uitscheen - verwonderde ze de oogen van broeders uit andere gouwen, en juist, kort voor zijn eigen dood, klonk de bewondering ook onder ons.
Kort was onze nadering: maar als gast toch, al was het maar één enkel maal, hielp hij mêe aan onze levens-taak en toonde hij zich met ons streven één.
Anders naderde hij niet tot Noord-Nederland. Toen kwam zijn dood en onder de schatten van Brugge leeft - leeft ook in ónze herinnering - deze kostelijke kunstenaar.
Guido Gezelle, de mensch, de priester, - hoe hij zijn stil, bescheiden leven leefde, droevig en miskend, het zaad koesterend van zijn toekomstige grootheid, - zij die het weten bewaren het verhaal ervan voor de stillere uren als de smart verschrijnd weemoed wordt en de toorn niet meer wrokt tegen de zachtheid die Hij beter vond.
De sneeuw vlokt nu zacht om het graf, om de stad, om de akkers, om de gehuchten, - en een roode gloed brandt vreemd door de loodblauwe luchten over het lage land.