Twee zestiende-eeuwse Spelen van de Hel
(1934)–B.H. Erné– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Een Spel van Sinnen van de Hel vant Brouwersgilde genaemptGa naar voetnoota)
Lucifer compt eerst uijt
Waer sijdij nu, ghij verdoemde honden,Ga naar voetnoot1
met duijsternisse gebonden / ghij helsche stieren?Ga naar voetnoot2
Waer blijft dij, ghij Satanas, oorsprong van sonden,Ga naar voetnoot3
die de sielen cont deurwonden / in allen quartieren;Ga naar voetnoot4
B 5[regelnummer]
ghij wilde Bohemath met u verdoemde dieren,Ga naar voetnoot5
die als grijpende gieren / plach te gapen;Ga naar voetnoot6
en ghij Leviathan met u vreden manieren;Ga naar voetnoot7
Belzebuck met u officieren / die daer voert mijn wapen;Ga naar voetnoot8
Mammom met alle u gierrighe knapen?Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ist nu tijt te slapen / Asmodius, ghij duvel quaet,Ga naar voetnoot10
deur wien die luxurieusen pleghen vreucht te rapen
en dan braeckt ghijse den hals tot onser baet.
Waer legdij, Belijal, alder duvelen advocaet,Ga naar voetnoot13
ghij die pleeght te geven raet / dit verdoemde zaet?
15[regelnummer]
Compt eert valt te laet / dat men u moet verbrandenGa naar voetnoot15
Charon, voerman der hellen, daer mijn betrou op staet;
Briareus, die de cracht hebt van hondert handen;Ga naar voetnoot17
ghij felle Larva, altijt grimmende als de faijlgande;Ga naar voetnoot18
Chimera met drie hooffden altoos vierspouwelijck;
| |||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||
B 20[regelnummer]
Cerborus, den baffenden hont, vermaert in veel landen,Ga naar voetnoot20
met u drie kinnebackens wreet en grouwelijck;
ghij dieven altsaemen, hoe sijdij nu dus flouwelijck,
compt met veel duijssent legioenen haestelijck voort!
Ghij serpent met seven hooffden, int fatsoen seer nouwelijck,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
compt mee ter baen off ick werde gestoort!
Deerste duvel
O aldermogenste prince tot onser confoort,
keijser over dat werreltse rijck altemael,
koningh van die kinderen des hoochmoets en discoort,
vuijt tgroote Babilonissche rijck int spetiael.Ga naar voetnoot29
De twede duvel
30[regelnummer]
Een dominateur ende voorste zijdij princepaelGa naar voetnoot30
der verstroijde overheijt, die in de lucht regeert;
een prince die daer dominatie heeft, so ick verhael,
in de kinderen des ongelooffs seer hooch geeert.
De derde duvel
Prince der duijsternisse, diens rijck vermeert,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
hartoghe van Invidia, Superbia meden,Ga naar voetnoot35
Avaritia en Ebrietas met datter consequeert,
groote executoor des hoochsten hier beneden.Ga naar voetnoot37
De vierde duvel
Wij bieden helschen seluijt vol verdoemder onvreden;
en dat gij moecht prospereren tot elckx bederven,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
tot vermering ons rijckx, nader helschen seden;
en datter veel sielen deeuwigen doot moeten sterven.
De vijfste duvel
Wij, u ondersaten, om helsche baet te verwerven,
sijn geneijcht uwe ons natuer, vroech ende spade,Ga naar voetnoot43
u bosen wil te volbrenghen om vreught te beerven,
45[regelnummer]
op dat wij mogen blijven in u verdoemde genade.
wadt belieffd u, o prince?
| |||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||
Lucifer
Maer dat ghij slaet gaede
opter hellen schaede / hoe soud ickt bedecken;
elck plecht te weesen loos ende vals van raede,Ga naar voetnoot48
maer nu leght ghij en vijst gelijck den gecken.Ga naar voetnoot49
.1. duvel
B 50[regelnummer]
Meester, ick coom deur Hoochduijtslant trecken,
daer ick in veel plecken / en steden was gelogeren;
ick hoope daer noch een bloedighen crijch te verwecken,
die hem tot sulcken endt sal strecken / als ghij moecht begeeren:
tusschen die de nieuwe religie leeren
55[regelnummer]
en die catholijcken vol eeren / is een spel begonnen,Ga naar voetnoot55
daer deur sal ons rijck noch seer vermeeren,
datter veel duijssent sielen sullen werden gewonnen.
.2. duvel
O machtigen coninck, ghij hadt mij gesonnenGa naar voetnoot58
in Vrankrijck, om daer tvier van twedracht tonsteecken;
60[regelnummer]
daer heb ick wat gerockent, ten is noch niet gesponnen:
tis daer al van twedracht int gelooff dat men daer spreecken.
Daer van daen quam ick op die frontueren gestreeken,
daer beijde die coninghen laegen met al haer macht;Ga naar voetnoot63
daer thoonde ick mijn cueren, tes wel gebleecken,
65[regelnummer]
int trackteeren des paijs, dach ende nacht.
Ga naar margenoot+ Maer die Man hier boven thoonden doen sijn crachtGa naar voetnoot66
onder die colloquenten aldaer, minst metten meest,Ga naar voetnoot67
dus most ick daer ruijmen deur die eendracht;
dit was voor ons duijvels een groote tempeest.
