over de IJssel stelde niet veel voor: de eigenaar van café ‘De Houtwal’ had een paar vermolmde roeiboten aan een houten steigertje liggen en op mooie zondagen zette hij wel eens wat mensen over die, als ze terugwilden een koperen bel moesten luiden die aan de overkant aan een paal hing. Aan de overkant strekten de uiterwaarden zich uit tot aan de horizon, verder was daar niets dan alleen weiden en knotwilgen.
Ik at de warme maaltijd bij tante Mientje en oom Henne, die dicht bij de IJssel aan de Veerweg woonden. Na het eten reed ik de Veerweg af tot de kruising met de Rijksstraatweg. Daar was een snackbar die gedreven werd door een andere oom van me, die heel toepasselijk Friedje heette.
‘Friedjes Snackbar’ aan het Elfuurtje, zoals het kruispunt heette, was de verzamelplaats van de opgeschoten jeugd van het dorp. De hele avond hingen we daar rond, aten nasiballen, kroketten, patat en ijsjes, soms werd er wat gevochten en altijd werd er tussen de jongens en meisjes die meetelden pesterig geflirt. De jongens probeerden elkaar te overtroeven met grove taal en obsceniteiten zoals het vertonen van geslachtsdelen of wedstrijden boogjes pissen, en ook haalden ze riskante capriolen uit met fietsen of bromfietsen. De meisjes gniffelden in groepsverband en giechelden of gilden als er een onbehouwen uitval werd gedaan naar hun borstjes of kruis. De meisjes die er iedere avond kwamen, werden tot een bepaalde leeftijd beschouwd als ‘jongensgekken’, daarna waren het zonder meer meisjes die niet deugden, of zelfs ‘sletten’, zoals ik mijn oom Friedje eens heb horen mompelen boven het frituurvet.
Diane behoorde niet tot de vaste meisjes, ze kwam er alleen wel eens om ijsjes of patat te halen. Voornamelijk om dat moment niet te missen, hing ik ook iedere avond rond bij de snackbar, want echt bij een groep jongens hoorde ik niet. Dat ik niet hele- | |
| |
maal genegeerd werd door de dorpsjongens, kwam door mijn vriendschap met Ernst, die één van de weinigen was die al een bromfiets bezat en in wiens kielzog ik me in gezelschap van Appie bevond. Ik zou ook niet geweten hebben hoe anders mijn avonden door te brengen. In de snackbar verveelde ik me al, maar hoeveel erger zou de verveling geweest zijn als ik bij oom Henne en tante Mientje was gebleven, of naar het vochtige, naar nertszeik stinkende zomerhuisje achter het ouderlijke huis van Ernst ging? Daar kwam ik alleen maar om te slapen.
De eerste zondag als badmeester had ik door de weersomstandigheden nog steeds weinig te doen. Afgezien van het magere kereltje, was er nog een eenzame zwemmer komen opdagen, een oude, dunne heer, die na een half uur rondjes zwemmen in het diepe weer vertrok. Aan hem had ik mijn eerste kaartje verkocht en ik kon twee kwartjes toevoegen aan het kassaldo.
Het stortregende en het was zo kil dat ik zat te rillen in mijn hokje.
Met zijn meisje achterop kwam Ernst op zijn bromfiets het toegangspad opgereden, achter hem volgde Appie hijgend op de fiets. Ernst liet de motor van zijn brommer stationair draaien.
‘Kom mee naar mijn huis!’ riep hij. ‘Mijn ouders zijn weg. Er komen nog meer jongens en ook een paar meisjes.’
‘Ik kan niet, ik moet hier werken,’ riep ik terug vanuit mijn hokje.
‘Ach, laat dat zwembad toch barsten. Er komt toch geen hond met dit weer. Ik heb nieuwe platen van Elvis, Pat Boone en Paul Anka, en Diane en Maureen komen ook.’
Mijn hart begon sneller te kloppen. Zou Ernst op de hoogte zijn van mijn zwak voor Diane? Het was niet te hopen, want dan zou hij me er ongetwijfeld mee gaan pesten.
‘Ik kijk het nog even aan,’ antwoordde ik. ‘Als er binnen een uur niemand komt, dan zien jullie me wel.’
