Want dit is het opmerkelijke: Gorter ontroeren de zinsindrukken, en tot hartstocht toe, maar die hartstocht is niet anders dan de essence van hun eigen toevallig saambestaan. Er ontwaakt geen van hen afgescheidene persoonlijkheid in hun dichter, geen idee ook, die hen vervormen zou naar vaste innerlijke lijnen, gezien door het geestes-oog. Het gedicht blijft de schepping van den blinden zinnenmensch. Dit nu is het geval met dit gedicht niet. De voorstelling is zóo van het begin tot het eind klaar, gezien; de zinsindrukken zijn zóo opgenomen in een beeld dat door een van binnen uit zienden en werkenden geest beheerscht wordt, dat het onmiddelijk komt te behooren tot de aan Gorters werk tegengestelde orde van poëzie. Het hoort tot wat ik noemde de ziende schoonheid.
Dit boekje heeft het geluk gehad met een Voorrede van L. van Deyssel te verschijnen. Anders dan ik, bemint Van Deyssel juist dien zinnenmensch en ik geloof dat zijn liefde voor de inderdaad fijne bewegingen van die natuur in zoo volgehouden vers-studies, zijn eigen verdiepen in de feitelijke vondsten van den zeldzamen schrijver, zijn alles voelen van wat hij bedoelde, hem belemmerd hebben in het zien dat de eigenlijke bedoeling niet was bereikt. Hij streefde mee naar de muziek die den schrijver voorzweefde, en vol van het gevoel van zijn verrukkelijken arbeid voelde hij niet dat hij in die muziek niet was.
Indien de dichter Boutens - want dat hij een dichter is blijkt uit dezen heelen bundel zoo overtuigend als ik na de lezing van de enkele verschenen gedichten niet had durven aannemen, - indien deze dichter werkelijk door de studie van zinnen-vondsten heen tot het aangehaalde uitmuntende gedicht gekomen is, dan geloof ik dat zijn dichterlijke toekomst zeker is. Hij voor wien de blinde schoonheid van het zinnen-leven een streven bleef, maar die tegen wil en dank de ziende schoonheid van den schouwenden geest uitbeeldde, heeft een krachtigen ondergrond van studie bij het besef van