De .3. duvel
70[regelnummer]
En ick heb in Lijfflant, in Pruijssen en(de) Moscovien geweest;Ga naar voetnoot70
daer heb ick so onbedeest / tsamen getist,
hoe dat de Lijfflanders die daer waeren onbevreest
vanden Ruijsschen overvallen, met grooter list;Ga naar voetnoot70-73Ga naar voetnoot72-73Ga naar voetnoot73
en in Denemarcken heb ick gemaeckt grooten twistGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
omt coninckrijck, want elck int regement
wil weesen, maer sij worden gesplist,
dat noch profiteeren sal voor ons grotelijck int endt.
| |||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||
De .4. duvel
Ick was van u in Palestina en Judeen gesendt
en int lant daer ontrent / onder den bischop gelegen
B 80[regelnummer]
van Hebron, twelk ons wel is bekent;Ga naar voetnoot80
daer heb ick groote kennis aenden coningh gecregen,Ga naar voetnoot81
want die houwen nu veel meer hoeren dan sij voortijts plegen;
elck is daer genegen / benefficien te verpachten,
in proves, proosteijen sij deen dandere dregen:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
tis daer al te huer off te coop; wie soude dit verachten!
De .5. duvel
O ongenadighe vorst vander duvelen geslachten,
ick heb geweest in Perssen, Meden en in Chaldeen,
in Assirien, Babilonien, wilt hier op achten;
daer sijnt al ongelovigen, heijdens, groot en cleenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
- maer hier ist vol christenen in allen steen,Ga naar voetnoot90
so hem tvolck ghemeen / hier nu vermeten.
Lucifer
Ghij Mijnos, helsche secritaris, wilter u toe reenGa naar voetnoot92
en haelt voort u register, twelck wij quaetclap heeten;
wiltse daer in teijckenen: op dat wij se weeten,
95[regelnummer]
die hem gelovige christenen alhier nu beroemen.
De secretaris
Dat sal ick nu doen ende niet vergeten;
dus om wel te schrijven, so wilt se mij noemen.
Lucifer
Borra! hoort! hoe sullen sij noch vanden duijvel droomen,Ga naar voetnoot98
dees onvruchtbaere bomen / thelsche vier naeckende;Ga naar voetnoot99
[100][regelnummer]
al ist dat sijt met schijn en schoon woorden bebloomen,Ga naar voetnoot100
dat se Godt kennen, haer leven est messaeckende.Ga naar voetnoot101
Siet, hoe is elck thans in giericheijt waeckende,
in oncuijsscheijt blaeckende / in hovaerdicheijt rellen;Ga naar voetnoot103
al is elck een devotich weesen maeckende,Ga naar voetnoot104
| |||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||
B 105[regelnummer]
het is al raeckende / met beide voeten ter hellen.
Wien soude al die boossheijt connen vertellen
die dees christenen useren? elck is wreet als een eegele;Ga naar voetnoot107
waer in gaense hem nu beter dan Turcken aenstellen?
Besiet heur ordinantie en christelijcke regele:
110[regelnummer]
waer is de lieffde, twelck is der christen zegele,Ga naar voetnoot110
dongelovighe een spegele / waer isse gebleven?Ga naar voetnoot111
Heur deuchden smelt als een gewreven tegele:Ga naar voetnoot112
waer is het ootmoedich en sachtmoedich leven?
Jae, sij voeren den christennaem, tis veel bedreven,
115[regelnummer]
siet hoe sij hem aencleven / tsij heeren off knechten:
hoe is die overvloedicheit nu bij hem verheven,
die groote discoort, het kijven, het vechten;
sij verdrucken malcander met pleijten, met rechten,
met sweeren en versweeren, in allen steden,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
jae liegen en bedriegen niet als de slechten;
alle pomperije gaet hem bij heur verbreden.
Waer aen so blijcken haer christelijcke zeeden,Ga naar voetnoot122
daer alle recht en reden / bij haer werdt versmaet:
justitie en waerheijt leijt nu beneden,
125[regelnummer]
met voeten vertreden / geacht als slijck opter straet.
Die niet bekent en is, mach wel sien hoe dattet nu gaetGa naar voetnoot126
met elcken staet / hoe ijegelijck swiert // nuGa naar voetnoot127
deur gierricheijt, die wortel van allen quaetGa naar voetnoot128
gewassen vuijt mijnen zaet; men siet hoe dattet tiert // nu:
130[regelnummer]
Pieter vaert vuijt visschen, Sijmon regiert // nu.Ga naar voetnoot130
Dus wertet bestiert // nu, van onder tot boven
- het rabadt is ontstelt, men siet wel waert miert // nu -
dat men bosen versiert // nu, in allen hoven.
Noteert eerst dees canonicken met heur groote proven.
135[regelnummer]
Men derff mij niet loven / men sient voor ooghen:Ga naar voetnoot135
sij hebben cappelrijen en pastorijen - siet hoe sij sloven -
twelck sij verteeren met heur hoeren, dits ongelogen;
waer gaensij heur religie toch aen betoghen,
die hem niet en voegen / dan alle wellust torboren?
140[regelnummer]
Abten, domproosten, comendeurs, die hem selffs verhogen,
dese sullen al duijvels kermisse hooren.Ga naar voetnoot141
| |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Dees officiaelen, fiscaelen, deeckens en provisoren,Ga naar voetnoot142
die welcken met heur ooren / nae de clinkaert hellen,Ga naar voetnoot143
- waer deur sij den armen heur recht versmoren,
B 145[regelnummer]
want hij crijcht dickmaels tbeste recht, die meest mach tellen -Ga naar voetnoot145
hoe simulaet sij hem tegen doverspeelders stellen
en dingen costmensen met al suck gebroet,Ga naar voetnoot147
daer sij jaergelt af nemen, dese fraije gesellen;
dan sijn sij dooff en blint - maer ghij weet dat ment hier niet en doet!
