[September 1901 aflevering 5]
Een laatste bijdrage.
Uit de nalatenschap van Guido Gezelle zendt ons die hem evenzeer naar den geest als naar het bloed verwante West-Vlaamsche jongere die onder den naam Stijn Streuvels schrijft, de hierachter volgende verzen.
Ons treft daarin als groot en aandoenlijk den geest van den grijsaard vóór het sterven alleen te zien tusschen boomen en wolken, sneeuw en maneschijn, tusschen zonsondergangen, herfsten en winters. In de gemeenschap met het natuurleven heeft hij vooral in latere jaren den troost gezocht voor wat de menschen hem aandeden; vóór dat hij er geheel één mee werd zien wij hem dan hier nog ééns alleen zijn met van dat leven de groote en geheimzinnige verschijnselen.
Het zijn maar losse regels en korte gedichten, maar zij verraden, en onthullen, de dagen die aan zijn dood vooraf gingen.
Het laatste is een brokstuk. ‘Laatste gewrocht eenige dagen voor den dood van den Dichter’ is er door die verwante hand onder geschreven. Het is een blik op den herfst, de hoop op de lente, een welkom aan den winter, omdat - - De gedachtengang is niet moeielijk te raden; maar eer dan het uitspreken kwam het beleven. Den winter ging hij in, die niet anders is dan een tijdelijk terugtrekken van krachten en sappen die straks weer uit zullen breken in een nieuwen bloeitijd.
Een mededeeling die menigeen moge genoegen doen is dat van dezelfde hand die ons deze gedichten zond, een volledige Noord-Nederlandsche uitgaaf van de werken van Guido Gezelle kan worden tegemoet gezien.