Stellingen
I | Er is geen reden, om verband tussen de Dodendansen en het Ambachts-liedentoneel te ontkennen. |
II | Dr. H.E. van Gelder zag ten onrechte in Het Spel van tCooren van Louris Jansz en De Hel vant Brouwersgilde klein-burgerlike satiren. (Oud-Holland 1911). |
III | De Zuidnederlandse rederijkerstaal was in de 16e eeuw niet eenzijdig-Brabants, maar gemengd Brabants-Vlaams. |
IV | Het letterkundig karakter van de Noordnederlandse rederijkerstaal komt vooral uit in het bijkans ongebreideld gebruik van verschillende klankvormen van eenzelfde woord, naar de behoeften van het rijm. |
V | Het is gewenst, in een woordenlijst bij een tekstuitgave, aan te geven, of een woord in het rijm gebruikt is. |
VI | De krachtige, veelzijdige ontwikkeling van onze taal in de 16e eeuw, wettigt de uitgave van een aanvullend woordenboek voor dit tijdvak. |
VII | De uitdrukking Stank voor Dank is ontstaan uit de duiveltonelen van het geestelik drama. Dr. F.A. Stoett (Ned. Spreekw. II 2156) ontwijkt ten onrechte een verklaring; wat Dr. G.A. Nauta als zodanig gaf (Noord en Zuid XXVI 446) is echter niet bruikbaar. |
VIII | Huysmorsen en verhuysmorsen (De Werken van Bredero III 147 en Klucht van de Koe 211) betekenen niet knoeien en verwaarlozen, zoals het Ned. Woordenboek en Dr. van Rijnbach verklaren, maar lenen en verdonkeremanen. |
| |
IX | ‘Ghelooffdij, spreekt, oft het sal u verdrieten’, Schuyffman 403. Ten onrechte zoekt Dr. F.A. Stoett de verklaring van deze regel in een verschrijving. |
X | De mening van Dr. G. Brom (N.T. XXVI, 124) dat obedieren: Heere in het laatste couplet van het Wilhelmus halfrijm bevat, is onjuist. |
XI | Het is niet geoorloofd, met Jespersen, de lexicologie buiten het gebied van de grammatica te plaatsen (The Philosophy of Grammar, 32). |
XII | Men zou beter doen niet van vaktaal, slechts van vaktermen te spreken. |
XIII | Het ‘Spel van Sainct Jooris’ is geen wagenspel (Mnl. Dram. Poëzie 1907, CIV). |
XIV | De Haarlemse rederijker Louris Jansz was een gegoed burger (bont-wercker), die omstreeks 1560-1580 een eigen huis bezat aan de Grote Markt, en als bestuurder van het Pietershuis in regelmatig kontakt stond met de regeringskringen der stad. Voor een juist begrip van zijn spelen is het van belang dit te weten. |
XV | De mening van Dr. H.E. Enthoven (Van Tanger tot Agadir, blz. 218), dat Kiderlen-Wächter door zijn Agadiractie in zekere zin een einde aan de te Algeciras ondertekende isolatie van Duitsland zou hebben gemaakt, is onjuist. |
XVI | Sidney Lee is inconsequent, wanneer hij in ‘A Life of William Shakespeare’ beredeneert, dat de graaf van Southampton de ‘patron’ van een aantal van Shakespeare's sonnetten geweest moet zijn, nadat hij eerst betoogd heeft, dat men ‘the dark lady’ van andere sonnetten als een conventionele, dichterlike figuur moet beschouwen (blz. 126/7, 130 vlgg.). |
|
|