150[regelnummer]
Compter dan een boerman off een schamel, simpel bloet,Ga naar voetnoot150
die hem uijt rechter onnoselheijt ijet heeft ontgaen,
dan seijt fiscus: ‘Ick sumiteer die saecke, als ghijt nu oock doet,Ga naar voetnoot152
aen dees twee goeheeren, die de saeck verstaen;
Ga naar margenoot+ tfeijt is seer groot, ghij hebt te veel misdaen,
155[regelnummer]
men soude u nae recht met den ban schoffieren.’
Daer staet den schamelen en is gans verraen,
want die arbiters deelen mede, tsijn nu die manieren.Ga naar voetnoot157
Dan seijt de een: ‘Habet multas vaccas - wilt hem doch wat vieren;
ille no(n) est dativi casus, tamen dives - sijt verbeden;Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
accipe totum - weest hem doch wat goedertieren.’
Dan gaen se hem bestieren / tsijn nu die seeden
- maer sij en doent niet die hier te lant regieren,
want sij woonen al verde, in Persen off Meden -
daerom suldij dees pijnijghen deur al haer leden.
165[regelnummer]
Pastoren, vijsicureijten, dees ontrouwe haerders,
dees sielbewaerders / die de schapen sijn bevolen,
tsijn nu gheen huerlingen, maer schadtvergaerders,Ga naar voetnoot167
want sij geven gelt toe - wadt baettet verholen -Ga naar voetnoot168
tis slechs om die profijten - maer dit geschiet in Polen,
170[regelnummer]
ghij siet wel datse hier geen pastorijen verpachten.
Sij hebbender som drie, vier, al ist dat de schapen dolen:Ga naar voetnoot171
werdense van den wolff gestolen / sij grijpen nae die vachten!Ga naar voetnoot172
Oock en suldij dese biechtvaers niet verachten,
die nae de penninghen wachten / en nae groote bespreecken;
175[regelnummer]
die quade stercken en haer boosheijt versachten.
Teijckent oock deese predicanten die dwalingen preecken,
en dees clapachtige memorijepapen met meerder gebreecken,
die om haer baet als wouwen inden kerck gaen gaepen,
| |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
om cappelrijen te crijgen - dit sijn de treecken;
B 180[regelnummer]
en oock deese wellustige outaerpaepen,
met dees cloosterluijden, diet al inraepen
dat se mogen schraepen/: dees monnicken en begijnnen,Ga naar voetnoot182
dees nonnen, die gaern lecker eeten en(de) lang slaepen,
die en sijn nergentnae so heijlich als sij schijnnen.
185[regelnummer]
Clopsusters, die van ijpocrijtschap verdwijnen,
pijlaerbijters, matsleepsters, die hem selffs behaegen,
dat men met haer aensicht wel sielen soude pijnen,
dees suldij al voeren met helsche vlaegen.
Dees coorsangers, die alle daegen
190[regelnummer]
loopen en jaegen / uijt en in de tavaeren;Ga naar voetnoot190
die besuckt sijn met Sint Amfraes plaegen,Ga naar voetnoot191
so datse dick int slick leggen, dees Bachuijsdienaeren,
gelijck oft een deel ontijdige verckens waeren;
lollen als kaeters, maer als hem wert geschonken // ijetGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
loopen sij nae den kerck - anders loopen sij der niet gaeren -
en beginnen Godt daer te singen een droncken // liet.
Voochdijen van kercken, weesen en armen, die men proncken // siet,Ga naar voetnoot197
getijmeesters, gasthuijs- en sieckemeesters, wilt mee schrijven.
Dees cloestenaers en wert daer op gesconcken // niet,
[200][regelnummer]
die dagelijcks spelen met ronde schijven.
Teijckent mede wadt spel dees groote meesters bedrijven,
als stathouders, ruwaerden, presidenten, sofforeijnen,
die uijt den blauwen sack hem selffs gerijven;
raetsheeren, ampmannen, drossaeten, casteleijnen,Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
provoosten, meijers, hopmannen, cappiteijnen,
die excijsen, tollen ende imposten opsettenGa naar voetnoot201-6
tot belastinge der gemeenten, groot met den cleijnen,
en dit onder dexel van noot en(de) schijnende wetten;
voort: hovelinghen, banroetsen, dees groote caddetten.
210[regelnummer]
Wilt op dees smal eelingen letten / die int lant seer veel // sijn
en hem int hoochsten verheffen, dees gierige fretten;
jae, sij willen nu die overheijt vant tlant geheel // sijn,
want daer en mach nu geen voochdij, officie of casteel // sijn,
daer sijn een hoop beroijde eelinge teegen;
215[regelnummer]
al sijn sij van Keijenburch, alse slechs van geboort eel // sijn,Ga naar voetnoot215
| |||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||
sij moeten regieren, wat baettet versweegen.
Waer sijn haer edele wercken doch in gelegen,
int pomposich plegen / dobbelen, drincken en hoer // jaegen?
Hebben sij haer leenen daer eerst op vercregen,
B 220[regelnummer]
dat sij sullen bondt, fluweel, sijde, dammast op schoer // draegen?
Wat baet doense, dan dat sij den armen boer // plaegen,
daer sij souden, alst noot is, met den lantsheer int velt // sijn?
Maer sij willen heur lijff niet in sulck roemoer // waegen:
sal ment tlant beschermen, so moetet met der boeren gelt // sijn!
225[regelnummer]
Voort: schouten, bailliuwen, die vanden coninck gestelt // sijn,Ga naar voetnoot225Ga naar voetnoot225
welcken nu als gieren donnoselen verduwen
en voor beschermers der goeden nu willen getelt // sijn;
wie in huer handen compt, die mach wel gruwen!
