Het tweede deel van de nieuwe Overtoompsze markt-schipper, of vermaakelyke Leidsze Kaag
(ca. 1760)–Anoniem Tweede deel van de nieuwe Overtoompsze markt-schipper, of vermaakelyke Leidsze Kaag, Het– AuteursrechtvrijZynde Vercierd met de allernieuwste en aangenaamste Melodyen en Gezangen
[pagina 79]
| |
Stem: Schoon dat ik onder ’t Groen.GEen grooter Vreugd op Aard,
Wat dat men ook mag Raazen,
Als Wyn uit schoone Glaazen,
Gedronken by den Haard,
Geen grooter Vreugd op Aard.
Wie zou zig niet Verheugen,
Als hy met frisze Teugen,
Dat heerlyk Druiven Nat,
Mag Zuigen in zyn Gat:
Kom laat ons nog eens Klinken,
’k Verlang al weer na Drinken;
Ik wagt het van uw Hand,
Myn Keel schreeuwt Moord en Brand.
Geeft vry een volle Bak?
Wat doe jy, Drinkje Rooje?
Dan wil ik met u pooijen;
Ik hou van Basseracq,
’t Zoet maakt de Maag te zwak;
Zy smeeren ’t met Cieroopen,
Men ziet het wel aan ’t loopen,
De Wyn die schynd puur taay:
Maar frisze Rooije Baay,
Is kragtig en smaakt Geurig
En maakt de Zinnen fleurig,
Hoe heerlyk kleurd ze in ’t Glas;
| |
[pagina 80]
| |
Ey! Hospes schenkt eens ras.
Nu halta voor een poos,
Ik wou nu wel eens Rooken,
Komt elk een Pyp ontstooken,
’k Heb hier iets in myn Doos,
Dat ruikt gelyk een Roos;
Tabak uit lange Pypen,
Die kan de Zinnen Slypen;
My dunkt men Discoureerd,
Wel tienmaal zo Geleerd,
Wanneer ’er onder ’t Rooken,
Van zaaken word Gesprooken;
De Reuk zelfs van dit Kruit,
Die lokt de Zinnen uit.
Maar eerst nog eens in ’t rond
Een voldertje Geschonken,
En lustig uitgedronken,
Want met een drooge Mond,
Is ’t Rooken Ongezond:
Zie zo, dat geeft Genoegen,
Men kan niet altyd Ploegen;
Maar als men ’t wagten kan,
Zo moet men nu en dan,
Zig eenmaal Diverteeren,
Dat is noodwendig Heeren,
Want al wat men hier heeft,
Is dat men Vroolyk Leeft.
|
|