In de grote woonkamer van het ouderlijk huis van Ernst was het schemerig, want de overgordijnen waren dicht. Elvis zong met zwoele stem ‘Are you lonesome tonight’, en op de plaats waar de eettafel had gestaan werd geschuifeld, wang tegen wang. Sommige paartjes deden niet veel meer dan het langzaam verplaatsen van hun voeten tijdens een innige omhelzing. Ik ging naast Appie op
| |
| |
de grond zitten en terwijl we allebei naar het geschuifel keken, vroeg ik waar Ernst was.
‘Die is met twee meisjes op de slaapkamer van zijn ouders. Die jongen kan met alle meiden rotzooien, als ie wil.’
Ik liet niets merken van mijn geschoktheid en probeerde in het halfduister te ontdekken waar Diane en Maureen waren. Ze bevonden zich niet onder de schuifelaars.
‘Hij wou eerst met die meiden naar zijn eigen kamer,’ zei Appie, ‘maar daar lag Ger al met een meid te naaien. Er zijn er ook een paar aan het vozen in het zomerhuisje. De Ritselclub uit Deventer is weer actief.’ Appie grinnikte.
De ‘Ritselclub’ was een groepje vrienden die bij Ernst op de mulo zaten. Het geritsel van de gesteven petticoats als een jongen met zijn hand onder de rokken van een meisje bezig was. Die jongens schenen zich met niets anders bezig te houden dan het versieren van meisjes, en als je hun verhalen mocht geloven hadden ze het drukker dan Don Juan en Casanova samen. Ze spraken bijna alleen over de vele dingen die men zoal met meisjes kon doen, op achteloze toon en in ruwe taal. Het had allemaal niets te maken met mijn romantische voorstelling van de liefde.
‘Oh, please Diane.’ zong Paul Anka.
Nergens zag ik Diane. Ze zou toch niet met één van de jongens van de ‘Ritselclub’..., misschien wel in mijn eigen bed in het zomerhuisje...
‘Heb jij Diane nog gezien?’ vroeg ik als terloops aan Appie.
‘Diane?’ herhaalde hij en hij keek me met een schuin lachje aan. Ik voelde dat ik bloosde. ‘Oh, die is er wel even geweest met Maureen, maar die meiden voelen zich geloof ik te goed voor dit hier.’
Halverwege de tweede week van mijn badmeesterschap veranderde het weer. De zon scheen ineens stralend en het werd iedere dag warmer. Op woensdagmiddag had ik het zo druk met kaartjes verkopen en klerenhaken aanreiken en aannemen, dat ik nauwelijks oog kon houden op de krioelende badgasten. Soms moest ik de scheepstoeter gebruiken om de kleine kinderen van gevaarlijke plekken terug te sturen naar het pierebadje. Er was geen tijd meer om naakttekeningen van Diane te maken. Dat was ook bijna overbodig, want Diane lag in levende lijve in bikini in het gras achter het badmeestershokje. Zij en haar halfindische vriendin
| |
| |
Maureen lagen daar te zonnebaden, terwijl ze werden omringd door een kring van jongens, onder wie Ernst en Appie, die zich uitsloofden in gymnastische toeren, onderlinge worstelpartijen en sterke verhalen. Ik verdiende niets aan ze, want ze zwommen niet in het zwembad. Zoals gewoonlijk liepen ze zo nu en dan een paar kilometer stroomopwaarts door de uiterwaarden, zwommen naar het midden van de rivier en lieten zich op de stroom loom terugvoeren naar het zwembad. Of ze klommen in het roeibootje van een passerende rijnaak die tegen de stroom opvoer.
Vanwege de warmte deed ik mijn werk nu in zwembroek. Als ik het even wat minder druk had, voegde ik me bij het groepje achter het hokje, zodat ik de bijna naakte Diane vanuit mijn ooghoeken kon begluren, terwijl ik onnozele praatjes uitwisselde met Ernst en Appie.
Er ging een schok door me heen toen Diane zich plotseling tot mij richtte: ‘Jij zit toch op de h.b.s., hè?’ vroeg ze.
Ik knikte sprakeloos. De vraag was niet vreemd, want ik was de enige jongen in het dorp die op de h.b.s. zat, alle anderen gingen naar de mulo.
Verlegen keek ik naar het zwembad, en hoewel ik zag dat er twee kleine hummels gevaarlijk dicht bij de duiktoren stonden, greep ik niet in, omdat ik het gesprek met Diane voor geen honderd drenkelingen wilde onderbreken.
‘Dan ben je vast veel beter in Engels dan die jongens hier.’