Princepael donnoselen wertet meest verguwenGa naar voetnoot229
230[regelnummer]
- wije hier geen schult toe en heeft, die en treckt hem niet aan -Ga naar voetnoot230
al souden sij wadt versieren oft oude wrocken vernuwen,
hij heeft haest schult, die wadt mach verliesen, wij sient plaen;
maer heeft ijemant een dootslach off capitael feijt gedaen,
daer connen dees wel voor remissen off pardoen impetreren:
235[regelnummer]
om dit doen sij so en laetense sulcks deurt tlant gaen,Ga naar voetnoot235
want sij moeten selffs tadvijs geven, dats pracktiseren;
hiermede sij heur halve pacht wel conquesteren.
Sij verbien tapprenderen / heur dienaers den quaeden:
die cost en moeijt is schier so groot van dees texcusteren,
240[regelnummer]
als tgunt dat dit hem in rekening mach comen te staeden;Ga naar voetnoot240
wadt behoeven sij met dees moeijt dan te sijn belaeden,
tis veel mackelijcker een boer deur sijn buijdel te rijen.Ga naar voetnoot242
Ga naar margenoot+ Wie straft nu knevelen, straetschenden off sulcke misdaeden?
dus compt, datmen geen weegen mogen reisen off lijen
245[regelnummer]
- maar dit beurt eevenwel meest al in Turkijen
off in Moscovien / daermen sulckx nu doet.Ga naar voetnoot246
Raetsheeren, leenmannen, die ons dickmaels verblijen,
dees sal ick om haer abelheijt stellen inden helschen gloet,
diet vonnisse wijsen uijt een gierich hart verwoet;
250[regelnummer]
sij wijsen en geven raet en daet met sijn aencleven.
Compter dan een boerman, een schamelen bloet,
| |||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||
die uijt een vrij gemoet / een vadt botters mach geven,
en vraecht mijn heer raet, die seijt: ‘Daer is veel bedreven,
tgaet boven schreven / tlijff is gants verbeurt;
B 255[regelnummer]
deese saecke moet aen mijn en noch een leenman sijn gebleven,
off ghij wert als een misdader swaerlijck geconteilieurt.’
Dofficier hout hem sterck al waer hij gesteurt,
onderdes staen sijt saemen, hier wel op let;
dus clooten sij op twee baenen - ist quaelijck gekuert? -
260[regelnummer]
en(de) raecken altsaemen in des duijvels net.
Burgemeesters, reeckenmeesters, dees hooren in de wetGa naar voetnoot261
die de burgers souden voorstaen, wie soudt laecken;
deur wien tgemeen welvaren dick wert verplet,Ga naar voetnoot263
want sij soecken int regieren meest heur eijgen saecken;Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
elck wil sijn sin volgen, siet hoe dat sijt maecken,
dus blijfftet tgemeen welvaeren dickmaels verloren
ende die nering werdt verdurven, wadt baet dat kaecken;
hoe houwen sij dan den eet die sij hebben gesworen?
Schepenen, wethouders, als jugen vercorenGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
om elck ernstelijck te doen recht en justitie,
bijsonder weduwen en weesen, also wij hooren,Ga naar voetnoot271
die en doen nu nau ijemant expeditie;
hoe haer somma neefgen spelen naer haerder malitie,Ga naar voetnoot273
daer van hebben sij te lantwaert groote gebreecken.
275[regelnummer]
- Maer hier is van dien metalle geen subspitie,
ten waer dat anders ijet merckelijck waer gebleecken:
sij sijn hier te actijff, wie soudt versteecken,
want sij vergaeren alle daechs, als sijt niet en laeten.Ga naar voetnoot278
Teijckent oock mede, aenhoort mijn spreecken,
280[regelnummer]
dees pompoese, calumnieuse advocaeten,
die tvolck tgelt uijt den buijdel ontpraeten,
een ijegelijck connen raeden nae haeren sinnen,
seggende: ‘Sal icker in dienen, so en wilttet niet laeten,
ghij compt int recht, want ghij moetet winnen.’
285[regelnummer]
Sij en laeten niemant ongetroost, van buijten off van binnen;
so connen sij menigen burger en(de) boer // raen,
also lang sij tgelt hebben, twelck sij beminnen:Ga naar voetnoot287
dan laeten sij hem naeloopen en sien hem overschoer // aen.
| |||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||
Ghij en moecht schier nau eens over haer vloer // gaen,
B 290[regelnummer]
die hant moet in de tasse en(de) den buijdel moet open;
anders seggen sij: ‘Laet den vraecken boer // staen,
hij sal noch wel drie off vier jaer achter an lopen.’
Dees proccureurs en taelluyden, daer de duyvels op nopen,
heur lichticheijt en ontrouwheijt is elck openbaer;
295[regelnummer]
die de partijen jaer en dach achteraen laeten lopen,Ga naar voetnoot295
sonder naer haer saecken eens te sien, ick segt u claer;
als die boer dan compt, seijt dan: ‘Sijt ghij daerGa naar voetnoot297
Jan Dirricks, ik moet u wellecom heeten;
ick heb terstond u saecke in mijn handt gehadt, jae ick voorwaer;Ga naar voetnoot299
[300][regelnummer]
u proces staet schoon, hoort mijn vermeten,
brengt slechts gelt, ten dient niet vergeten.’
Jae al is sack en stucken altemael te soecken,
sulcks datmense onder hondert sacken niet en weten
te vinden, noch in hoornnen ofte hoecken!Ga naar voetnoot279-304
305[regelnummer]
Deese deurwaerders, daer die boeren nu op vloecken,
die sullen noch duijvels aersgadt veegen;
wiens schelmerij niet te schrijven is in hondert boecken:
men hoortse te hangen aen boomen, in allen wegen.
