Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 6(1900)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] Tijdzangen door Albert Verwey. I. Aan den schrijver van ‘Een eeuw van onrecht’. Gelukge die aan d'ingang van een eeuw Voor groote daden staat en klaar en boud Uw taak - de taak van heel uw volk - ontvouwt, Vol van de grootheid waar ik steeds om schreeuw. Een volk trok uit, schiep de woestijn tot tuin; De vreemd groef goud uit schaarsbeploegde kloof; - Nu zijn voor recht, voor ree, goudgeergen doof... Stel rij aan rij 't scherp schot op rotsge kruin! [pagina 246] [p. 246] Sterv' de adel van 't Caucasisch ras: hun dood - Om 't bloem-doorgroeide puin speel' 't Bantu-kind, Vragend wat bloeit zoo rood, wat klaagt die wind? - Blijk' heldendaad die 't lievend leven sloot. Hun vrijheid leefde en sterv' met hen. Heil, heil! - Vrijheid geen woord maar volk, dat waagde - èn won? - O, won! Gij weet: zuid-afrikaansche zon Schijnt schoonst hadt ge ééns voor haar uw leven veil! [pagina 247] [p. 247] II. Nieuw burgerschap. Zij voeren uit naar vreemde kusten En zochten 't hun verwante volk, Zij lieten zeekre en rustge lusten, Hun moed was van hun hopen tolk. Zij vonden harder krachtger leven - Een wortel waar nauw bloem begon -, Hun teerheid ruw teruggedreven, Hun trots die daar niet weldoen kon. ‘De strijd vangt aan. De grens aan 't branden’. Zij trokken uit met grijze en buur, Zij lieten 't volk hun liefste in handen, Zij vielen 't eerst, hun volk ten muur. [pagina 248] [p. 248] III. Bedreige grens. De wachters de getrouwe staan Vóór aan de grens met roer en lood: De vijand wil er over gaan Maar vindt den dood. De vrouwen maaien 't graan van 't veld En halen 't in de schuur, De stilte in 't land stemt stil: stil telt Elk: zóóveel man in 't vuur. De Raad en grijze aan 't boomrijk plein Praat te avond na op stoep: Een boô: ‘Van de overwinnaars zijn Gesneuveld - -’ Groep na groep Hoort vroom, peinst stil, een glimlach glijdt Langs 't oog door tranen heen - ‘Geloofd zij Die ons roem bereidt Hier, en Hierna meteen’. Vorige Volgende