‘Ha!’ riep Ernst smalend. ‘Ik spreek het beste Engels van iedereen hier!’ Hij maakte een koprol over het gras.
‘Och,’ zei ik, en omdat ik haar niet recht in de ogen durfde te kijken, vestigde ik mijn blik op haar borstjes, die nauwelijks verborgen waren achter een dun stukje katoen. Haar tepels tekenden zich duidelijk af. Haar lichaam was egaal lichtbruin en ik zag blonde donshaartjes op haar armen en benen. Ik kon haast geen adem halen, en uit angst om te stotteren stelde ik mijn antwoord nog wat uit.
‘Natuurlijk ben je beter in Engels,’ zei Maureen.
‘Ik weet het niet,’ antwoordde ik, en mijn bescheidenheid was gepast, want voor mijn overgangsrapport had ik nog net met veel spieken een 6- kunnen halen.
‘Zou jij de tekst van een liedje op een grammofoonplaat kunnen vertalen?’ vroeg Diane.
‘Misschien, als het maar niet te snel gezongen wordt.’
| |
| |
‘Nee, het is een heel langzaam nummer. Ik vind het erg mooi, en ik zou graag willen weten wat die zangeres zingt. Wil je het een keer proberen, bij mij thuis?’
Het duizelde me. Een uitnodiging van Diane. Bij haar thuis zitten, vlak naast haar misschien. Alleen met haar zijn, zodat ik haar zou kunnen vertellen hoe aardig ik haar vond, als ik daartoe de moed kon opbrengen. Daarvoor had ik alles over, zelfs een nederlaag op het gebied van mijn talenkennis.
‘Goed,’ zei ik, en ik keek naar de glinsterende rivier en het volle zwembad. ‘Ik kom wel een keer langs.’ Mijn knieën trilden en ik haastte me terug in het badmeestershokje, pakte de scheepstoeter en riep de twee hummels toe dat ze naar het pierebad terug moesten.
Het weer bleef zonnig en warm, en mijn badmeesterstaak hield me bezig tot 's avonds acht uur, want officieel was het zwembad ook nog van zeven tot acht open. Iedere dag lag het groepje jongens en meisjes achter het hokje in de zon, zodat ik me nooit meer hoefde te vervelen.
Op een avond fietste ik na acht uur naar ‘Friedjes Snackbar’, en toen ik het huis van Diane passeerde, gebeurde datgene waarover ik steeds weer dagdroomde. Diane kwam het tuinpad afgelopen en riep me. Ik manoeuvreerde mijn fiets naar het tuinhek en zei:
‘Hallo.’
‘Hay,’ zei ze lachend. Haar blauwe ogen lichtten op. ‘Heb je nu even tijd om dat liedje te vertalen?’
‘Oh jawel,’ antwoordde ik zo gewoon mogelijk, maar in mijn hoofd klonken klaroenstoten en trompetgeschal.
Ik zette mijn fiets tegen het hek en volgde haar naar binnen via de achterdeur. Haar moeder stond in de keuken af te wassen.
‘Dit is Peter,’ zei Diane. ‘Hij gaat dat liedje voor me vertalen.’
De moeder knikte me glimlachend toe.
Aan de inrichting van de woonkamer kon je zien dat Dianes ouders geen boerse mensen waren. Er stond een bankstel en er was een wandmeubel met veel boeken erin en zelfs een televisietoestel. In het korte gedeelte van de L-vormige kamer was een eethoek.
Tot mijn teleurstelling ontdekte ik dat ik niet alleen met Diane in de kamer zou zijn, want Maureen en een jonger broertje waren er ook. Later misschien eens, als ik geen flater sloeg.
‘Ga daar maar op de bank zitten,’ zei Diane, ‘dan zit je dicht bij
| |
| |
de pickup.’
Ik liet me voorzichtig neer op de zachte kussens van de bank. Diane gaf me een balpen en een schrijfblok en toonde me het grammofoonplaatje. ‘Thank you for calling’ stond er op het label en daaronder ‘Jo Stafford’.
‘Ik vind het een hardstikke goeie plaat,’ zei Diane. ‘Soms moet ik erom huilen, ik weet niet waarom.’ Ze legde het plaatje op de pickup, ik hoorde een telefoon rinkelen en een vrouwestem zei ‘Yes, hello?’ en begeleid door weemoedige muziek begon ze te zingen.