Notarisschen, secretarissen, ter plichticheijt genegen,
310[regelnummer]
griffiers, tresoriers, pensionarissen, wilt mee inschrijven;
roedragers, bosdragers, penlickers, tracteert mee te degen;
tollenaers, excijspachters, die mee wonder bedrijven,Ga naar voetnoot312
rentemeesters, dijckgraven, die hem selffs connen gerijven,
mergengelt- en thiendepenninckgaerders wilt niet versuijmen,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
die menighen prachel vinnen tot haerder verstijven
en deurt innemen en uijtgeven besmetten haer duijmen;
sij en schietender niet in, dit sijn die costuijmmen:
alle diensten sijn smerich, elck wil genieten,Ga naar voetnoot318
tgemeen landt draecht die cost, dit mach wel ruijmen,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
so dat de groote poelen in de cleijnen vlieten.Ga naar voetnoot320
Sarganten, diefleijders, ofte hoemense hieten,
dan van tquade aes leven, ick seght u goet ront;Ga naar voetnoot322
heijmelijcke wroegers, die men behoort te hangen aen sprieten,
nachtschouten, voert mee in der hellen gront.
325[regelnummer]
En deese gierige wracken, met giericheijt deurwont,
die sal ick noch met dat helsche laff // laven;
| |||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||
die niet en dencken dan om haer eijghen mont,Ga naar voetnoot327
slachtende den rijcken man, die noijt en gaff // gaven.Ga naar voetnoot328
Hoe sal ick dees christenen noch int helsche graff // graeven,
B 330[regelnummer]
die opten naem die sij draegen alleen betrouwen // nu
en arger dan Turcken daegelijcks haer draff // draeven,
al draegen sij tevangelium in de mouwen // nu.Ga naar voetnoot332
Wie sou mijn dit gemeen volck connen onthouwen // nu?
Haer ijdel woorden en wercken mach mijn verblijen:
335[regelnummer]
ten is niet dan opt tsant daer elck op gaet bouwen // nu,Ga naar voetnoot335
tsij mans off vrouwen // nu, sij sijn vol pertijen;
deen, seg ick, gaet benijen / en dander bestrijen,
Ga naar margenoot+ tis al vol herezijen / dus set die hel wijt open.Ga naar voetnoot338
Soeckt onder tgemeen volck mee, sonder vermijen,
340[regelnummer]
ghij sulter bedroch in vinden ontallick, bij hoopen.
Als corencopers, die dick haer eijgen coorn opcoopen,Ga naar voetnoot341
al en wilt nu niet noopen / - dat doet Godts seegen -;Ga naar voetnoot342
men sietse wel in steen en dorpen rijen en loopen
en coopent op eert compt off gewassen is te deghen;Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
sij maecken een buijdel - wie isser tegen,Ga naar voetnoot345
het sijn doude plegen / alsomen wel sien.
Wat baet dat den armen ten swaersten weegen,Ga naar voetnoot347
sij gauderender tsomplecken off, diet souden verbien;
wie darff nu spreecken voort profijt van de schamele lien,
350[regelnummer]
en mogen dees dieven nu niet wel vollen haer sacken?
Backers copen die semel bij lasten, alsomen wel sien,Ga naar voetnoot351
die sij met ongans coorn int broet gaen backen.
Brouwers, die vijff schellingsbier geven voor veertich placken,Ga naar voetnoot353
- daar sij tvolck mee verlacken / met macht sijn blijcken -Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
haer bierslijters onderwoeckeren - hoordij wel, ghij quacken -;Ga naar voetnoot355
so sijn sij dan vast ende en mogen niet wijcken,
so geeft hij hem tbier so dier als hij wil - dit sijn pracktijcken;Ga naar voetnoot357
hoe sal ickse noch pijnen in dat helsche vier // wel!
Alser dan comen dees arme borstelluij strijcken,
360[regelnummer]
die vercoopense enckelbiers borstel voor borstel vant dubbeltbier // wel.
Biertappers weten nu mee van tbrouwen die manier // wel,
wadt sij mee sonder bostel ofte petgallich dick brouwen // nuGa naar voetnoot362
| |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
en schrijven met een dubbelt crijt - sij doent oock hier // wel -;
voor men dubbelschool en achter bordeel houwen // nu.Ga naar voetnoot364
B 365[regelnummer]
Hoe die Calisvaerders rekening doen machmen aenschouwen // nu,
die met anderluij gelt vuijtvaeren en laetent thaer thuijs blijven;Ga naar voetnoot365-66
parsmeesters en sijn niet wel te betrouwen // nu,Ga naar voetnoot367
die met der porsen gelt haer eijgen coopmanschap verstijven.Ga naar voetnoot368
Trapenierders die de caerdewol connen onder die fijnen wol wrijven,
370[regelnummer]
waer deur sij beclijven / dat sij niet int verhaeren // vaeren,
die welcken heur wevers om te weven dick bekijvenGa naar voetnoot371
- som willen uijt een laecken twee of drie pont gaeren // spaeren -Ga naar voetnoot372
ick wilse om heur fraije dieverij bij mijn dienaeren // paeren,
want sij sijn valsch ende loos in haer hanteringe.
375[regelnummer]
Het sijn nu aerdiger dieven dant in voorleen jaeren // waeren,
ten hiet even wel niet langer so, maer pracktiseringe.
Molenaers sijn mee diefachtich in haer neringe,
die bij andereluijden coorn haer verckens meesten;Ga naar voetnoot378
heur coorneijerkens gelden wel, dit is studeringe,
380[regelnummer]
en sij hebben veeltijts die vetste paerden en beesten.
Deese laeckencoopers sijn mee al subtijle geesten,Ga naar voetnoot381
die ongecrompen laecken voor gecrompen slijtenGa naar voetnoot382
en setten raemen binnenshuijs, daer sij tlaecken op leesten;Ga naar voetnoot383
tbrengt hem proffijt an, al ist dat sijder darmen mee beschijten.
385[regelnummer]
Soude ick die linnelaecken coopers al haer gebreecken verwijten,
ken sout in drie daegen niet connen vertellen:
sij verderven die neeringe - wie machet spijten,Ga naar voetnoot387
haer bedroch voordert seer tproffijt der hellen.
Comens, die tslimste onder ende tbeste boven stellen,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
die connen goe soffraen van witte ouwe rijs // maecken,
die sij daer onder mengen, dees valsche gesellen;
sij sullen met haer vals wegen in des duijvels prijs // raecken.
Wie sou dimpostmaenders en(de) pachters van decxijs // laecken,Ga naar voetnoot393
wiens boossheijt te groot is hier te seggen // nu;
395[regelnummer]
dees sullen eeuwich thelsche affgrijss // smaecken,
dus en mach ick ju huijden haer booscheijt niet te vollen vuijtlegg(en) // nu.
Weerdeijns, al ist drooch weer, sij houwent in dreggen // nu,Ga naar voetnoot397
om haer gemack, al gaetet die gemeente tegen;
brootwegers crijgen thuijs leckere weggen // nu,
| |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
B [400][regelnummer]
om deur die vinger te sien, wadt baetet verswegen;
bierpeijlders, croongeltjaegers, die jichte dregen,Ga naar voetnoot401
waer deur sij niet te degen / die maet werderen;
schoenmaeckers, die mettet leer valscheijt plegen;
vleijshouwers, die schapenvleijsch vercoopen voor weren.Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Noch connen dees vleijshouwers aerdich practiseeren,Ga naar voetnoot405
- waerom ickse moet eeren / als die door mijn vercoren // sijn -
die de francijnmaeckers vercopen, daer veel op verteeren,
die vellen vande calveren eer die gebooren // sijn,
daer somtijts drie off vier gulden off te vooren // sijn;Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
dat can dees practesijns wel in mijn net // mijnen!
En oock dees ossenweijers, die in practijcken doctooren // sijn,
die connen met draijen vant hooft maecken dat de ossen vet // schijnen;Ga naar voetnoot412
tis dan al vet datmen tast; dees sullen te met // quijnen.
Timmerluij, metselaers, connen wel bij de dach // wercken,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
maer alst hoopwerck is connen sijt bet // pijnen:
sij besorgen elck na sijn gelt, somen mach // mercken.
Schrijnwerckers, hoe seer sij snercken,
connen tvolck wel met lichtwerck en quaet hout bestieren,
in dachuer futselen sij als geleerde clercken;
420[regelnummer]
dus voertse inden affgront, ghij helsche dieren.
Dees scheepmaeckers en weeten van brootdronkenschap hoe sij wellen tieren,
sij loopen en swieren / tgaet boven schreven;
den teerstock int vuijhout sij niet en vieren,Ga naar voetnoot423
al wert den schipper bedorven, wadt leijt daer an bedreven!
425[regelnummer]
Medecijns, churguijns, met al dier aencleven,Ga naar voetnoot425
versuijmen menijch mensch haer leven / en haer gesonde leen;
daer hem geen schelling aff en compt, moet men hem een croon geven;Ga naar voetnoot427
sij hebben meest Bachuijs verheven / in allen steen.
Dese smits, die welcke dat quaet ijser smeen
430[regelnummer]
en vercopent voor nieuw, ick en wilt niet heelen;Ga naar voetnoot430
dese leijdeckers, groot en(de) cleen,
die opt dack int sonneken dick leggen en speelen;Ga naar voetnoot432
maer hoe sijt riet en cleij reeckenen mach mij niet vervelen,
daerom sullen sij noch duijvels eersgadt lecken.
435[regelnummer]
Cuijpers hebben ook groote wije keelen,
| |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
dat doet die brouwers haer bier niet veel strecken;
wollewevers, die haer met dieverij bevlecken;
stoeldraijers, sackendraegers, die den tulpot beminnen.
Ga naar margenoot+ Houtsaegers sijn eendeel lichte vogels tallen plecken,Ga naar voetnoot439
B 440[regelnummer]
sij verdrinken som so veel als sij winnen.
Wielmaeckers, bloockemaekers, diemen niet so trouw en vinnen,
al gingen sijt haer in voorleden jaeren beroemen.Ga naar voetnoot442
Houtcoopers slocken de scheepmaeckers binnen,
so dat som vande scheepmaeckers tUijtkercken coemen.
445[regelnummer]
Ghij en sout mij niet veel groote schippers noemen,
off ick seg dat sijt steelen, al waert dat sij hier algelijck // waeren;
sij hebben die matschudding tot haerder vroemen,Ga naar voetnoot447
so datse heur reders bijster en hem selffs rijck // vaeren.
Wisselaers, financiers, banckiers, die tgoet met practijck // gaeren,
450[regelnummer]
goutsmeen, tinnegieters, die valschelijck assaijen,
dees suldij tsaemen tottet eeuwich versijck // spaeren.
Placsalvers, die meest niet dan leugenen craijen;Ga naar voetnoot452
coperslaegers, die voor nieuw cooper tvolck met out paijen;
dese larijcatten, die so mennighen onnutten clap // clappen;
455[regelnummer]
brousters, wrinxsters, dees wijste gaijen,
wijntappers, die tvolck dick uijt een verkeerden tap // tappen.