Aandachtig luisterden we naar het lied, maar ik maakte nog geen aantekeningen. Dianes moeder kwam binnen en vroeg of we koffie wilden. Nadat we de plaat nog twee keer draaiden, stond het jongere broertje op en verliet mopperend de kamer. ‘Rotmuziek,’ hoorde ik hem zeggen.
Op mijn verzoek gaf Diane me een Engels woordenboek, en door telkens korte passages opnieuw te laten afspelen, kreeg ik na veel puzzelen een Nederlandse tekst op papier. Mijn koffie was intussen koud geworden.
Diane en Maureen waren opgetogen en dansten met elkaar op de muziek van de plaat, terwijl ze meezongen.
Ik stond op en vroeg aarzelend of ze meegingen naar ‘Friedjes Snackbar’.
‘Eventjes maar, alleen om een ijsje te halen.’
Met de fiets aan de hand liep ik naast de twee mooie meisjes naar het Elfuurtje. Ik merkte dat de andere jongens bij de snackbar afgunstig naar me keken. Ze denken misschien dat ik ze alletwee heb versierd, dacht ik trots.
Pas nadat de meisjes met hun ijsjes weer terugliepen naar huis, vroegen Ernst en Appie hoe het gegaan was.
‘Prima,’ zei ik met een geheimzinnig glimlachje.
De avond daarop was het drukkend warm toen ik met Ernst en Appie van het zwembad naar de snackbar fietste. Aan de overkant van de IJssel pakten zich bijna zwarte wolken samen en nu en dan was er een kleine bliksemschicht te zien.
‘Dat onweer komt de IJssel niet over,’ zei Appie toen we het huis van Diane voorbijreden.
‘Daar kun je nog niets van zeggen,’ antwoordde Ernst.
‘Hallo! Peter!’ hoorden we Diane roepen. Ze zat met Maureen
| |
| |
op een stenen platje aan de voorkant van het huis, en beiden waren slechts gekleed in een kort broekje en het bovenstuk van hun bikini. We keerden terug, en leunend over het ijzeren tuinhekje praatten we wat met ze.
‘Waarom komen jullie er niet bij zitten?’ vroeg Diane.
We sprongen over het hekje, en aangezien er op het platje maar twee tuinstoelen stonden waarin de meisjes zaten, namen we plaats op de lage muurtjes rondom het platje.
Ik zat vlak bij Diane, maar een stuk hoger dan zij en ik kon zien dat haar schouders rood verbrand waren. De tere lijn van haar schoudertjes ontroerde me, en ik had er een zoen op willen drukken en een hand op een borst leggen, zoals ik wel eens in films had gezien.
‘Ik ben zo blij dat je die tekst vertaald hebt,’ zei Diane en ze keek me lachend aan, haar mond half geopend. Haar helderblauwe ogen lichtten op in de vallende schemering en ik wist niet wat ik moest antwoorden. Aan mijn voeten lag een opgerolde tuinslang van groen plastic, en om mijn rode gezicht te verbergen, bukte ik me en pakte het uiteinde van de slang. Ik sloeg ermee tegen het muurtje waarop ik zat, terwijl de anderen praatten over het naderende onweer, of het over de IJssel zou trekken of niet. Diane hoopte van wel, want dat zou eindelijk wat afkoeling brengen.
‘Wat ben je stil,’ zei Diane ineens tegen mij en ze legde een hand op mijn knie. Er ging een siddering door me heen als bij een electrische schok.
‘Och,’ mompelde ik. Ik vermeed haar blik en zwiepte met het uiteinde van de slang heen en weer. ‘Ik heb niet zoveel te vertellen.’ Ik voelde een paar grote regendruppels op mijn armen en benen vallen.
‘Ach, rare!’ zei Diane lachend en ze gaf een liefkozend kneepje in mijn knie.
Plotseling gaf ze een schreeuw van pijn en kromp ineen.
‘Stommeling!’ riep ze met tranen in haar ogen. ‘Waarom doe je dat nou, ik ben al zo erg verbrand.’ Ze huilde met schokkende schouders waarop duidelijk de rode striem van de tuinslang zichtbaar werd, en ze verborg haar gezicht in haar handen.
Ontzet stond ik met het eind tuinslang in de hand en zag hoe Maureen zich troostend over haar vriendin heen boog. Het begon nu harder te regenen, met dikke, lauwe druppels.
Ik begreep volstrekt niet waarom ik haar geslagen had.
|
|