Hopcoopers connen die brouwers wel mede met een sotscap // cappen
met heur valsche hop; dus sullen sij noch in mijn kaecken // blaecken.Ga naar voetnoot458
Slepers, meters, die mennich onnutten snap // snappen,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
- tsluijt somtijts so veel ofter een deel quaecken // spraecken; -
snijers, die voor hem selffs hoosen van anderluij laecken // maecken:
- dies ickse met ander dieven wel verhoogen // mach -
tcompt hen selffs thuijs, dus con(n)en sij wel aent tlaecken // raecken,
noch en steelen sijt niet meer dan in haer oogen // mach.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Heeckelsters, kempsters, somen wel betogen // mach,Ga naar voetnoot465
sijn quae clappeijen, die gaern over een tant wercken;Ga naar voetnoot466
sij weeten van elcks een dat - daer om ickse wel voogen // mach -Ga naar voetnoot467
en kennen niet eens op haer eijgen schant // mercken.
Met schilders, glaesmaeckers, beeltsnijers, ist mee vant vercken,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
die met heur fantasijen tvolck stellen die vuijcken.Ga naar voetnoot470
Velledelers, die so veel van haer hant snercken,
drincken so droncken, dat sij hem die vellen laeten ontduijcken.
Keurmeesters connen nu list gebruijcken,
| |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
die aent koeijen vleijsch ruijcken / oft een tuchtich beest // is;Ga naar voetnoot474
B 475[regelnummer]
dan steecken sij met die hant in den sij, of int dun van de buijcken,Ga naar voetnoot475
daer sij aen sien off de koe calff draecht, daer die vleijshouwer off bevreest // is;
maer hoe sijt vuijl oft schoon schouwen, dat dunck mij dat meest // is
om theijlighe laff - dit sal seer tot onzer baet // baeten -;
dus machmen wel seggen dat haer dingen niet waerdigh een veest // is,
480[regelnummer]
als niemant bekeurende dan die sij met eenen grooten haet // haeten.
Appelcoopsters sullen haer dieverij veels te laet // laeten,
diet volck met meeten en weegen con(n)en neerstelijck bedriegen;
al wegen sij valschelijck, sij con(n)en wel eenen praet // praeten:
om een duijtwers waers sullen sij wel thien leugenen liegen.
485[regelnummer]
Apteeckers, cruijeniers, con(n)en tvolck met beuselingen wiegen,
die tvolck leugenen en leuren vercopen, dat van straet vergaert // is;
hoe salt met haer sielen ter hellen vliegen,
want sij geven voor een stuijver, dat geen penninck waert // is.
Lombaerden, wouckenaers, daer den duijvel off vervaert // is,
490[regelnummer]
sullen hem noch aen duijvels aersgadt veegen;
wiens groote wouckerije in de hel vermaert // is,Ga naar voetnoot491
so datse steden verderft, wadt baetet versweegen.
Suijvelcoopers, tot alle fockerij genegen,
diet suijvel te degen / thuijs sleepen bij hoopen,
495[regelnummer]
en Vriessche botter voor Hollantsche wegen,Ga naar voetnoot495
en met voorcopen alle die landen door loopen;Ga naar voetnoot496
vischwijven, die veeltijts versche visch vuijt doen roopen,
al ist dat se drie off vier daegen in de bend gelegen // heeft;
uijtdreechsters, die hem nu meest bedroopenGa naar voetnoot499
500[regelnummer]
dat se coopen / van die gheen diet qualijck gecreegen // heeft;
droochscheerders, die in valscheijt nae sijn oude pleegen // leeft;Ga naar voetnoot501
anslaegers, vellewasschers, die heur welvaeren verdrincken;Ga naar voetnoot502
mandemaeckers en seijlmaeckers, die tlavoijt te degen // geeft;Ga naar voetnoot503
speckwijven, vogelteeven, die haar cleeren van vetticheijt blincken;
505[regelnummer]
knijncoopers, die knijnen en vogels vercoopen die stincken;
messemaeckers, harnisvegers, die tegent oorloch verfroeijen;
waegeraers, schuijteboeven, dees slimme bincken.
Naijsters, spinsters, nopsters, sijn een deel lichte koeijen;Ga naar voetnoot508Ga naar voetnoot508
vollers, die tsomers haer winst verpoeijenGa naar voetnoot509
510[regelnummer]
en swinters loopen schoeijen / om den ouwen;Ga naar voetnoot510
| |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
binnenlansvaerders, soutcoopers, die tspel vermoeijen.
Linnewevers machmen tgaeren niet wel betrouwen;
steenhouwers, pottebackers, wilt mee onthouwen;
seepsieders, olijslaegers, wilt mee verclicken.
B 515[regelnummer]
Bontwerckers, pelsers, leertouwers, die valschelijck touwen,
en dees turffvoerders wil ick meer op micken,Ga naar voetnoot516
die welcke so bedriechgelijck den turff schicken:
die best uijtpicken / die leggen sij boven;
turffdregers, volsters, die den tulpot licken
520[regelnummer]
en verteerent met slicken / dat sij winnen met sloven.
Den coopman mach men niet langer geloven;
harinckpackers, vispackers, hebben vreemde kuijren;
stierluijden wilt mee in de hel vertoven,
want sij steelen van heur reders tot allen uren.
525[regelnummer]
Boeren twisten vast tegens haer gebueren,
deen dander tlant onderhueren / dan mogen sijt niet betaelen,
twelck den armen dick moeten besueren,
want sij weeten de huer uijtet suijvel niet te haelen.
Schrijft dese vischers mede, sonder faelen,
530[regelnummer]
die steelwijs visschen met anderluij netten.
Heijmelijcke boerdeelhouwers sal ick in de hel doen daelen,
die goeijluijkinderen bij wijffs mans setten;
roffsters, coppelsters, wilt mee op letten,
die goeijluijkinderen verraen - wilt hier nae loeren -
535[regelnummer]
om een nieuwe keurs, mouwen off cletten;
dees suldij altsaemen ter hellen voeren.
Dees Dortse maechden, dees heijmelijcke hoeren,
die veel rumoeren / in een stede verwecken
en willen al voor maechden deurgaen - men moetse niet roeren -
540[regelnummer]
al laeten sij haer somtijts wel in een heuckgen streckenGa naar voetnoot540
Clappers, clappeijen, dees fenijnde becken,
die niet dan achterclap vande luijden spreecken
en willen heur boossheijt met een ander decken;
sij vergeten die vlecken / van heur selffs gebreecken.
545[regelnummer]
Dees vrouwen, die nu vol pomposicheijt steecken,
moeten ses ellen laeckens tot een tabbaert geheel // hebbenGa naar voetnoot546
datse om en(de) om dubbelt compt - wat vreemder treecken! -Ga naar voetnoot547
ist mouwen, ist clet, sij moetent al van fluweel // hebben,
| |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
saijecamelot weerschijn mach nu geen deel // hebben:Ga naar voetnoot549
B 550[regelnummer]
dienstmaechden die niet veel // hebben, draegent, hier wel op let;Ga naar voetnoot550
een halsdoeck met dubbelde lubben moeten sij om haer keel // hebben,
so hooch, datter thooft met ooren gans in steeckt, met paerlen beset;
die slippen van die doeck staen om hooch, opte schouderen gespelt aent clett;
so staetse voor wijt open en grijnst als een wan,
555[regelnummer]
- al en staet dat niet maechdelijck; het hoort te bedt -
wrongen in de doeck om de huijff deur te sien, siet dit malle goet an;Ga naar voetnoot556
dit doense al om te comen onder den man!
Een hooch voorhooft te crijgen sij nu list gebruijcken:Ga naar voetnoot558
met een pocklap trecken sij nu het ouwe haer daervan;
560[regelnummer]
daer leggen sij dan vlechten van anderluij haer, dat heet men pruijcken,
dat leijt en crult so wilt, een man mach brueck opluijcken.
Dus gaen die cackjoffers haer nu vercieren,
stinckende van hoverdije - men macht wel ruijcken -
met fortigaelen in haer kuers off coelcousens, dit sijn die manieren;
565[regelnummer]
daer staettet tlijff als een clock, quaet om bestieren,
al droegen sij de tonne alle daegen:Ga naar voetnoot564-66Ga naar voetnoot566
als ghij int heijmelijck bij haer compt en behoeft se niet te vieren,
want daer isser som die so gaern onder laegen.
Wie sou die hoverdij van die mans off vrijers gewaegen?
570[regelnummer]
dees moet ick jaegen / int helsche codt,
want tis al damast datmen nu draegen;
dan hebben sij craegen / van drie oft vier gulden, - ten is geen spot! -Ga naar voetnoot572
tmoet al gevoert sijn met sije, fluweel, carmesije off camelot;
een paer hoosen van drie pont vlaems, besiet dees pronckers;
575[regelnummer]
tsilver hangt aent trappier en poeijngaerts al waert snot.
Schrijft dese jonge conventualen, dees straetjonckers,Ga naar voetnoot576
die daer loopen bij donckers / snachts en ontijen sluijpen;Ga naar voetnoot577Ga naar voetnoot577
so datse geacht werden met den dronckers,
die niet anders en doen dan sitten en suijppen,
580[regelnummer]
alle smoorpotten om wroeten, slachten de ruijppen;
con(n)en sij dan een eerlijcke dochter, een goetmans kint becruijppen,
dan ist al heel fraij; dus houwen wij de regijsters.
| |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
Dese stoepjoffers, hoe gaense som cuijpen,
dese Venuskinderen, deese ondieve vrijsters;
B 585[regelnummer]
sij en weeten niet hoe sij gaen willen, de slocklijsters;
daer sitten sij, verciert als godinnen ecxelent,
thaer op pruijcken gesnort; besiet dese kolrijsters:
al staet het wesen wadt hoerachtich, het laet proper en gent.
Dan weten sij de vrijers te beclappen die daer sijn ontrent;
590[regelnummer]
compter dan een vent / die haer wil vrijen,
ist een heckspringer, die van tharnis ruijckt: die is pertinent,Ga naar voetnoot591
anders ist: ‘Laet den platbroeck staen besien’;
al ist dat se hem somtijts schoone woorden bien,Ga naar voetnoot593
sij nement gans niet, maer setten hem schraege;
595[regelnummer]
- maer ick sie daer wonder bij nacht aff geschien,
dat sij haer laeten vellen in een hoeckgen en vallen omlaege!
Dees veruwers bruijcken haer list alle daege:
hangen tlaecken inden roock op dattet sou blau schijnen;Ga naar voetnoot598
clapten ick vande verubetten al dat ick saege,
[600][regelnummer]
ick soude beschamen dees practijsijnen.
Vergeet oock niet desen droncken swijnen,
die de besten wijnen / daegelijcks swelligen,
alle daech even droncken, so dat se quijnen
en geheel verdwijnen / gelijck verdorde telligen;
605[regelnummer]
oock dese bierbuijcken, die als verwesen welligen
met grooter naerste heur selvigen plaegen;Ga naar voetnoot606
- die sulckx niet en is, en darft hem niet belligen -Ga naar voetnoot607
dit sijn duijvels martelaers, hoort mijn gewaegen.
Dees veelluij en speelluij mijn oock wel behaegen;
610[regelnummer]
die sullen al noch claegen / en eeuwich suchten,
wanneer sij sullen voelen haer consientie knaegen
en voor die helsche vlaegen / beginnen te duchten.
Dus moechdij elck sijn gelooff sien aen sijn vruchten!Ga naar voetnoot613
Hier mee willen wij besluijten; hoort mijn gesellen:
615[regelnummer]
roert alle u aersgadt, so clincken die bellen!
finis. / lanck /: 600 / en /: 15 / regulen
|
|